ECLI:NL:GHAMS:2024:1828

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.330.067/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vernietiging van een arbeidsovereenkomst wegens dwaling en ontslag op staande voet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een arbeidsovereenkomst tussen Waternet en [geïntimeerde]. Waternet had de arbeidsovereenkomst op 13 september 2022 vernietigd op grond van dwaling en had tevens ontslag op staande voet verleend. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was gegeven. Waternet ging in hoger beroep en voerde aan dat [geïntimeerde] bij zijn indiensttreding op 7 juli 2022 op de hoogte was van zijn ernstige gezichtsveldbeperkingen, die hem ongeschikt maakten voor zijn functie als brug- en sluisbedienaar. Het hof oordeelde dat Waternet onvoldoende had aangetoond dat [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat zijn oogaandoening hem ongeschikt maakte voor de functie. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was vernietigd en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was gegeven. Het hof verlaagde de billijke vergoeding van [geïntimeerde] van € 15.000,- naar € 5.000,- en bekrachtigde de overige beslissingen van de kantonrechter. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.330.067/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10181584 EA VERZ 22-680
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 juli 2024
inzake
STICHTING WATERNET,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.A.M. van den Brand te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. G. Farnoud te Dordrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Waternet en [geïntimeerde] genoemd.
Waternet is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op
24 juli 2023, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder bovengenoemd zaaknummer op 25 april 2023 heeft gegeven en op 22 juni 2023 heeft verbeterd (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en primair voor recht zal verklaren dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst op 13 september 2022 wegens dwaling, althans het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, dat de netto loonbetalingen door Waternet over de periode 7 juli 2022 tot en met 13 september 2022 aan [geïntimeerde] onverschuldigde betalingen betreffen, dat de betalingen door Waternet uit hoofde van de bestreden beschikking onverschuldigde betalingen betreffen, voorts dat het hof [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Waternet van de netto loonbetalingen van € 5.654,75 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de te geven beschikking tot aan de dag van voldoening, en dat het hof [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Waternet van de uit hoofde van de bestreden beschikking verrichte netto betalingen van € 14.685,36 ter zake van transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de te geven beschikking tot aan de dag van terugbetaling. Subsidiair heeft Waternet verzocht de billijke vergoeding te matigen tot nul, althans tot een door het hof te bepalen bedrag lager dan € 15.000,- bruto, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Waternet van de door [geïntimeerde] ten onrechte ontvangen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de te geven beschikking tot aan de dag van terugbetaling. Zowel primair als subsidiair heeft Waternet, ten slotte, verzocht [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, met wettelijke rente, en alles uitvoerbaar bij voorraad voor zover mogelijk.
Op 14 december 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met bijlagen, tevens houdende incidenteel appel en vermeerdering van verzoek, van [geïntimeerde] ingekomen. Dit verweerschrift strekt ertoe dat het hof de gronden van het beroep (hierna: grieven) zal verwerpen en de verzoeken van Waternet, zowel primair als subsidiair, zal afwijzen, en de bestreden beschikking uitsluitend zal vernietigen voor zover daarbij de aan [geïntimeerde] toekomende billijke vergoeding is bepaald op
€ 15.000,- bruto, en - opnieuw rechtdoende - deze billijke vergoeding zal bepalen op
€ 47.911,08 bruto en Waternet zal veroordelen tot betaling van het resterende bedrag van € 32.911,08 aan billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de te geven beschikking tot aan de dag van betaling en de bestreden beschikking voor het overige zal bekrachtigen, alles met veroordeling van Waternet in de kosten van het hoger beroep, zowel in principaal als in incidenteel appel, en uitvoerbaar bij voorraad.
Op 12 januari 2024 is van de zijde van Waternet een verweerschrift in incidenteel appel ter griffie van het hof ingekomen. Daarin heeft Waternet geconcludeerd tot verwerping van de gronden in incidenteel appel (hierna: grieven), met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van geding in incidenteel appel.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 januari 2024. Bij die gelegenheid hebben de in de aanhef van deze beschikking genoemde advocaten namens partijen het woord gevoerd, ieder aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Partijen hebben voorts enige vragen van het hof beantwoord.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.11 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 1 in principaal appelkomt Waternet op tegen de vaststelling onder 1.6 en 1.7 dat [geïntimeerde] zich op 24 augustus 2022 heeft willen ziekmelden en dat Waternet geen ziekmelding heeft geregistreerd. Nu partijen hierover blijven twisten, staat hetgeen onder 1.6 en 1.7 van de bestreden beschikking is vermeld tussen hen niet vast, zodat grief 1 in principaal appel slaagt. Het hof zal bij de weergave van de feiten hiermee rekening houden. Met
grief 1 in incidenteel appelkomt [geïntimeerde] op tegen de vaststelling van de kantonrechter onder 1.4 dat [geïntimeerde] in 2013 en in 2021 aan de ogen is geopereerd. Volgens [geïntimeerde] is dat niet correct. Hij stelt dat hij op 7 februari 2014 aan zijn rechteroog en op 24 oktober 2014 aan zijn linkeroog is geopereerd en verwijst in dit verband naar een tweetal documenten genaamd Specialistenbericht van 7 februari 2014 en 24 oktober 2014 van oogarts [naam 1] . Ook deze grief slaagt nu uit voornoemde documenten de juistheid van de stelling van [geïntimeerde] blijkt en Waternet die stelling niet heeft betwist. Het hof zal bij de weergave van de tussen partijen vaststaande feiten ook hiermee rekening houden. Voor het overige bestaat over de juistheid van de door de kantonrechter genoemde feiten geen geschil, zodat ook het hof daarvan - voor zover in hoger beroep van belang - zal uitgaan, met dien verstande dat bij de beoordeling van het hoger beroep ook enkele andere, hierna te noemen, feiten zullen worden betrokken die tussen partijen niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
[geïntimeerde] , geboren [geboortedatum] , heeft de opleiding Binnenvaartschool gevolgd. Hij heeft van 30 juli 2001 tot 30 mei 2022 gewerkt bij Swets Maritiem B.V. (hierna: Swets) als brug- en sluiswachter en veerpontschipper.
2.2
Nadat [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst bij Swets had opgezegd, heeft hij van 1 tot 10 juni 2022 gewerkt als sluiswachter bij Havenbedrijf Amsterdam (hierna: Port of Amsterdam). Port of Amsterdam heeft de arbeidsovereenkomst gedurende de proeftijd beëindigd.
2.3
[geïntimeerde] heeft, eerst op 22 maart 2022 en nadien op 21 juni 2022, sollicitatie-gesprekken gevoerd met Waternet, waarna hij met ingang van 7 juli 2022 als [functie] in dienst is getreden van Waternet. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd en liep tot 6 juli 2023; de arbeidsduur was 36 uur per week en het salaris bedroeg € 2.500,- bruto per maand exclusief emolumenten. In de arbeidsovereenkomst was een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid opgenomen met de wettelijke opzegtermijn.
2.4
[geïntimeerde] lijdt al jarenlang aan glaucoom, een chronische oogaandoening met gezichtsvelddefecten. Hij is op 7 februari 2014 aan zijn rechteroog en op 24 oktober 2014 aan zijn linkeroog geopereerd.
2.5
Nadien heeft [geïntimeerde] ieder jaar oogcontroles gehad. [geïntimeerde] is vanaf 2014 tot juli 2021 voor zijn ogen onder behandeling geweest bij het VU University Medical Center (VUmc ). Vervolgens is [geïntimeerde] doorverwezen naar Eyescan voor overname van de behandeling. Op 10 maart 2022 heeft [geïntimeerde] bij Eyescan een controle gehad. Deze controle is verricht door [naam 2] (hierna: [naam 2] ), als oogarts verbonden aan Eyescan te [plaats 3] . Het verslag dat [naam 2] van deze controle heeft opgesteld, luidt als volgt, voor zover van belang:
“10.03.2022
eindstadium glaucoom, overname VUmc/AMC
Voorgeschiedenis:
ODS: primair open kamerhoek glaucoom waarvoor glaucoomoperatie: TE (dr [naam 1] , VUmc) (…)
gezichtsveldonderzoek; centrale rest.
Oogheelkundig onderzoek op 10-03-2022:
(…)
Conclusie: lage oogdrukken bij eindstadium glaucoom ODS
Controle 6 maanden en gezichtsveldonderzoek (…)”
2.6
Op 23 augustus 2022 heeft [geïntimeerde] wederom oogarts [naam 2] bezocht voor een periodieke controle. [naam 2] heeft na aanvullend onderzoek geconstateerd dat [geïntimeerde] “legaal blind” is. Een door [naam 2] opgesteld verslag van dat onderzoek luidt als volgt, voor zover van belang:
“23.08.2022
eindstadium glaucoom, controle + gezichtsveldonderzoek
Voorgeschiedenis:
ODS: primair open kamerhoek glaucoom waarvoor glaucoomoperatie: TE (dr [naam 1] , VUmc) (…)
gezichtsveldonderzoek; centrale rest.
Oogheelkundig onderzoek op 23-8-2022:
(…)
Conclusie: lage oogdrukken bij eindstadium glaucoom ODS, gezien gezichtsvelddefecten in 10-2 gebied: legaalblind
Controle 6 maanden (…)”
2.7
In een gesprek op 24 augustus 2022 met zijn leidinggevende [naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft [geïntimeerde] meegedeeld dat de oogarts hem heeft geadviseerd te stoppen met zijn werk als brug- en sluisbedienaar. [geïntimeerde] heeft na 24 augustus 2022 niet meer gewerkt.
2.8
Op 13 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [geïntimeerde] , [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 4] ), HR-adviseur bij Waternet. In dat gesprek heeft [geïntimeerde] verklaard dat door de nieuwe arts die hij ‘sinds begin dit jaar heeft’, is aangegeven ‘dat hij zeker niet in de nacht meer zou moeten gaan werken’, zo blijkt uit een van dat gesprek door [naam 4] gemaakte gespreksnotitie van 13 september 2022. In dat gesprek is [geïntimeerde] verweten dat hij nimmer melding heeft gemaakt van zijn handicap/beperking, dat dit ontoelaatbaar is ook gezien de schade die berokkend had kunnen worden aan derden en dat het dienstverband om die reden wordt beëindigd.
2.9
Bij brief van 13 september 2022 heeft Waternet de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op grond van dwaling vernietigd, althans de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een dringende reden. Waternet heeft in de brief gewezen op het gebrekkige functioneren van [geïntimeerde] in de periode vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst, op het oordeel van de bedrijfsarts dat er al geruime tijd sprake moet zijn geweest van structurele visuele beperkingen, dat [geïntimeerde] de overeengekomen arbeid niet langer kan verrichten en dat het risico op levensgevaarlijke situaties aanwezig is. [geïntimeerde] is in de brief verweten dat hij zijn visuele beperkingen (opzettelijk) heeft verzwegen terwijl hij wist dat zijn gezondheidstoestand de te verrichten werkzaamheden ernstig en voorgoed zou belemmeren. Met betrekking tot de aangevoerde dringende reden luidt de brief als volgt, voor zover van belang:
“(…) Tot slot berichten wij je aanvullend nog dat wij, naast de voorgaande vernietiging (wegens dwaling, hof), van mening zijn dat jouw handelen c.q. nalaten ons anders een dringende reden geeft jouw dienstverband met onmiddellijke ingang te beëindigen. Om die reden zeggen wij hierbij subsidiair de arbeidsovereenkomst met ingang van vandaag 13 september 2022 op. (…)”
2.1
Namens [geïntimeerde] is geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet waarna tussen de gemachtigde van [geïntimeerde] en Waternet is gecorrespondeerd.
2.11
Bij brief van 16 februari 2023 heeft [naam 5] , HR Business Partner bij Port of Amsterdam, in antwoord op gestelde vragen aan de advocaat van [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
1.
Heeft de heer [geïntimeerde] gedurende zijn dienstverband bij Port of Amsterdam in ploegendiensten (ochtend, avond en nacht) gewerkt?
Ja, meneer [geïntimeerde] heeft gedurende zijn dienstverband in de volcontinu ploegendienst gewerkt. Wij kennen een rooster van 2 x ochtend (0600 – 1400), 2x middag (1400 – 2200 uur) en 2 x nacht (2200 -0600 uur) gevolgd door 4 roostervrije dagen.
2.
Kunt u verklaren of de heer [geïntimeerde] tijdens de ploegendiensten zonder problemen functioneerde? Hiermee doel ik op problemen voor wat betreft mogelijke beperkingen aan zijn ogen, althans voor zover dat voor Port of Amsterdam bekend zou zijn.
Het werken van de diensten in ploegendienst was geen probleem. Bij ons waren eventuele problemen aan zijn ogen niet bekend.
3.
Was Port of Amsterdam tevreden over het functioneren van de heer [geïntimeerde] ? Zo ja, waarom? Zo niet, waarom niet en waaruit blijkt dat?
Nee, wij waren niet tevreden. Tijdens het inwerken bleek het werk te hoog gegrepen. Meneer kon zich de nieuwe taken niet eigen maken. Meneer gaf zelf ook aan dat het werk moeilijker was dan hij had verwacht. Daarnaast bleek meneer fysieke klachten aan zijn voeten te hebben, waardoor hij een deel van zijn functie als Sluiswachter niet naar behoren kon uitvoeren, namelijk de ‘mobiel taak’, waarbij schepen vanaf de sluismuur worden begeleid.
4.
Wie heeft het initiatief tot beëindiging van het dienstverband genomen en wat was de reden daarvoor?
Port of Amsterdam heeft het contract in de proeftijd beëindigd. Zie vraag 3 voor de redenen. (…)”
2.12
Bij brief van 28 februari 2023 heeft [naam 6] , HR Manager bij Blue Amigo, namens Swets, in antwoord op gestelde vragen aan de advocaat van [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Gemeente [plaats 4] (Pont Akersloot)
De heer [geïntimeerde] heeft op deze pont kort ingewerkt in mei, 2021 maar heeft geen vaste diensten gedraaid als schipper op deze pont. De heer [geïntimeerde] had recentelijk zijn vaarbewijs gehaald, het niet inwerken is niet gestaakt als gevolg van de beperking van de ogen, maar het nog onvoldoende onder de knie krijgen van het varen met dit schip (…)
Gemeente [plaats 5] ( [plaatsen] )
Vraag 1: De heer [geïntimeerde] heeft op deze bruggen diensten gedraaid die in de winter op zijn vroegst om 08:00 uur starten tot op zijn laatst om 19:00 uur eindigen, in de zomer is dit 07:00 uur en 21:00 uur.
Vraag 2: Voor zover ons bekend heeft [geïntimeerde] geen problemen gehad in zijn functioneren als gevolg van een beperking aan de ogen.
Vraag 3: Wij hebben geen documentatie en daarom geen reden om aan te nemen dat er onvrede was over het functioneren van de heer [geïntimeerde] vanuit Swets ODV Maritiem danwel haar opdrachtgever Gemeente [plaats 5] .
Vraag 4: De opdracht is geëindigd door de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de heer [geïntimeerde] . (…)”
2.13
Bij brief van 28 februari 2023 heeft [naam 7] (hierna: [naam 7] ), als oogarts verbonden aan Eyescan te [plaats 3] , namens diens collega [naam 2] , in antwoord op een aantal vragen aan de advocaat van [geïntimeerde] onder het meer het volgende geschreven:
“(…) De heer [geïntimeerde] wordt door artsen (…) als maatschappelijk of wettelijk blind beschouwd vanwege een ernstige beperking van het gezichtsveld van beide ogen. Hij heeft zogenaamd ‘tunnelzicht of kokerzicht’, dat wil zeggen dat er een centrale rest van het gezichtsveld aanwezig is, maar dat het perifere gezichtsveld geheel verloren is. De visus ofwel gezichtsscherpte van het rechteroog is 0,4 (40 procent) en de visus of gezichtsscherpte van het linkeroog is nagenoeg 1,0 (100 procent). Op de visuskaart (dus een letterkaart op 6 meter afstand) heeft hij dus een beperkte visus rechts en een goede visus links. Door het kokerzicht is hij dus ernstig beperkt in het visuele functioneren. (…)”
2.14
Bij brief van 1 maart 2023 heeft [naam 7] in antwoord op gestelde vragen aan de advocaat van [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“(…) In antwoord op uw aanvullende vragen kan ik u het volgende meedelen:
Ad 1 en 2: op 10-3-202 (2022, hof) moet er zeer waarschijnlijk ook al wettelijke blindheid aanwezig zijn geweest. Echter collega [naam 2] beschikte op dat moment enkel over de informatie dat er een vergevorderd stadium van glaucoom beiderzijds was met een centrale gezichtsveldrest beiderzijds. De heer [geïntimeerde] was namelijk tot 2021 in het VUmc onder controle. Over de precieze omvang van de centrale gezichtsveldrest kon collega [naam 2] in maart 2020 nog geen uitspraak doen, omdat er geen recent gezichtsveldonderzoek was. Hij heeft daarom na verrichten van gezichtsveldonderzoek op 23-08-2022 volgens de aantekeningen in het dossier met de heer [geïntimeerde] besproken dat het gezichtsveld dusdanig beperkt was dat er sprake was van wettelijke blindheid.
Ad 3: Het is zeer aannemelijk dat het gezichtsveldonderzoek van 2022 onveranderd is t.o.v. de eerder verrichte gezichtsveldonderzoeken in het VUmc. Om dat met zekerheid te weten is beoordeling van de uitslagen van de gezichtsveldonderzoeken van het Vumc nodig. Blijkbaar was de heer [geïntimeerde] verrast door de mededeling van collega [naam 2] dat sprake was van wettelijke blindheid. Of de heer [geïntimeerde] daarover al eerder ingelicht was door de oogartsen van het Vumc, zou u bij het VUmc moeten navragen. Wel is het zo dat veel glaucoom patiënten met ernstige gezichtsveldbeperking zelf niet altijd in de gaten hebben dat de visuele beperking ernstig is. De hersenen adapteren aan de situatie en vullen de blinde vlekken in het gezichtsveld als het ware aan. (…)”
2.15
Bij brief van 22 maart 2023 heeft [naam 8] (hierna: [naam 8] ), als oogarts verbonden aan Expertise Centrum MediLibra te Amsterdam, in antwoord op een aantal vragen aan de advocaat van Waternet onder het meer het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van uw mail van 17 maart j.l. waarin u mij een aantal vragen stelt over een casus die bij u in behandeling is betreffende een voormalig werknemer van Waternet, kan ik u als volgt antwoorden:
1.
Kunt u uitleggen wat ‘eindstadium glaucoom’ betekent?
Dit betekent dat door de relatief hoge oogboldruk er een sterk concentrisch gezichtsveld-uitval is ontstaan, met nog slechts een centraal restje van het gezichtsveld (zogenaamd kokerzien), waarbij deze schade aan het gezichtsveld onherstelbaar is, ondanks drukverlagende therapie in de vorm van chirurgie (filterblaas) of oogdruk verlagende druppeltherapie (glaucoom druppels). (…)
2.
Staat de term ‘eindstadium glaucoom’ gelijk aan de term ‘legaal blindheid’? Zo niet, waarin verschillende beide termen?
Men kan spreken van legaal blindheid, indien de glaucomateuze schade zich uiteindelijk ook uitbreidt tot in het centrale gezichtsveld: dan kan men niet meer spreken van een functioneel ziend oog. In dit geval is hiervan sprake, meer nog in het rechter oog dan in het linker oog, met ook centrale uitval: men is dan ook niet meer geschikt voor het rijden met een auto. In dit geval was er sprake van een dermate ernstig glaucoom, dat men kan spreken van legaal blindheid en loopt dus parallel aan een functioneel zeer slechte visus functie van beide ogen, rechts meer dan links.
3.
Kunt u in ‘Jip en Janneke’ taal uitleggen wat de medische situatie van de werknemer was in maart 2022 en augustus 2022? Wat wordt er bijvoorbeeld bedoeld met “OCT-papillen en gcc: zeer afwijkend (slechte fixatie OD)”? En wat was het gezichtsveld van de werknemer in maart 2022 en augustus 2022?
Met de opmerking OCT papillen en gcc zeer afwijkend wordt bedoeld, dat door het langer bestaande glaucoom (relatief te hoge oogboldruk), de oogzenuw (en de oogzenuw vezel laag) fors verdund is geraakt en derhalve heel veel functieverlies heeft opgelopen. De oogzenuw is centraal geheel uitgeponsd (uitgehold), waarbij van de oorspronkelijke 1.2 miljoen oogzenuw vezeltjes er nog maar een paar procent zijn functie heeft kunnen behouden en dan wel met name in het centrale deel van het netvlies, waardoor er nog een centrale rest functionaliteit blijft bestaan, waardoor men nog net iets kan zien en lezen in lichte omstandigheden, maar er is sprake van een zogenaamd kokerzien, zodat men geen goed blikveld meer over heeft buiten dit centrale (rest) gezichtsveld. De gezichtsvelden schetsen een beeld van zeer grote perifere uitval met behoud van een centraal restjes, met name in het rechter oog, bestaat er zeer veel uitval en dit is naar alle waarschijnlijkheid al langer bestaande en min of meer stabiel, na de laatste operatie in 2021 (Vu, oogarts dr. [naam 1] ), waarbij men door een filterblaas operatie de oogboldruk onder de 10 heeft weten te krijgen in beide ogen, waardoor de progressieven uitval kon worden afgeremd. Dus hoe lager de druk (liefst wel boven de 5), hoe beter men is beschermd tegen verdere gezichtsvelduitval.
4.
In welk opzicht was de medische situatie van de werknemer in maart 2022 anders dan zijn medische situatie in augustus 2022? Is de medische situatie in die maanden stabiel gebleven of (ernstig) verslechterd, en zo ja op welke punten?
Zie boven, naar alle waarschijnlijkheid bestaat het kokerzien al geruime tijd (zeker 2 jaar) en is niet veel veranderd in de laatste twee jaar. Wel heeft de glaucoom ingreep (…) er voor gezorgd, dat de betrokkene niet geheel blind is geraakt door de aanwezigheid van het ernstige glaucoom, in combinatie met de (relatief) verhoogde oogboldruk. (…) Naar verwachting is bij betrokkene het gezichtsveld over geheel 2022 stabiel slecht gebleven, rechts meer dan links.
5.
Als er op 23 augustus 2022 sprake was van ‘legaal blindheid’, is het dan aannemelijk dat de werknemer twee maanden eerder ook al legaal blind was? Binnen welk tijdsbestek ontstaat legaal blindheid?
Zie als boven beschreven: er is een zeer grote kans dat de medische situatie over geheel 2022 min of meer stabiel slecht is geweest. Er is, gezien de beschreven oogboldrukken, gezichtsvelden en beschrijving van de oogzenuw, geen aanleiding om te veronderstellen, dat er in het jaar 2022 grote verschillen zijn opgetreden in de oogheelkundige situatie. Om in het kort te zeggen, de zeer uitgebreide gezichtsvelduitval, met nog slechts een centrale rest, als gevolg van ernstig glaucoom, rechts meer dan links, heeft het gehele jaar 2022 in deze vorm zijn beslag gehad, er is geen aanleiding om te veronderstellen, dat deze situatie in de loop van 2022 significant is veranderd. Er was dus reeds sprake van legaal blindheid ook al in maart 2022 indien dit werd geconstateerd in augustus 2022.
6.
Kon de werknemer in maart 2022 en in de zomer van 2022 situaties adequaat en tijdig inschatten, overzicht behouden (dus niet alleen een brug recht voor zich maar ook andere (vaar-)weggebruikers in de ooghoeken in de gaten houden) en anticiperen op onverwachte veranderingen buiten zijn directe gezichtsveld?
Zie bovenstaande: er is sprake van functioneel zeer slechte ogen, rechts meer dan links, met beperkt binoculair enkelzien, ofwel beperkt dieptezien met beide ogen en een zeer beperkt blikveld met beide ogen, buiten het kokerzien om. Het is dus onwaarschijnlijk om met deze ogen, met deze specifieke afwijkingen, de genoemde taken naar behoren te kunnen uitvoeren.
7.
Kon de werknemer, gelet op zijn medische situatie, in maart 2022 en in de zomer van 2022 in de nacht werken?
Ook het nachtzien zal zeer beperkt zijn geweest. Zien in nachtelijke omstandigheden wordt met name gedaan met het perifere netvlies, buiten het centrum om (het centrum van het netvlies wordt de gele vlek ofwel macula genoemd, die slechts functioneert bij voldoende licht) en met name dit perifere netvlies was vrijwel geheel verloren gegaan, als gevolg van de glaucomateuze schade, zoals bewezen werd door het sterk concentrisch beperkte gezichtsveld, rechts meer dan links. Dus er zal wel degelijk sprake zijn geweest van aanzienlijke nachtblindheid, in deze casus, ook al in maart 2022.
2.16
Bij brief van 23 juni 2023 heeft [naam 8] in antwoord op gestelde vragen aan de advocaat van Waternet onder meer het volgende geschreven:
“(…)
1.
Was er, gelet op de bevindingen van oogarts [naam 2] , op 10 maart 2022 al sprake van ‘legaal blindheid’ bij de werknemer?
Ja naar mijn mening was er toen al sprake van ernstige oogheelkundige afwijkingen, met een sterk concentrisch beperkt gezichtsveld, waarbij men van legale blindheid kan spreken: niet in staat om complexe taken adequaat te kunnen uitvoeren, als gevolg van de oogbeperking.
2.
U schreef in uw dossieranalyse het volgende: “het is dus onwaarschijnlijk om met deze ogen, met deze specifieke afwijkingen, de genoemde taken naar behoren te kunnen uitvoeren.” Was het voor de werknemer - gelet op de medische rapportage van 10 maart 2022 - al in maart 2022 onmogelijk om de genoemde taken uit te voeren?
Naar mijn mening was de oogheelkundige situatie toen al dermate slecht, dat deze bewering goed valt te verdedigen en moet niet slechts gezien worden als een terug redeneren. (…)”
2.17
Bij brief van 13 juli 2023 heeft [naam 9] (hierna: [naam 9] ), als oogarts verbonden aan IOP Oogheelkundig Expertisebureau te Wormer, in antwoord op gestelde vragen aan de advocaat van Waternet onder het meer het volgende geschreven:
“(…) Duidelijk volgt uit het dossier dat betrokkene ( [geïntimeerde] , hof) al lang met glaucoom bekend was en daarvoor ook operatie(s?) onderging in het VUmc. Op 10-03-2022 wordt geschreven over een eindstadium glaucoom met status na glaucoom operatie aan beide ogen met nu geen noodzaak voor oogdruk verlagende medicatie. (…) De gezichtsvelden worden omschreven als centrale rest. Dit is in overeenstemming met de beschrijving van de oogzenuw die totaal geëxcaveerd wordt genoemd, wat betekent dat er een maximaal verlies aan zenuwvezels is.
1.
1. Wat betekent ‘eindstadium glaucoom’? Is ‘legaal blindheid’ een medische/juridische term? Wat wordt er verstaan onder maatschappelijk blind?
Antwoord:
- -
eindstadium glaucoomgaat gepaard met ernstig gezichtsverlies (…)
-
maatschappelijk blindveelal met nog redelijke gezichtsscherpte maar slecht gezichtsveld met als bekendste voorbeeld kokerzien bij (…) patiënten die wel details zien, maar zich niet zomaar veilig op straat kunnen begeven. Deze groep wordt dan ook geadviseerd een blinde geleide stok te gebruiken.
2. Kunt u in Jip en Janneke’ taal uitleggen wat de medische situatie van de werknemer was in maart 2022 en augustus 2022? Wat wordt er bijvoorbeeld bedoeld met “OCT-papillen en gcc: zeer afwijkend (slechte fixatie OD)”? En wat was het gezichtsveld van de werknemer in maart 2022 en augustus 2022?
Antwoord:
-
In Jip en Janneke taalwas de oogheelkundige situatie in maart 2022 die van iemand die ernstig schade ten gevolge van glaucoom heeft met daarbij verlies aan zenuwstelsels in het oog, die voor verbinding tussen de zintuigcellen en de hersenen zorgen. De mate zou zodanig zijn dat glaucoomoperaties in het verleden als noodzakelijk werden gezien en aan beide ogen bij betrokkene zijn verricht en dat er bij het bezoek in maart 2022 gesproken wordt van een centrale rest van de gezichtsvelden. Niet duidelijk is of de constatering centrale rest gezichtsveld door eigen onderzoek werd vastgesteld of dat dit kennis is die komt uit correspondentie van het VUmc (…)
-
OCT-papillenis een vorm van oogheelkundige beeldvorming (optical cohence tomografie) waarmee gezien kan worden of er abnormaal zenuwvezelverlies is en dus schade ten gevolge van bijvoorbeeld glaucoom waarschijnlijk is.
-
GCCstaat voor ganglion cel complex wat een aantal netvliescellagen zijn die een essentiële rol spelen bij de verbinding tussen zintuigcellen en hersenen.
-
Slechte fixatie ODduidt op een zodanige schade in het centrum van het rechteroog dat betrokkene niet makkelijk zijn oog op een onderzoeksobject kan fixeren.
-
Gezichtsveldenhier is alleen een beschrijving van. De beschrijving spreekt van centrale rest, hetgeen zou betekenen ernstige gezichtsveldschade met verlies van het perifere gezichtsveld.
3. Was er, gelet op de bevindingen van oogarts [naam 2] , op 10 maart 2022 al sprake van ernstige beperkingen in het zicht van de werknemer?
Antwoord:
- Dit is door mij, zonder dat ik de feitelijke gezichtsvelden heb gezien niet met 100% zekerheid te zeggen, maar gezien de omschrijving centrale rest was er zeer waarschijnlijk sprake van maatschappelijke blindheid (ernstige beperking op basis van gezichtsvelden).
4.
4. Wat kunt u zeggen over de belastbaarheid van de werknemer in maart 2022?
Kon de werknemer in maart 2022 bijvoorbeeld situaties adequaat en tijdig inschatten, overzicht behouden (dus niet alleen een brug recht voor zich maar ook andere (vaar-) weggebruikers in de ooghoeken in de gaten houden) en anticiperen op onverwachte veranderingen buiten zijn directe gezichtsveld?
Antwoord: Ik ben geen arbeidsdeskundige dus kan deze vraag niet specifiek voor de betreffende functie beantwoorden, maar door gezichtsveldbeperkingen moet betrokkene het meer hebben van “scannen” dan van het in één keer overzien van complexe situaties.
5. Kon de werknemer, gelet op zijn medische situatie, in maart 2022 in de nacht werken?
Antwoord: Dit is aan de hand van de mij ter beschikking staande gegevens niet zonder meer te zeggen, er is geen donkeradaptie test beschreven, maar indien de gezichtsvelden zo slecht waren als beschreven in maart 2022 dan is het waarschijnlijk dat de meeste lichtgevoelige zintuigcellen, de staafjes, niet goed meer functioneerden en dus zal betrokkene waarschijnlijk beperkingen in het kijken bij minder licht hebben. (…)”
2.18
Bij [geïntimeerde] is sedert maart 2022 sprake van glaucoom met eindstadium.

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg - kort gezegd - verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens dwaling niet rechtsgeldig en/of dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven;
b) Waternet te veroordelen tot betaling van het loon over de periode van 1 tot en met 13 september 2022 plus Individueel Keuze Budget (IKB) van 21% zijnde een totaal bedrag van € 1.185,93 bruto;
c) Waternet te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 323,91 onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
d) Waternet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 27.750,- onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
e) Waternet te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van
€ 4.739,16 onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie; en
f) Waternet te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke verhoging over het hiervoor onder b. genoemde loon, de wettelijke rente over de genoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn, en de proceskosten, met nakosten.
3.2
Waternet heeft verweer gevoerd en bij wijze van tegenverzoek de kantonrechter verzocht voor recht te verklaren dat de loonbetalingen vanaf 7 juli 2022 onverschuldigd zijn gedaan gelet op de vernietiging van de arbeidsovereenkomst, en tevens verzocht [geïntimeerde] te veroordelen het netto bedrag van € 5.654,75 aan loon terug te betalen.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] , ondanks de bij hem bestaande jarenlange glaucoom met gezichtsvelddefecten, niet wist of kon weten dat deze beperkingen hem ongeschikt maakten voor zijn werk bij Waternet, en dat hem dus niet kan worden verweten dat hij deze beperking niet heeft gemeld laat staan dat hij dat verzwegen zou hebben bij wijze van vooropgezet plan. Waar [geïntimeerde] niet ongeschikt was voor zijn arbeid bij aanvang van het dienstverband - laat staan dat hij wist of kon weten dat hij daarvoor niet geschikt was - kan dus niet gesproken worden van het in ernstige mate missen van de bekwaamheid of geschiktheid voor zijn werk als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub b BW. Dat betekent dat er geen dringende reden is of was voor Waternet om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aldus de kantonrechter. De kantonrechter heeft hierop voor recht verklaard dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst door Waternet wegens dwaling niet rechtsgeldig is en dat het ontslag op staande voet d.d. 13 september 2022 niet rechtsgeldig is gegeven, Waternet veroordeeld tot betaling van € 323,91 bruto aan transitievergoeding, € 15.000,- bruto aan billijke vergoeding, en een bedrag van
€ 4.739,16 netto aan gefixeerde schadevergoeding onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie. Tevens is Waternet veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de genoemde bedragen en de proceskosten, met nakosten. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.4
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Waternet in principaal appel met elf grieven op. [geïntimeerde] bestrijdt de grieven in principaal appel en komt in incidenteel appel met vier grieven op tegen de gedeeltelijke afwijzing van de verzochte billijke vergoeding.
In principaal appel
3.5
De
grieven 2 tot en met 6 in principaal appelstrekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst door Waternet wegens dwaling niet rechtsgeldig is. Ter toelichting op deze grieven voert Waternet het volgende aan. Uit de schriftelijke verklaringen van de oogartsen [naam 8] en [naam 9] volgt dat bij [geïntimeerde] al op 10 maart 2022, ten tijde van zijn consult bij oogarts [naam 2] , sprake was van ernstige beperkingen in het gezichtsveld. Deze verklaringen laten geen ruimte voor een ander oordeel dan dat [geïntimeerde] al bij het eerste sollicitatiegesprek op 22 maart 2022, maar in ieder geval ten tijde van het tweede sollicitatiegesprek op 21 juni 2022 en het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst in juli 2022 een meldplicht had. Op dat moment wist [geïntimeerde] , althans behoorde hij te weten, dat zijn chronische oogbeperkingen hem blijvend ongeschikt maakten voor de functie van brug- en sluisbedienaar. De kantonrechter heeft ten onrechte waarde gehecht aan de Geneeskundige verklaring binnenvaart van 1 april 2021 omdat die verklaring irrelevant is voor de beoordeling of [geïntimeerde] ruim 15 maanden later geschikt is voor zijn werk als brug -en sluisbedienaar. Het is weliswaar juist dat de term “legaal blindheid” voor het eerst in het onderzoeksverslag van 23 augustus 2022 van oogarts [naam 2] staat vermeld, maar dat betekent nog niet dat ook toen pas sprake was van legaal blindheid. Relevant is wat de onderzoeksresultaten waren in maart 2022. De door Waternet ingeschakelde onafhankelijke en ervaren oogartsen bevestigen dat uit het onderzoeksverslag van [naam 2] van 10 maart 2022 onomwonden blijkt dat (i) er al in maart 2022 sprake was van ernstig gezichtsverlies, (ii) [geïntimeerde] in maart 2022 al niet in staat was om situaties adequaat en tijdig in te schatten, overzicht te behouden en te anticiperen op onverwachte veranderingen buiten zijn directe gezichtsveld, en (iii) [geïntimeerde] in maart 2022 al nachtblind was. De medische situatie van [geïntimeerde] op 10 maart 2022 was niet anders dan die op 23 augustus 2022. Er was toentertijd geen volledig (breed) gezichtsveld meer, hetgeen cruciaal is voor het werk als brug -en sluisbedienaar. Waternet betwist dat [geïntimeerde] jarenlang probleemloos in de nachtelijke uren heeft gewerkt als brug -en sluisbedienaar. Bij Swets werkte [geïntimeerde] in de winterperiode tot 19.00 uur en in de zomerperiode tot 21.00 uur hetgeen betekent dat gedurende het grootste gedeelte van het jaar [geïntimeerde] werkte bij daglicht. Het dienstverband met Port of Amsterdam heeft slechts negen dagen geduurd hetgeen - blijkens het rooster - betekent dat [geïntimeerde] maximaal twee nachtdiensten heeft gedraaid. Waternet wijst ook in dit verband naar de verklaringen van [naam 8] en [naam 9] over de beperkingen die [geïntimeerde] moet hebben ondervonden bij het nachtzien. Het was [geïntimeerde] zelf die kort na de indiensttreding bij Waternet de roostermaakster had gevraagd om hem niet in te roosteren op nachtdiensten. Gelet op de uitleg van de onderzoeksresultaten van 10 maart 2022 van [naam 2] door [naam 9] en [naam 8] is het onbegrijpelijk dat [geïntimeerde] ten tijde van zijn sollicitatie de vraag “of het voor hem geen probleem is om in ploegendiensten (en dus ook in de nachtelijke uren) te werken” bevestigend heeft beantwoord, aldus Waternet.
3.6
De grieven 2 tot en met 6 in principaal appel lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt daaromtrent als volgt. Naar de kantonrechter met juistheid heeft overwogen, heeft Waternet bij de vernietiging van de arbeidsovereenkomst zich beroepen op dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub b BW. Daarin is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. Voor een geslaagd beroep op dwaling is behalve causaal verband tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst ook nodig dat de wederpartij moest begrijpen dat de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap voor de dwalende van beslissende betekenis was. Terecht heeft de kantonrechter overwogen dat in het geval dat een werknemer weet of behoort te weten dat het desbetreffende feit voor de werkgever van doorslaggevende betekenis is voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst, de werknemer dan een mededelingsplicht heeft. Tussen partijen is niet in geschil dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] ernstige gezichtsveldbeperkingen heeft die hem ongeschikt maken voor zijn functie van brug- en sluisbedienaar voor Waternet van doorslaggevende betekenis is. De vraag die zich thans voordoet is of [geïntimeerde] ten tijde van zijn sollicitatie in juni 2022, althans bij zijn indiensttreding op 7 juli 2022, wist of behoorde te weten dat zijn gezichtsveldbeperkingen zodanig ernstig waren dat die hem ongeschikt maakten voor zijn functie van brug- en sluisbedienaar zoals oogarts op 23 augustus 2022 heeft vastgesteld. Weliswaar volgt uit de schriftelijke verklaringen van de door Waternet ingeschakelde oogartsen [naam 8] , [naam 9] en de door [geïntimeerde] benaderde oogarts [naam 7] dat [geïntimeerde] op 10 maart 2022 als gevolg van jarenlange glaucoom ernstige beperkingen had in het gezichtsveld, maar het hof volgt Waternet niet in haar betoog dat [geïntimeerde] op dat moment wist althans behoorde te weten dat zijn chronische oogbeperkingen hem blijvend ongeschikt maakten voor zijn functie van brug- en sluisbedienaar. Daartoe is redengevend dat oogarts [naam 2] in zijn onderzoeksverslag van 10 maart 2022 de term ‘legaal blind’ of ‘maatschappelijk blind’ waarmee doorgaans wordt bedoeld dat sprake is van zodanige ernstige beperkingen in het gezichtsveld dat nog slechts het centrale (rest van het) gezichtsveld aanwezig is en het perifere gezichtsveld (vrijwel) geheel verloren is (het zogenoemde kokerzien), niet heeft gebezigd. Evenmin heeft [naam 2] [geïntimeerde] toen geadviseerd niet langer als brug- en sluisbedienaar werkzaam te zijn ofschoon [naam 2] ermee bekend was dat [geïntimeerde] sedert langere tijd als zodanig werkzaam was, een en ander zoals [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft verklaard. Naar [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep heeft toegelicht is aannemelijk geworden dat hij op dat moment in de veronderstelling verkeerde dat zijn oogaandoening hem niet belette in zijn werkzaamheden als brug- en sluisbedienaar. Dat dit ondanks de ernstige gezichtsveldbeperkingen waarover voornoemde oogartsen in hun verklaringen hebben geschreven niet ondenkbaar is, volgt uit de verklaring van 1 maart 2023 van oogarts [naam 7] , hiervoor weergegeven onder 2.14,
“dat veel glaucoom patiënten met ernstige gezichtsveldbeperkingen zelf niet altijd in de gaten hebben dat de visuele beperking ernstig is”en dat
“de hersenen adapteren aan de situatie en vullen de blinde vlekken van het gezichtsveld als het ware aan”.Bovendien strookt dit met het feit dat [geïntimeerde] , ook gedurende zijn dienstverband bij Swets en Port of Amsterdam zijn werkzaamheden heeft kunnen verrichten, ook gedurende de nachtelijke uren, zonder dat gebleken is dat [geïntimeerde] problemen had met zijn ogen, zoals van een ander blijkt uit de inhoud van de hiervoor onder 2.11 en 2.12 weergegeven brieven namens Port of Amsterdam onderscheidenlijk Swets. [geïntimeerde] is aldus afgegaan op het oordeel van de oogarts en heeft nadat laatstgenoemde hem op 23 augustus 2022 bij gelegenheid van een periodieke controle met gezichtsveldonderzoek meldde dat hij legaal blind was en gezien de ernstige beperkingen in het gezichtsveld dringend adviseerde niet meer als brug- en sluisbedienaar werkzaam te zijn, hiervan melding gedaan aan Waternet. Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft Waternet, op wie ter zake de stelplicht en bewijslast rusten, onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] ten tijde van zijn indiensttreding bij Waternet wist althans behoorde te weten dat zijn oogaandoening en de daaraan gerelateerde gezichtsvelddefecten zodanig ernstig waren dat die hem beletten werkzaam te zijn in de functie van brug- en sluisbedienaar en dat hij hier bewust geen melding van heeft gemaakt aan Waternet. Het beroep op dwaling slaagt ook in hoger beroep niet. De grieven 2 tot en met 6 in principaal appel falen.
3.7
Met
grief 7 in principaal appelbestrijdt Waternet het oordeel van de kantonrechter dat er geen dringende reden was om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Waternet verwijst in dit verband naar hetgeen zij in het kader van de grieven 2 tot en met 6 in principaal appel naar voren heeft gebracht waaruit volgens haar volgt dat [geïntimeerde] bij aanvang van zijn dienstverband de bekwaamheid of geschiktheid voor zijn werk als brug- en sluisbedienaar in ernstige mate miste en dit opzettelijk heeft verzwegen bij zijn indiensttreding. Daarmee is de benodigde dringende reden voor ontslag op staande voet gegeven, aldus Waternet.
3.8
Ook deze grief faalt. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen onder 3.6 heeft Waternet haar stelling dat [geïntimeerde] bij aanvang van het dienstverband de bekwaamheid of geschiktheid voor zijn werk als brug- en sluisbedienaar miste, en hiervan opzettelijk geen melding heeft gemaakt aan Waternet zoals hem in de hiervoor onder 2.9 gedeeltelijk weergegeven ontslagbrief wordt verweten, onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd. Aldus kan niet worden geoordeeld dat [geïntimeerde] Waternet een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.
3.9
Grief 8 in principaal appelmist zelfstandige betekenis. Aangezien deze grief slechts voortbouwt op hetgeen in het kader van de vorige grieven is betoogd, faalt ook deze grief. Datzelfde geldt voor
grief 9 in principaal appelwaarmee Waternet betoogt dat haar tegenverzoek strekkende tot terugbetaling van het loon vanaf 7 juli 2022 ten onrechte is afgewezen. Immers, blijkens de toelichting bouwt deze grief voort op de tevergeefs voorgestelde grieven strekkende tot het betoog dat Waternet de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd, althans met onmiddellijke ingang opgezegd.
3.1
Met
grief 10 in principaal appelbetoogt Waternet dat [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zodat hij geen recht heeft op een transitievergoeding. Waternet meent dat er in ieder geval sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet zodat er geen reden is voor het toekennen van een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. Volgens Waternet heeft [geïntimeerde] welbewust zijn gezondheidstoestand verzwegen bij indiensttreding.
3.11
Hetgeen hiervoor onder 3.8 is overwogen brengt met zich dat ook grief 10 in principaal appel faalt voor zover Waternet daarmee betoogt dat [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Anders dan Waternet heeft gesteld, is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] bij zijn indiensttreding wist dat hij niet geschikt was om de functie van brug- en sluisbedienaar te vervullen en dat hij hiervan bewust geen melding heeft gemaakt aan Waternet. Het verzoek tot terugbetaling van de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
3.12
Voor zover grief 10 in principaal appel ertoe strekt te betogen dat een lager bedrag dan € 15.000,- dient te worden bepaald ter zake van billijke vergoeding, slaagt de grief. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding was in eerste aanleg gegrond op de stelling dat [geïntimeerde] inkomensschade lijdt tot een bedrag van
€ 7.750,00 en dat daarnaast een bedrag van € 20.000,- passend is vanwege het verwijtbaar handelen van Waternet. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] - nadat hij op 23 augustus 2022 van zijn oogarts het advies kreeg vanwege zijn ernstige beperkingen in het gezichtsveld niet langer werkzaam te zijn als brug- en sluisbedienaar - niet tot 6 juli 2023, de datum waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege tot een einde zou zijn gekomen, in dienst zou zijn gebleven maar dat partijen, althans Waternet, gestreefd zou hebben naar een eerder einde van het dienstverband. Immers, vanaf 24 augustus 2022 was [geïntimeerde] ongeschikt bevonden voor zijn functie als brug- en sluisbedienaar. Het inkomen dat [geïntimeerde] genoten zou hebben als de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd, wordt door het hof schattenderwijs bepaald op € 5.000,- bruto. Dit is gelijk aan het loon over twee maanden zijnde de periode gedurende welke het dienstverband zou hebben voortgeduurd alvorens deze met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van een maand tot een rechtsgeldig einde was gekomen. Voor zover de billijke vergoeding ertoe strekt om immateriële schade te vergoeden, wordt het verzoek van [geïntimeerde] afgewezen. [geïntimeerde] heeft in het licht van de betwisting door Waternet en hetgeen Waternet aan haar verzoeken ten grondslag heeft gelegd, zijn stelling dat Waternet bij de vernietiging van de arbeidsovereenkomst en/of het ontslag op staande voet het oogmerk had hem te diffameren, onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Aldus komt aan [geïntimeerde] toe een bedrag van € 5.000,- bruto ter zake van billijke vergoeding. Hetgeen meer of anders is verzocht aan billijke vergoeding, is niet toewijsbaar.
3.13
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, faalt ook
grief 12 in principaal appel, ten slotte, waarmee Waternet opkomt tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling nu Waternet, ook na de beoordeling in hoger beroep, als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden.
3.14
Waternet heeft geen bewijs aangeboden van stellingen die, indien bewezen, tot andere oordelen kunnen leiden dan hiervoor vermeld. Aan haar bewijsaanbod gaat het hof dan ook voorbij.
In incidenteel appel
3.15
Met
grief 2 in incidenteel appelbetoogt [geïntimeerde] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat partijen niet van mening verschillen over de betekenis van legale blindheid en over de vraag of [geïntimeerde] met deze diagnose geschikt moet worden geacht voor zijn werk. [geïntimeerde] meent dat niet met 100% zekerheid kan worden gesteld dat hij door deze diagnose ongeschikt is voor zijn functie aangezien een arbeidsdeskundige daarover zou moeten oordelen. [geïntimeerde] merkt voor de goede orde op dat indien hij in maart 2022 legaal blind zou zijn, het nog maar de vraag is of hij toen ongeschikt was voor zijn functie aangezien mogelijk sprake was van sedertdien gevorderde gezichtsveldschade en [geïntimeerde] tot 23 augustus 2022 door de oogarts die op de hoogte was van het werk dat [geïntimeerde] verrichtte, niet erop is aangesproken dat hij zijn functie mogelijk niet zou kunnen uitoefenen. Met
grief 3 in incidenteel appelbestrijdt [geïntimeerde] de overweging van de kantonrechter dat tijdens het gesprek op 13 september 2022 hij heeft kunnen reageren op de verwijten die hem toen zijn gemaakt waardoor hoor en wederhoor is toegepast. [geïntimeerde] stelt dat hij in het gesprek van 13 september 2022 is overvallen met de mededeling dat zijn arbeidsovereenkomst werd vernietigd en dat hij - voorwaardelijk - op staande voet werd ontslagen. [geïntimeerde] had de kans moeten krijgen om met medische stukken aan te tonen dat hij vóór augustus 2022 niet maatschappelijk blind was verklaard. Naar de mening van [geïntimeerde] had Waternet bovendien zelf onderzoek moeten doen door de arboarts te verzoeken de historische informatie - met toestemming van [geïntimeerde] - op te vragen bij de behandelende artsen alvorens over te gaan tot vernietiging van de arbeidsovereenkomst en/of ontslag op staande voet.
3.16
Gelet op hetgeen hiervoor in principaal appel is overwogen, kunnen de grieven 2 en 3 in incidenteel appel bij gebrek aan belang verder buiten bespreking blijven.
3.17
Met
grief 4 in incidenteel appel, ten slotte, betoogt [geïntimeerde] dat de toegekende billijke vergoeding van € 15.000,- bruto hoger had moeten zijn. Daar waar [geïntimeerde] in zijn inleidende verzoekschrift nog had verzocht Waternet te veroordelen tot betaling van € 27.750,-, verzoekt hij in hoger beroep, bij wijze van vermeerdering van verzoek, om toekenning van een bedrag van € 47.911,08 bruto. Dit bedrag bestaat uit
€ 17.911,08 ter zake van door [geïntimeerde] berekende inkomensschade tot 6 juli 2023 en
€ 30.000,- als vergoeding van immateriële schade vanwege diffamerende werking van het ontslagbesluit.
3.18
De grief faalt. Naar hiervoor in principaal appel is overwogen, bestaat geen grond voor toekenning van een hoger bedrag dan € 5.000,- bruto ter zake van een billijke vergoeding.
In principaal en in incidenteel appel
3.19
De slotsom is dat de beschikking zal worden vernietigd doch uitsluitend voor zover daarbij een billijke vergoeding is toegekend van € 15.000,- bruto. Het hof zal - opnieuw rechtdoende - Waternet veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 5.000,- bruto. Voor het overige zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd. De proceskosten in principaal appel zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt omdat partijen over en weer op bepaalde punten in het ongelijk zijn gesteld. [geïntimeerde] dient de kosten in incidenteel appel te dragen nu hij daarin in het ongelijk is gesteld.

4.Beslissing

Het hof:
in principaal en in incidenteel appel:
vernietigt de bestreden beschikking doch uitsluitend voor zover Waternet daarbij is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een billijke vergoeding van € 15.000,- bruto,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Waternet tot betaling aan [geïntimeerde] van een billijke vergoeding van
€ 5.000,- bruto;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten in principaal appel in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Waternet begroot op € 1.214,- voor salaris;
verklaart bovenstaande betalings- en kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het (in hoger beroep) meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, A.S. Arnold, en S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.