ECLI:NL:GHAMS:2024:1867
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid van hoger beroep
In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een gerechtsdeurwaarder, waarbij klager in hoger beroep is gegaan tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had het verzet van klager tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer ongegrond verklaard. Klager was het niet eens met deze beslissing en wilde dat zijn klacht opnieuw in behandeling werd genomen. Echter, volgens artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat hiertegen geen hoger beroep open. Klager had op 28 januari 2024 een beroepschrift ingediend, maar de gerechtsdeurwaarder had op 15 april 2024 een verweerschrift ingediend over de ontvankelijkheid. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 20 juni 2024, waarbij klager via videoverbinding aanwezig was, maar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder niet. Het hof concludeerde dat er geen gronden waren voor een doorbreking van het appelverbod, aangezien klager niet had aangetoond dat er fundamentele rechtsbeginselen waren geschonden. Het hof verklaarde het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk, omdat klager al zijn bezwaren bij de kamer had kunnen inbrengen en er geen formele gebreken waren geconstateerd in de eerdere beslissingen.