ECLI:NL:GHAMS:2024:1912
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming van bewindvoerder en mentor in een familiekwestie met betrekking tot een dementerende rechthebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een dementerende rechthebbende, geboren in 1931. De rechthebbende, die sinds 12 december 2022 in een zorglocatie verblijft, is de oma van de verzoekster, [eiser]. De kantonrechter had eerder op 25 april 2023 een beschikking gegeven waarbij BBT bewindvoering werd benoemd als bewindvoerder en mentor. [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, met het verzoek om zelf benoemd te worden als bewindvoerder en mentor. De [stichting], die als verweerster optreedt, heeft verzocht om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2023 is [eiser] bijgestaan door haar advocaat, mr. E.H. van den Pol, terwijl de [stichting] werd vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Mersch. Het hof heeft de rechthebbende op 30 januari 2024 gehoord, waarbij zij haar voorkeur heeft uitgesproken voor [eiser] als bewindvoerder en mentor. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de rechthebbende's voorkeur moet worden gerespecteerd, er twijfels zijn over de geschiktheid van [eiser] als bewindvoerder, gezien haar financiële handelingen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd voor wat betreft de benoeming van BBT als bewindvoerder, maar de benoeming van [eiser] als mentor goedgekeurd, met ingang van 23 juli 2024.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de voorkeur van de rechthebbende, maar ook de noodzaak om de geschiktheid van de benoemde personen zorgvuldig te overwegen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de voorzitter.