ECLI:NL:GHAMS:2024:1825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.333.630/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting arbeidsovereenkomst en aanspraak op bonus na beëindiging

In deze zaak is in geschil of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen de werknemer, aangeduid als [appellant], en de werkgever, Entourage B.V., na 1 mei 2023 is voortgezet. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 2 juli 2024 geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst inderdaad is voortgezet, wat betekent dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van zijn loon tot en met maart 2024. Echter, de vordering van de werknemer om een bonus te ontvangen is afgewezen. De werknemer was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, die eerder had geoordeeld dat de werknemer geen recht had op doorbetaling van zijn salaris na 1 mei 2023. Het hof heeft vastgesteld dat de werkgever niet aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan en dat de werknemer zijn werkzaamheden na de afloop van de arbeidsovereenkomst heeft voortgezet. De werkgever had de werknemer niet tijdig geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst voor dezelfde tijd en op dezelfde voorwaarden is voortgezet. De vordering tot betaling van loon over de periode van mei 2023 tot en met maart 2024 is toegewezen, maar de vordering tot betaling van een bonus is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een recht op een bonus bestond. Het hof heeft de proceskosten in beide instanties toegewezen aan de werknemer, aangezien de werkgever grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.333.630/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 10638045 KK EXPL 23-455
arrest in kort geding van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 juli 2024
inzake
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. R. Huijsmans te Leiden,
tegen:
ENTOURAGE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Aupers te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Entourage genoemd.

1.De zaak in het kort

In geschil is de vraag of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [appellant] en Entourage na 1 mei 2023 is voortgezet. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Dit betekent dat [appellant] recht heeft op doorbetaling van zijn loon over deze periode. Het hof is evenwel van oordeel dat hij geen aanspraak kan maken op de door hem gevorderde bonus.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 13 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 18 september 2023, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Entourage als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- nadere producties 41 tot en met 43 namens [appellant] ;
- nadere producties 43 tot en met 44 namens Entourage.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 17 mei 2024 laten toelichten, [appellant] door mr. Huijsmans voornoemd en door Y. Bos-Bremmer, advocaat te Leiden, en Entourage door mr. Aupers voornoemd, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen in eerste aanleg zal toewijzen, met veroordeling van Entourage in de kosten van het geding in beide instanties met rente.
Entourage heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in randnummers 1.1. tot en met 1.15. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Bij schriftelijke arbeidsovereenkomst van 3 mei 2022 is [appellant] met ingang van 2 mei 2022 bij Entourage in dienst getreden voor de duur van één jaar in de functie van [functie 1] . In de arbeidsovereenkomst is een bruto salaris opgenomen van € 4.000,00 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
3.2.
In de aanbiedingsbrief van Entourage aan [appellant] is opgenomen dat [appellant] in aanmerking komt voor het Incentive program van Entourage.
3.3.
Op 5 juli 2022 heeft Entourage van een medewerker een klacht ontvangen over [appellant] .
3.4.
Bij brief van 5 oktober 2022 met als onderwerp “Entourage Bonus Plan” heeft Entourage, voor zover van belang, bericht:
“To Whom it may concern,
We would hereby like to confirm that [appellant] has been eligible to participate in thee Entourage Bonus Plan since the start date at Entourage B.V. (1st of May 2022) (..)
The Bonus Plan Parameters have varied over the years to either include or exclude individual performance as valuable component; however, for the majority of job levels across the organization – which [appellant] is a part – a bonus target with a minimum of 25% generally applies every year”
3.5.
Bij e-mail van 5 oktober 2022 is door [naam 1] , HR Manager bij Entourage (hierna: [naam 1] ), aan [appellant] meegedeeld, voor zover hier van belang:
“As I explained on the phone, the mortgage providers will not take your bonus into calculation if it’s depending on company performances. They will only do so when we state in the letter that the bonus is fixed every year for your level.
Please find the letter attached.
I think it should be good like this.
I just want to state in this e-mail that everything added in the letter is pure to help you to receive a better mortgage.You can not claim any rights of what is stated in this letter.
Your official bonus and the requirements to receive it are in your offer letter, which you have signed.(..)”
3.6.
Op 15 november 2022 heeft [naam 2] , de manager van [appellant] en CFO van Entourage (hierna: [naam 2] ), [appellant] een officiële schriftelijke waarschuwing gegeven.
3.7.
In een schriftelijke verklaring van [naam 1] is opgenomen, voor zover hier van belang:
“Ik ben het nagegaan en we hadden op vrijdag 18 november 2022 een gesprek op het hoofdkantoor aan de [straat] , te [plaats 1] , (..) een gesprek met [appellant] . (..) [naam 3] , Director of Finance was tevens aanwezig, bij dat gesprek. (..)
Tijdens dit gesprek heb zowel ik, als [naam 3] , [appellant] op een vriendelijke manier duidelijk gemaakt dat zijn contract, om o.a de reden van zijn officiële waarschuwing, niet zou worden verlengd. (..) [appellant] was het daar tijdens het gesprek mee eens en gaf de indruk dat hij op zoek zou gaan naar een andere baan.”
3.8.
Op 6 april 2023 is tussen [appellant] , [naam 4] (mede-eigenaar van Entourage) en [naam 2] gesproken over de prestaties van [appellant] .
3.9.
Op 1 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en [naam 2] . In een schriftelijke verklaring van [naam 2] is opgenomen dat hij bij die gelegenheid tegen [appellant] heeft gezegd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd.
3.10.
In een Whatsapp gesprek van [appellant] met [naam 2] van 1 mei 2023 wordt vermeld dat [appellant] aan [naam 2] meedeelt dat hij had afgesproken om de volgende dag naar [naam 5] te gaan en [naam 2] vraagt of hij zijn kosten zal beperken, of toch zal gaan. Daarop antwoordt [naam 2] :
“Hi [appellant] , thanks for checking. Please go ahead and go tomorrow and we can then discuss next steps.”
3.11.
Op 3 mei 2023 heeft [naam 2] [appellant] in de cc gezet bij een uitvraag over de bevestiging van een bedrag, waarop [appellant] dezelfde dag heeft gereageerd. Daarop heeft [naam 2] [appellant] op 4 mei 2023 geantwoord:
“Hi [appellant] , we should process as such then.”
3.12.
Op 4 mei 2023 heeft [appellant] ook een e-mail ontvangen van [naam 6] (Digital & IT Manager Entourage) met een hulpvraag over een bestelling van wegwerpbekers.
3.13.
In een schriftelijke verklaring van [naam 7] , [functie 2] van de locatie [plaats 2] [plaats 1] (hierna: [naam 7] ) is opgenomen, voor zover hier van belang:
“I am writing to provide a statement regarding my meeting with Mr. [appellant] on the 4th of May 2023. During our meeting, we discussed the usual topics we typically cover, such as staffing, maintenance, and training and development. Mr. [appellant] needed to approve my holidays and we discussed them on that day.”
3.14.
Eveneens op 4 mei 2023 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en [naam 2] over een werkgerelateerde vraag, in het kader waarvan [appellant] [naam 2] heeft toegezegd om een contactpersoon te zullen bellen die het probleem hopelijk kan oplossen.
3.15.
Bij e-mail van 10 mei 2023 is namens Entourage door [naam 1] aan [appellant] meegedeeld, voor zover hier van belang:
“Dear [appellant] ,
Referring to the conversation you had with your direct report, Per [naam 2] (CFO), that took place on Monday the 1st of May 2023 at 06:00 PM at MOMO Private dining, I am hereby sending you the official letter to make clear, again, that your contract at The Entourage Grouphas not been extended.
During the conversation you had on the 1st of May, Per made very clear that due to a few legit reasons your contract would not be extended. (..)”
3.16.
Entourage heeft aan [appellant] een vergoeding betaald wegens de schending van de aanzegverplichting, de transitievergoeding en een eindafrekening opgesteld met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 2 mei 2023.
3.17.
Bij beschikking van 25 januari 2024 (met zaaknummer 10748902 EA VERZ 23-991) heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van Entourage voorwaardelijk (voor zover in de onderhavige procedure wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is verlengd na 2 mei 2023) ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g Burgerlijk Wetboek (BW) per 1 april 2024.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Entourage te veroordelen tot betaling van € 12.000,00 bruto aan loon over de maanden mei tot en met juli 2023 en € 12.000,00 bruto aan bonus over het jaar 2022, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente. Voorts heeft [appellant] gevorderd om Entourage te veroordelen tot betaling van € 4.000,00 bruto per maand voor iedere maand vanaf augustus 2023 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, met veroordeling van Entourage in de proceskosten.
4.2.
Entourage heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] , met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.3.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] na 1 mei 2023 nog aanspraak kan maken op doorbetaling van zijn salaris. Uit de gepresenteerde feiten en omstandigheden kan voorshands niet worden opgemaakt dat [appellant] zijn werkzaamheden na 1 mei 2023 zonder tegenspraak heeft voortgezet. Ook voor toewijzing van enig bedrag aan bonus is in dit geding volgens de kantonrechter geen aanleiding. Dat partijen een salaris van € 60.000,00 zijn overeengekomen is op basis van de in het geding overgelegde stukken niet aannemelijk geworden. Ook de stelling van [appellant] dat hij aanspraak heeft op een bonus van 25% komt uit die stukken niet naar voren. De vorderingen van [appellant] worden afgewezen, met veroordeling van [appellant] (uitvoerbaar bij voorraad) in de proceskosten en nakosten.
4.4.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.

5.Beoordeling

5.1.
Met
grief 1betoogt [appellant] dat de kantonrechter zijn loonvordering ten onrechte heeft afgewezen. Niet moet worden beoordeeld of [appellant] zijn werkzaamheden na 1 mei 2023 zonder tegenspraak heeft voortgezet in de zin van artikel 7:668 lid 4 sub b BW, omdat dat criterium alleen geldt voor arbeidsovereenkomsten die vallen onder artikel 7:668 lid 2 BW. Voor de vraag of sprake is van voortzetting van de arbeidsovereenkomst is van belang dat de werkgever de aanzegverplichting niet is nagekomen en dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet in die zin dat de werknemer zijn werkzaamheden heeft verricht na het verstrijken van de bepaalde tijd (artikel 7:668 lid 4 sub a BW). Entourage heeft niet aan haar aanzegverplichting voldaan. In dat kader is door Entourage een aanzegvergoeding betaald aan [appellant] . Ook is voldaan aan het vereiste van voortzetting van de werkzaamheden na 1 mei 2023. Daar komt bij dat er geen sprake is geweest van herhaalde mededelingen dat Entourage de arbeidsovereenkomst met [appellant] niet wenste voort te zetten.
5.2.
Naar het oordeel van het hof moet de vraag of sprake is van voortzetting van de arbeidsovereenkomst worden beoordeeld op grond van artikel 7:668 lid 4 sub a BW en niet van artikel 7:668 lid 4 sub b BW, omdat dit laatste artikellid betrekking heeft op arbeidsovereenkomsten die vallen onder artikel 7:668 lid 2 BW (waarvan in dit geval geen sprake is). Aan de orde is derhalve de vraag of de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:668 lid 4 sub a BW wordt geacht voor dezelfde tijd, maar ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden te zijn voortgezet. Dat is het geval indien de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de tijd, bedoeld in artikel 7:667 lid 1 BW, wordt voortgezet en de werkgever de aanzegverplichting niet is nagekomen.
5.3.
Artikel 7:668 lid 1 sub a BW bepaalt dat de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt schriftelijk informeert over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst (de aanzegverplichting). Entourage heeft pas bij e-mail van 10 mei 2023 schriftelijk aan [appellant] meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Ook heeft Entourage [appellant] een vergoeding betaald vanwege het schenden van de aanzegverplichting. Entourage heeft dus niet aan de aanzegverplichting van artikel 7:668 lid 1 BW voldaan. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] werkzaamheden na 1 mei 2023 heeft voortgezet. Uit de stukken blijkt dat [appellant] [naam 2] op 1 mei 2023 per WhatsApp heeft gevraagd of hij de volgende dag namens Entourage naar [naam 5] mocht gaan, waarop [naam 2] bevestigend heeft geantwoord. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij op 2 mei 2023 naar [naam 5] is gegaan en daar zijn gebruikelijke werkzaamheden heeft verricht. Entourage heeft weliswaar gesteld dat het bezoek van [appellant] aan [naam 5] slechts bedoeld was om afscheid te nemen, maar heeft ter zitting niet, althans onvoldoende, weersproken dat Koleveski op 2 mei 2023 werkzaamheden heeft verricht die (ook volgens Entourage) als reguliere werkzaamheden van [appellant] kunnen worden aangemerkt. Op 3 mei 2023 heeft [naam 2] [appellant] per e-mail gevraagd om een bedrag te bevestigen. Na de bevestiging van het bedrag door [appellant] heeft [naam 2] op 4 mei 2023 per mail gestuurd: “
Hi [appellant] , We should process as such then.” Naar aanleiding van een telefoongesprek tussen [naam 2] en [appellant] op 4 mei 2023, heeft [appellant] [naam 2] op diezelfde dag per e-mail bericht over een ventilatiesysteem voor een nieuwe locatie. Daarnaast is [appellant] op 4 mei 2023 namens Entourage op bezoek geweest bij de locatie [plaats 2] te [plaats 1] . [naam 7] heeft verklaard dat hij op 4 mei 2023 een vergadering met [appellant] heeft gehad en dat zij over de gebruikelijke onderwerpen hebben gesproken zoals personeel, onderhoud, training en ontwikkeling en dat [appellant] de vakantie van [naam 7] moest goedkeuren. Ook heeft [appellant] op 4 mei 2023 een e-mail van [naam 6] ontvangen om te helpen met een bestelling van wegwerpbekers. Uit deze gang van zaken kan worden afgeleid dat [appellant] zijn gebruikelijke werkzaamheden na 1 mei 2023 heeft voortgezet. Dat deze werkzaamheden enkel hebben plaatsgevonden in het kader van de overdracht van werkzaamheden van [appellant] aan [naam 2] , zoals Entourage stelt, blijkt nergens uit. De omstandigheid dat de omvang van die werkzaamheden na 1 mei 2023 mogelijk geen volledige 38-urige werkweek opleverde, maakt dat niet anders. Gelet hierop is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van één jaar is voortgezet en dat Entourage haar aanzegverplichting niet is nagekomen, zodat de arbeidsovereenkomst wordt geacht voor dezelfde tijd en op de dezelfde voorwaarden te zijn voortgezet als bedoeld in artikel 7:668 lid 4 sub a BW. Grief 1 slaagt.
5.4.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van [appellant] tot betaling van zijn loon toegewezen over de periode van 1 mei 2023 tot en met maart 2024, aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 april 2024 is ontbonden (zie randnummer 3.15). Dit komt neer op een bedrag van € 44.000,00 bruto (11 maanden x € 4.000,00). Het hof ziet geen aanleiding voor de door Entourage gevorderde matiging van deze loonvordering. In dit geval is geen ruimte voor een matiging op grond van artikel 7:680a BW, omdat die bepaling onder meer toepassing mist wanneer onzekerheid bestaat over de vraag of een arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd en dit niet het geval blijkt te zijn (HR 14 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY3782). Dit betekent dat het hof, conform het verweer van Entourage, ook zal onderzoeken of matiging van de loonvordering op grond van artikel 6:248 lid 2 BW aangewezen is. Hiertoe heeft Entourage verwezen naar het feit dat [appellant] een aanzegvergoeding en een transitievergoeding heeft ontvangen, geen enkele werkzaamheden meer heeft (willen) verricht(en) en zich in het kader van de schikkingspogingen tussen partijen ook niet (feitelijk) beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden. [appellant] heeft er daarentegen op gewezen zich wel beschikbaar te hebben gehouden voor zijn werkzaamheden en dat ook schriftelijk aan Entourage te kennen hebben gegeven. Dat toewijzing van de loonvordering onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, kan onder die omstandigheden niet worden gezegd. Het verzoek om matiging wordt derhalve afgewezen.
5.5.
Omdat Entourage het loon van [appellant] niet op tijd heeft betaald, moet zij op grond van artikel 7:625 BW een wettelijke verhoging over het toegewezen loonbedrag betalen. Het hof ziet aanleiding de wettelijke verhoging op 10% vast te stellen. De gevorderde wettelijke rente over het loonbedrag wordt als onweersproken toegewezen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding.
5.6.
Met
grief 2bestrijdt [appellant] de afwijzing van de vordering tot betaling van zijn bonus. [appellant] voert aan dat tussen Entourage en hem een mondelinge afspraak is gemaakt dat hij een bruto jaarsalaris zou ontvangen van € 60.000,00 (te weten een vast bruto jaarsalaris van € 48.000,00 en een bonus van € 12.000,00 bruto). Volgens [appellant] heeft hij recht op een vast bonusbedrag. Nu er in de gesprekken voorafgaand aan de aanbiedingsbrief steeds is gesproken over een bonus van € 12.000,00 bruto per jaar, mocht [appellant] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat met het Incentive Program (dat in de aanbiedingsbrief wordt genoemd) werd gedoeld op de bonus van € 12.000,00 bruto. Entourage heeft ten aanzien van het Incentive Program ook geen andere uitleg gegeven. [appellant] heeft tijdens de procedure in eerste aanleg voor het eerst de outline van een bonusplan gezien. Hij is uit het niets geconfronteerd met voorwaarden die hem eerst op 6 september 2023 zijn voorgelegd ten aanzien van een bonus over 2022 en (deels) 2023; dit terwijl het aan een werkgever is om vooraf doelstellingen en/of voorwaarden aan een bonus te verbinden. Ook heeft Entourage in de werkgeversverklaring op 5 oktober 2022 bevestigd dat [appellant] aanspraak maakt op een bonus van minimaal 25% (te weten € 12.000,00 bruto), aldus nog steeds [appellant] .
5.7.
Niet aannemelijk is geworden dat [appellant] recht heeft op een bonus van € 12.000,00 bruto. Uit de aanbiedingsbrief van 13 april 2022 blijkt dat [appellant] in aanmerking komt voor het Incentive program van Entourage. Vervolgens wordt in de arbeidsovereenkomst van 3 mei 2022 evenwel niet verwezen naar het Incentive Program of naar een andere bonusregeling. Dat er in aanloop naar de aanbiedingsbrief en daaropvolgend de arbeidsovereenkomst door partijen is gesproken over een totaal bruto jaarsalaris van € 60.000,00 kan niet uit de stukken worden afgeleid. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat [appellant] recht heeft op een vast bruto jaarsalaris van € 48.000,00, maar over een bonus wordt niets vermeld. In de werkgeversverklaring van Entourage van 5 oktober 2022 heeft [naam 1] weliswaar aangegeven dat [appellant] aanspraak kan maken op het Entourage Bonus Plan en dat de bonus minimaal 25% van het jaarsalaris bedraagt, maar deze verklaring heeft Entourage op verzoek van [appellant] opgesteld met als doel het verkrijgen van een betere hypotheek voor [appellant] . Aan deze verklaring kan [appellant] dus niet de door hem gewenste gevolgen verbinden. De verklaring is immers niet bedoeld om de afspraken tussen partijen over de bonus vast te leggen. [naam 1] heeft [appellant] daarop in haar begeleidende e-mail ook uitdrukkelijk gewezen. Uit de stukken kan daarmee niet worden afgeleid dat partijen ten tijde van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken dat [appellant] recht heeft op een bonus van € 12.000,00 bruto, zoals hij vordert. De vordering van [appellant] tot betaling van een bonus van € 12.000,00 is derhalve niet toewijsbaar. Grief 2 faalt derhalve.
Slotsom en kosten
5.8.
Partijen hebben geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.
5.9.
De slotsom is dat grief 1 slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en er zal worden beslist zoals in onderstaan dictum. Entourage is in het hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Grief 3 slaagt mitsdien ook.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Entourage tot betaling van een bedrag van € 44.000,00 bruto aan loon over de maanden mei 2023 tot en met maart 2024, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2023;
veroordeelt Entourage in de kosten van het geding in beide instanties en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellant] gevallen, in eerste aanleg op € 825,42 aan verschotten en € 660,00 voor salaris, en in hoger beroep op € 475,42 aan verschotten en € 2.428,00 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan deze veroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. van der Burg, G.C. Boot en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.