Uitspraak
1.Het beklag
2.Het verslag van de advocaat-generaal
3.De voorhanden stukken
4.De behandeling in raadkamer
5.De beoordeling van het beklag
allesituaties die zich daar hebben voorgedaan, door de verdachten gericht op de politie is geschoten. Hoewel er geen dreiging uitging vanuit klager, werd door de politie gericht op hem geschoten en een politiehond op hem afgestuurd. Gelet op de door de rechtbank in het vonnis gedane vaststellingen is sprake van aanvullende feiten of omstandigheden die niet reeds bekend waren en evenmin zijn meegenomen bij de afdoeningsbeslissing. Klager stelt zich daarom op het standpunt dat een rechter naar de feiten en omstandigheden dient te kijken met het oog op de vervolging van de betrokken politieambtenaren.
- bij gevaar voor de veiligheid van politieambtenaren of derden, bijvoorbeeld bij hevig fysiek verzet bij de aanhouding gericht tegen politieambtenaren;
- of bij een vluchtende verdachte waarbij sprake is van een ernstig ingrijpend misdrijf, zoals een (woning)inbraak, maar niet in geval van minder ernstige delicten.
kantot de bewezenverklaring van een strafbaar feit leiden. De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden is of de strafrechter, aan wie de zaak zou worden voorgelegd, ook tot de veroordeling van beklaagden ter zake van strafbare feiten zou kunnen komen of dat kan worden geoordeeld dat beklaagden rechtmatig hebben gehandeld volgens de juridische kaders die op dat moment golden. Met het oog op de beantwoording van die vraag zal eerst het toegepaste geweld door de politieambtenaren en het toegepaste geweld door de verdachten worden besproken.
dertien politieambtenaren,van wie klager in zijn beklag de vervolging verzoekt, gebruik hebben gemaakt van hun dienstpistool en één of meerdere keren hebben geschoten. Van die dertien politieambtenaren hebben de volgende politieambtenaren schoten gelost bij de tweede situatie in het weiland in Broek in Waterland:
kanzijn veroorzaakt door (één van) de volgende
drie politieambtenaren;
gerichtop de politie hebben geschoten.
nietonrechtmatig is geweest en in overeenstemming was met de Politiewet en de Ambtsinstructie. Het hof onderschrijft deze conclusie. In dat kader is nog het volgende van belang.
op dat momentredelijkerwijs door beklaagden kon en mocht worden verondersteld dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnde vuurwapen bij zich had en dit tegen personen zou kunnen gebruiken. Er was immers gebleken dat klager betrokken was bij een zwaargewapende overval en dat zijn medeverdachten bereid waren om op politieambtenaren te schieten. Op het moment dat de overvallers te voet in het weiland wegrenden was niet duidelijk of zij hun wapens op hun vlucht nog bij zich droegen. De dreiging bleef naar het oordeel van het hof daardoor onverkort aanwezig. De aangewende geweldsmiddelen waren proportioneel en subsidiair nu andere mogelijkheden dan schieten om aan de voortdurende dreiging een einde te maken op dat moment niet voorhanden waren. Op grond van artikel 4 en 7 van de Ambtsinstructie was het gebruik van de vuurwapens door [beklaagde 1] , [beklaagde 7] en [beklaagde 10] geoorloofd om klager aan te houden. Dat de Rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 3 april 2023
nadienheeft vastgesteld dat klager enkel de rol van chauffeur vervulde en zelf niet heeft geschoten doet daar niet aan af. De informatie die de rechtbank beschikte en in haar vonnis heeft meegewogen was immers
achterafpas voor de betrokken politieambtenaren kenbaar.