ECLI:NL:GHAMS:2024:1805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.336.794/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het mentorschap en afwijzing van het verzoek tot ontslag van de mentor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van betrokkene om het mentorschap op te heffen en de mentor te ontslaan. Betrokkene, geboren in 1962, is sinds 2017 onder mentorschap geplaatst. De kantonrechter in Noord-Holland had eerder de verzoeken van betrokkene afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Betrokkene stelt dat hij wilsbekwaam is en dat het mentorschap niet langer noodzakelijk is, terwijl de mentor van mening is dat het mentorschap essentieel blijft gezien de psychiatrische toestand van betrokkene. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de mentor en familieleden van betrokkene. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de mentor en dat het mentorschap nog steeds zinvol is. De verzoeken van betrokkene zijn afgewezen en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.336.794/01
zaaknummer rechtbank: 10326557 MB VERZ 23-81 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. van der Weide te Heerhugowaard.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [mentor] (hierna te noemen: de mentor), advocaat mr. R.D.W. Reijn te Tilburg;
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- [de zus] (hierna te noemen: de zus);
- [broer 1] (hierna te noemen: broer [broer 1] );
- [broer 2] (hierna te noemen: broer [broer 2] ).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verzoeken van betrokkene om het mentorschap op te heffen of de mentor te ontslaan zodat een andere mentor kan worden benoemd.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) heeft op 12 oktober 2023 in een beschikking de verzoeken van betrokkene om het mentorschap op te heffen of de mentor te ontslaan zodat een andere mentor kan worden benoemd, afgewezen (hierna: de bestreden beschikking).
Betrokkene is het daar niet mee eens en wil dat het mentorschap wordt opgeheven of dat de mentor wordt ontslagen zodat een andere mentor kan worden benoemd. De mentor is het wel eens met de bestreden beschikking. Het hof beslist dat de beslissing van de kantonrechter in stand blijft en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 12 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De mentor heeft op 29 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van betrokkene van 30 januari 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van betrokkene van 12 maart 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de mentor van 13 mei 2024 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 23 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van betrokkene;
- de mentor, bijgestaan door zijn advocaat;
- de zus;
- broer [broer 1] ;
- broer [broer 2] .
Betrokkene en de moeder zijn niet ter zitting verschenen.
De advocaat van de mentor heeft, met instemming van partijen, ter zitting het verzoekschrift van betrokkene zoals ingediend bij de rechtbank overgelegd aan het hof.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1962, te [plaats B] .
Betrokkene is net als de mentor, de zus en broers [broer 1] en [broer 2] een kind van [de moeder] en wijlen [X] .
3.2
Bij beschikking van 27 maart 2017 heeft de kantonrechter ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van de huidige mentor.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van betrokkene om het mentorschap op te heffen of de mentor te ontslaan en een andere mentor te benoemen, afgewezen.
4.2
Betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, opnieuw rechtdoende zijn inleidende verzoek(en) alsnog toe te wijzen.
4.3
De mentor verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten
5.1
Betrokkene vindt dat het mentorschap niet langer doelmatig en noodzakelijk is. Hij is recent wilsbekwaam bevonden door zijn psychiater. Betrokkene stelt dat hij nauwelijks contact met de mentor heeft, terwijl de mentor wel contact over hem heeft met personen om hem heen en dat hij vervolgens niet over deze gesprekken wordt geïnformeerd. Hierdoor voelt het voor betrokkene alsof er beslissingen buiten hem om worden genomen. Het mentorschap werkt averechts. Daarnaast is betrokkene van mening dat er sprake is van gewichtige redenen om de mentor te ontslaan. De familiebanden zijn verstoord door de rol van de mentor. Betrokkene wil graag weer zijn broer terug in plaats van zijn broer als een mentor en meent dat de in geval van mentorschap gewenste samenwerking en vertrouwensrelatie ontbreekt. Er zijn geen concrete voorbeelden van situaties waarin de mentor noodzakelijke acties heeft moeten ondernemen.
5.2
De mentor vindt dat het mentorschap nog steeds zinvol en noodzakelijk is gelet op het grillige psychiatrische ziektebeeld van betrokkene. Door de jaren heen is de mentor de enige constante factor voor betrokkene geweest. Hij is al dertig jaar betrokken bij zijn ziekteproces en is soms genoodzaakt om gesprekken zonder hem te voeren. Hoewel de mentor hem altijd een stem probeert te geven, is het soms onvermijdelijk om beslissingen zonder hem te nemen. Ook onderhoudt de mentor de nodige contacten met personen in de omgeving van betrokkene in crisissituaties. Door de ziekte van betrokkene kan dit door hem anders worden ervaren maar het is altijd in zijn belang. Ondanks de recente verklaring van wilsbekwaamheid, kan het ziekteverloop van betrokkene snel veranderen, waarbij spoedig ingrijpen noodzakelijk is. Het is dan ook in het belang van betrokkene dat de mentor aanblijft. Er zal geen andere mentor te vinden zijn, omdat betrokkene uiteindelijk met iedereen de confrontatie aangaat.
5.3
De zus heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij van mening is dat het mentorschap in stand moet blijven en dat er geen andere mentor benoemd moet worden. Betrokkene is slim en welbespraakt waardoor hij benodigde zorg weet te vermijden.
5.4
Broer [broer 1] heeft te kennen gegeven zich aan te sluiten bij hetgeen de zus heeft verklaard. Betrokkene is intelligent en weet iedereen om zijn vinger te winden. In zijn manische periode put hij zichzelf dusdanig uit, dat hij daarna verzwakt. Betrokkene heeft vervolgens spijt van zijn handelen als het weer beter met hem gaat. De mentor kent hem goed en handelt in zijn belang.
5.5
Broer [broer 2] heeft zich hierbij eveneens aangesloten en heeft ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven dat betrokkene meermaals opgenomen is geweest. Betrokkene zegt na afloop daarvan telkens dat de opnames niet nodig waren en heeft dus geen ziekte-inzicht, aldus broer [broer 2] .
De beoordeling door het hof
Opheffen mentorschap
5.6
Op grond van artikel 1:462 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter het mentorschap opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451 lid 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve.
5.7
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene bekend is met een psychiatrisch ziektebeeld en dat in november 2023 een (nieuwe) zorgmachtiging voor hem is afgegeven voor de duur van een jaar. Betrokkene is in het verleden meermaals opgenomen geweest in een GGZ-instelling en ontvangt al geruime tijd (gedwongen) zorg vanuit de GGZ. Voor het hof is op grond van de stukken uit het dossier en de verklaringen ter zitting in hoger beroep voldoende vast komen te staan dat betrokkene zorgmijdend is en een beperkt ziekte-inzicht heeft. Onweersproken is gesteld dat betrokkene op dit moment geen vaste begeleiding vanuit de GGZ heeft, omdat niemand aan zijn wensen voldoet, en dat daarom per situatie wordt bekeken welke GGZ-medewerker beschikbaar is.
5.8
Ter zitting in hoger beroep heeft de mentor verklaard dat het momenteel niet goed gaat met betrokkene. Betrokkene is recent gestopt met zijn depotmedicatie in de vorm van injecties en krijgt op dit moment weer medicatie in de vorm van pillen. Volgens de mentor vertelt betrokkene onwaarheden. Hij heeft op zijn eigen verjaardag een bericht gestuurd naar de mentor met de mededeling dat hij de dag erna ging trouwen. Ook heeft betrokkene onlangs te kennen gegeven dat hij een expositie zou geven. Er zijn volgens de mentor tekenen dat bij betrokkene momenteel sprake is van verwaarlozing. Daarnaast is gebleken dat de mentor de afgelopen jaren meermaals heeft moeten ingrijpen omdat betrokkene diverse problemen in de buurt veroorzaakte. De mentor heeft in verband daarmee contact gezocht met onder meer de woningbouwvereniging van betrokkene, de buren van betrokkene en de politie om de betreffende problemen uit te leggen en de situatie in goede banen te leiden. Recent nog heeft de mentor moeten ingrijpen toen betrokkene tijdens een periode van decompensatie zonder toestemming de autosleutels van zijn schoonmaakster had meegenomen en haar auto op een andere plek had geparkeerd. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de noodzaak voor het mentorschap nu nog bestaat en dat het mentorschap zinvol is. De verklaring van wilsbekwaamheid van de psychiater van betrokkene maakt dit niet anders. Het hof zal het verzoek van betrokkene om het mentorschap op te heffen dan ook afwijzen.
Ontslag mentor en benoeming andere mentor
5.9
Het hof dient nog te beslissen over het verzoek van betrokkene om de mentor te ontslaan en een andere mentor te benoemen.
5.1
Op grond van artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
5.11
Het hof zal het verzoek van betrokkene om de mentor te ontslaan en een andere mentor te benoemen afwijzen, omdat niet is gebleken van gewichtige redenen voor ontslag van de mentor of een andere wettelijke ontslaggrond. Het is het hof gebleken dat de mentor al jarenlang zeer betrokken is bij het welzijn van betrokkene en dat hij in het belang van betrokkene handelt. Voor zover betrokkene heeft aangevoerd dat hij nauwelijks contact heeft met de mentor, overweegt het hof dat betrokkene de afgelopen periode zelf het contact met de mentor heeft afgehouden en de mentor dit heeft gerespecteerd. Voorts heeft betrokkene te kennen gegeven niet te ervaren dat de mentor met hem meedenkt. Gebleken is echter dat de mentor zich gedurende vele jaren heeft ingespannen en ook thans inspant om goed contact te houden met derden om de betrokkene heen en dat hij goed bereikbaar is in noodgevallen. Dat de mentor soms gesprekken voert met hulpverleners van betrokkene buiten zijn aanwezigheid, vindt zijn oorzaak in het feit dat betrokkene niet altijd bij gesprekken aanwezig wil zijn of soms gesprekken kort van tevoren afzegt. Verder is gebleken dat de mentor de zorg die betrokkene nodig heeft ook vanaf afstand voor hem regelt. Daarnaast is in de afgelopen jaren gebleken dat de mentor, in tegenstelling tot een professionele mentor, elk uur van de dag bereikbaar is voor de GGZ, de crisisdienst of de politie indien sprake is van een acute situatie waarin zijn handelen nodig is. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de mentor te ontslaan. Dit betekent dat het verzoek namens betrokkene tot aanhouding van de zaak om in de gelegenheid gesteld te worden een professionele mentor voor te dragen geen bespreking behoeft.
5.12
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland en mr. E.W.K. Bosman, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 2 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.