ECLI:NL:GHAMS:2024:1912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
200.330.654/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder en mentor in een familiekwestie met betrekking tot een dementerende rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een dementerende rechthebbende, geboren in 1931. De rechthebbende, die sinds 12 december 2022 in een zorglocatie verblijft, is de oma van de verzoekster, [eiser]. De kantonrechter had eerder op 25 april 2023 een beschikking gegeven waarbij BBT bewindvoering werd benoemd als bewindvoerder en mentor. [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, met het verzoek om zelf benoemd te worden als bewindvoerder en mentor. De [stichting], die als verweerster optreedt, heeft verzocht om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2023 is [eiser] bijgestaan door haar advocaat, mr. E.H. van den Pol, terwijl de [stichting] werd vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Mersch. Het hof heeft de rechthebbende op 30 januari 2024 gehoord, waarbij zij haar voorkeur heeft uitgesproken voor [eiser] als bewindvoerder en mentor. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de rechthebbende's voorkeur moet worden gerespecteerd, er twijfels zijn over de geschiktheid van [eiser] als bewindvoerder, gezien haar financiële handelingen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd voor wat betreft de benoeming van BBT als bewindvoerder, maar de benoeming van [eiser] als mentor goedgekeurd, met ingang van 23 juli 2024.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de voorkeur van de rechthebbende, maar ook de noodzaak om de geschiktheid van de benoemde personen zorgvuldig te overwegen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de voorzitter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.330.654/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 10304821 BM VERZ 23-216 en 10286277 MB VERZ
23-30 MV
beschikking van de meervoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E.H. van den Pol te Purmerend
en
Stichting de [stichting],
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: De [stichting] ,
advocaat: mr. M.F. van der Mersch te Amsterdam.
Het hof heeft als (overige) belanghebbenden in deze zaak aangemerkt:
- [rechthebbende] (verder te noemen: de rechthebbende);
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 2] ;
- [belanghebbende 3] ;
- [belanghebbende 4] ;
- [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] van BBT bewindvoering (verder ook te noemen: de bewindvoerders en mentoren).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Zaanstad) (hierna: de kantonrechter) van 25 april 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
[eiser] is op 25 juli 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 25 april 2023.
2.2
De [stichting] heeft op 20 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 11 december 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [eiser] , bijgestaan door mr. Van den Pol;
- [X] namens De [stichting] , bijgestaan door mr. Van Der Mersch;
- [belanghebbende 4] ;
- [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] namens BBT bewindvoering.
2.4
Na de mondelinge behandeling is [belanghebbende 1] alsnog aangemerkt als belanghebbende, met toezending van alle stukken. Zij is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk verweer te voeren. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.
2.5
De rechthebbende is op 30 januari 2024 door de voorzitter in woon- en zorglocatie
[zorglocatie] in [plaats A] (onderdeel van Stichting De [stichting] ) in het bijzijn van de griffier gehoord. Van dit verhoor is een proces-verbaal opgemaakt en aan alle belanghebbenden verzonden, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk te reageren.
2.6
Het hof heeft een schriftelijke reactie van de zijde van [eiser] van 11 maart 2024 ontvangen.
2.7
Het hof heeft een schriftelijke reactie van de zijde van De [stichting] van 12 maart 2024 ontvangen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1931. De rechthebbende is de oma van [eiser] en [belanghebbende 1] . Zij is dementerende en verblijft sinds 12 december 2022 in [zorglocatie] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [eiser] en De [stichting] de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens de geestelijke of lichamelijke toestand van de rechthebbende en een mentorschap ingesteld ten behoeve van haar. [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] van BBT bewindvoering zijn benoemd tot bewindvoerders en mentoren.
4.2
[eiser] verzoekt (zo begrijpt het hof) om met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haarzelf te benoemen als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, haar voorts te benoemen als mentor en de jaarvergoeding voor een bewindvoerder vast te stellen op € 675,-, kosten rechtens
4.3
De [stichting] verzoekt om het hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter die het bewind instelt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
Op grond van artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter die het mentorschap instelt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna, een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De standpunten
5.3
[eiser] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter om BBT bewindvoering te benoemen als bewindvoerder en mentor van de rechthebbende. De wens van de rechthebbende is dat [eiser] haar bewindvoerder en mentor is en aan deze voorkeur dient gewicht te worden toegekend. [eiser] is betrokken, zij geeft om de rechthebbende en bezoekt haar regelmatig. Zij heeft zich bovendien bereid verklaard om de bewindvoering en het mentorschap op zich te nemen.
5.4
De [stichting] meent dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen. Er is sprake van spanningen binnen de familie van de rechthebbende en sinds de benoeming van BBT bewindvoering tot bewindvoerder en mentor is er meer rust bij en rondom de rechthebbende ontstaan. Zowel de financiën als de beslissingen rondom de zorg moeten volgens
De [stichting] worden uitgevoerd door een onafhankelijke derde.
5.5
[belanghebbende 4] heeft verklaard het liefste te hebben dat [eiser] benoemd wordt tot bewindvoerder en mentor, waarbij het mentorschap voor haar het belangrijkste is.
De beoordeling door het hof
5.6
In hoger beroep staat het instellen van het bewind en het mentorschap bij de rechthebbende als zodanig niet ter discussie. In zoverre is de beschikking van de kantonrechter niet bestreden. Het hof moet zich evenwel buigen over de vraag of er reden is [eiser] met de uitvoering ervan te belasten, zoals zij in hoger beroep verzoekt, of dat BBT bewindvoering bewindvoerder en mentor moet blijven.
5.7
De rechthebbende heeft in het verhoor op 30 januari 2024 te kennen gegeven dat zij het goed vindt dat [eiser] en [belanghebbende 1] , haar kleindochters waarmee zij contact heeft, voor haar zorgen en op haar centjes passen. Het hof overweegt dat gelet op het ziektebeeld van de rechthebbende haar verklaring met de nodige voorzichtigheid dient te worden geïnterpreteerd. Desondanks is het hof van oordeel dat afgaande op deze verklaring kan worden geconcludeerd dat het de voorkeur van de rechthebbende heeft dat een van haar kleindochters (of in elk geval een familielid) wordt benoemd tot haar bewindvoerder en mentor. Het hof stelt vast dat in deze procedure alleen [eiser] heeft verzocht om benoemd te worden tot bewindvoerder en mentor en zich hiertoe bereid verklaard. [belanghebbende 1] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hiertegen geen verweer gevoerd.
5.8
Ten aanzien van het mentorschap overweegt het hof dat het, conform het stelsel van de wet, in beginsel de voorkeur verdient als iemand die het vertrouwen geniet van de rechthebbende het mentorschap op zich kan nemen. Dat is ten aanzien van [eiser] het geval. De belanghebbende [belanghebbende 4] heeft de wenselijkheid van de benoeming van [eiser] tot mentor onderschreven. Niet gebleken is dat [eiser] daartoe ongeschikt is. Naar het oordeel van het hof heeft De [stichting] haar zorgen over de benoeming van [eiser] tot mentor onvoldoende onderbouwd. Ook de spanningen tussen de familieleden leiden niet tot het oordeel dat [eiser] niet geschikt is voor de taak van mentor. Allereerst lijken deze spanningen te zijn afgenomen sinds het moment van de zitting bij de kantonrechter. Deze spanningen kunnen verder weliswaar vervelend zijn voor de rechthebbende en de familie, maar niet is gebleken dat de belangen van de rechthebbende van niet-vermogensrechtelijke aard hierdoor worden geschaad. Verder heeft [eiser] ter zitting verklaard [belanghebbende 1] niet te zullen buitensluiten en haar van alles op de hoogte te zullen stellen als zij mentor wordt. Bij deze stand van zaken zal de door de rechthebbende geuite voorkeur in die zin worden gehonoreerd. Het hof zal de bestreden beschikking hierom vernietigen ten aanzien van de benoeming van BBT tot mentor en in plaats daarvan [eiser] benoemen als mentor van de rechthebbende.
5.9
Het hof zal om praktische redenen, ten behoeve van een behoorlijke overdracht van het mentorschap, de benoeming van [eiser] laten ingaan 14 dagen na deze beschikking.
5.1
Voor de bewindvoering ligt dit anders. Ter zitting in hoger beroep is door [eiser] naar voren gebracht dat zij voor de rechthebbende een geldbedrag van haar rekening heeft opgenomen om te kunnen besteden aan de verjaardagen van de rechthebbende en dat zij dit geldbedrag – naar het hof begrijpt: voor de rechthebbende – in een geldkistje in haar eigen huis bewaart. Desgevraagd heeft zij verklaard dat dit een geldbedrag van tussen de
€ 2.500,- en € 3.000,- zou kunnen zijn. De huidige bewindvoerders hebben daarop medegedeeld niet op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van dit geldbedrag en in de veronderstelling te zijn dat de rechthebbende geen financiële buffer heeft, terwijl er wel sprake is van een aantal schulden, waaronder een schuld aan de Belastingdienst.
Gelet op het voorgaande is bij het hof twijfel ontstaan over de geschiktheid van [eiser] als bewindvoerder van de rechthebbende. Hierom zijn er gegronde redenen om de door betrokkene geuite voorkeur te dier zake niet te volgen. Nu overigens niet gesteld of gebleken is dat de huidige bewindvoerder zijn taak tot op heden niet goed en kundig heeft uitgeoefend, ziet het hof geen aanleiding een andere bewindvoerder te benoemen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
5.11
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en waarbij [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , vennoten van BBT bewindvoering ook vanaf 23 juli 2024 nog als mentor(en) van genoemde [rechthebbende] zijn benoemd, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt ten behoeve van [rechthebbende] met ingang van 23 juli 2024 tot mentor als bedoeld in art. 1:452 BW:
[eiser]
[straat]
[postcode] [plaats A]
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, A.N. van de Beek en W.F. Groos, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 9 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.