ECLI:NL:GHAMS:2024:1919
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid van hoger beroep
In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen een gerechtsdeurwaarder, waarbij klaagster in hoger beroep is gegaan tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had het verzet van klaagster tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzetschrift te laat was ontvangen. Klaagster betoogt dat haar hoger beroep ontvankelijk is, ondanks het feit dat artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) geen hoger beroep toestaat tegen de beslissing van de kamer.
Klaagster heeft op 2 februari 2024 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 24 januari 2024. De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweerschrift ingediend. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg ontvangen en heeft, met instemming van beide partijen, de zaak zonder mondelinge behandeling afgedaan, uitsluitend op het punt van de ontvankelijkheid.
Het hof oordeelt dat het verzet van klaagster niet-ontvankelijk is verklaard omdat het verzetschrift te laat is ingediend. Klaagster heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die de late indiening zouden rechtvaardigen, maar het hof concludeert dat er geen gronden zijn voor een doorbreking van het appelverbod. De kamer heeft de beslissing voldoende gemotiveerd en er zijn geen fundamentele rechtsbeginselen geschonden. Het hof verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk.