ECLI:NL:GHAMS:2024:193

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
23-003309-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling door onvoldoende bewijs van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van mishandeling van de aangever op 7 september 2020 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangever zou hebben geduwd of de bagagedrager van zijn fiets zou hebben vastgepakt, waardoor de aangever ten val zou zijn gekomen. Tijdens de zitting op 5 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke geldboete van € 500,00 had geëist.

Echter, het hof heeft geconcludeerd dat uit het dossier onvoldoende duidelijkheid bestaat over de oorzaak van de val van de aangever. De aangever had in zijn eerste verklaring aangegeven een duw in zijn rug te hebben gevoeld, maar later verklaarde hij te twijfelen aan deze herinnering. Een getuige had verklaard de verdachte te hebben gezien de bagagedrager van de fiets vast te pakken, maar het hof oordeelde dat deze getuige op een aanzienlijke afstand van het voorval was en mogelijk niet goed had kunnen waarnemen.

Gezien deze omstandigheden kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling die de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003309-21
datum uitspraak: 19 januari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-313489-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1974,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Kisteman, en de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever01] heeft mishandeld door, terwijl voornoemde [aangever01] op een fiets reed, voornoemde [aangever01] te duwen en/of de bagagedrager van de fiets van voornoemde [aangever01] vast te pakken en/of daaraan te trekken, waardoor, althans waarbij voornoemde [aangever01] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

Vrijspraak

Uit de dossierstukken wordt niet duidelijk wat de oorzaak is geweest van de val van aangever. Aangever heeft in zijn eerste verklaring gezegd dat hij een duw voelde in zijn rug. In een later stadium heeft hij verklaard dat hij daaraan is gaan twijfelen nadat hij had gehoord wat de verdachte en getuige [getuige01] hadden verklaard en dat de herinnering aan de duw een niet geheel accurate herinnering kan zijn. Getuige [getuige01] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de man (
het hof begrijpt: de verdachte) de fiets bij de bagagedrager pakte.
Het vastpakken van de bagagedrager van de fiets van aangever [aangever01] door de verdachte komt alleen voor in de verklaring van getuige [getuige01] . De raadsvrouw heeft afbeeldingen van de situatie ter plaatse overgelegd waarmee duidelijk is geworden dat deze getuige het voorval op ongeveer 66 meter afstand heeft waargenomen en wat het – beperkte - zicht vanaf die afstand is. Het hof moet er dan ook rekening mee houden dat de getuige [getuige01] de gedragingen van de verdachte niet goed heeft kunnen zien of zich vergist bij wat hij denkt te hebben waargenomen. Onder deze omstandigheden kan het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangever door aangever te duwen of de bagagedrager van de fiets vast te pakken en/of daaraan te trekken.
Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [aangever01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.349,82, waarvan € 1.849,82 ter vergoeding van materiële schade en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.518,82, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [aangever01]
Verklaart de benadeelde partij [aangever01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. R.P. den Otter en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2024.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.