Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vrijspraak
het hof begrijpt: de verdachte) de fiets bij de bagagedrager pakte.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van mishandeling van de aangever op 7 september 2020 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangever zou hebben geduwd of de bagagedrager van zijn fiets zou hebben vastgepakt, waardoor de aangever ten val zou zijn gekomen. Tijdens de zitting op 5 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke geldboete van € 500,00 had geëist.
Echter, het hof heeft geconcludeerd dat uit het dossier onvoldoende duidelijkheid bestaat over de oorzaak van de val van de aangever. De aangever had in zijn eerste verklaring aangegeven een duw in zijn rug te hebben gevoeld, maar later verklaarde hij te twijfelen aan deze herinnering. Een getuige had verklaard de verdachte te hebben gezien de bagagedrager van de fiets vast te pakken, maar het hof oordeelde dat deze getuige op een aanzienlijke afstand van het voorval was en mogelijk niet goed had kunnen waarnemen.
Gezien deze omstandigheden kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling die de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.