In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bedreiging vond plaats op 11 januari 2020 te Haarlem, waarbij de verdachte de benadeelde partij dreigend toesprak met woorden als "Ik maak je dood" en "Ik steek je dood". De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, te vervangen door vijf dagen hechtenis bij niet-betaling. In hoger beroep werd het beroep van de verdachte op psychische overmacht verworpen, omdat niet was aangetoond dat de verdachte niet in staat was om weerstand te bieden aan de drang om te bedreigen. Het hof oordeelde dat de bedreiging van zodanige aard was dat bij de benadeelde partij redelijke vrees kon ontstaan voor zijn leven. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte strafbaar voor de bedreiging. De opgelegde straf werd vastgesteld op een voorwaardelijke geldboete van € 250,00. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in zijn vordering tot schadevergoeding en dat deze enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.