ECLI:NL:GHAMS:2024:1800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
23-002984-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en veroordeling voor vernieling en beschadiging met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor bedreiging en vernieling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van de benadeelde partij, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging zoals tenlastegelegd. De vrijspraak was gebaseerd op inconsistenties in de verklaringen van de aangever en het ontbreken van overtuigend bewijs.

Ten aanzien van de vernieling en beschadiging van goederen, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk schade heeft toegebracht aan een hor, een deur en een ruit van de woning van de benadeelde partij. De verklaringen van de aangever en getuigen werden als voldoende bewijs beschouwd, en het hof heeft de verdachte hiervoor veroordeeld. De politierechter had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof besloot geen straf op te leggen, gezien de lange duur van de procedure en de impact die deze op het leven van de verdachte had gehad.

De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade had veroorzaakt. Het hof heeft de kosten voor de vordering voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002984-21
datum uitspraak: 25 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-199035-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Met de advocaat-generaal en de raadsman leest het hof de tenlastelegging van feit 1 aldus dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als impliciet cumulatief tenlastegelegd. De politierechter heeft de verdachte partieel vrijgesproken, namelijk van de tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ter zake van – kort gezegd – de bedreiging van [slachtoffer] op 2 juni 2016 te Amsterdam.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
1.
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [benadeelde] getoond en/of een of meer stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde] en/of (vervolgens) met voornoemd mes in de hor van/in het huis waar die [benadeelde] zich bevond heeft gesneden en/of (meermalen) in de hor en/of deur van voornoemd huis heeft gestoken;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een hor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of [woningbouw], en/of een deur en/of ruit van een woning gelegen aan de [adres 2], in elk geval enig goed en/of deel van voornoemd huis, geheel of ten dele toebehorende aan [woningbouw], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, reeds omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag ten aanzien van feit 1 tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1

Op 2 juni 2016 heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen de aangever [benadeelde] en de verdachte. Het staat naar het oordeel van het hof weliswaar voldoende vast dat de verdachte zich agressief naar de aangever heeft gedragen, maar het hof heeft niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - de bedreiging op de wijze zoals die is tenlastegelegd. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de aangever in zijn verhoor door de raadsheer-commissaris, waar hij anders dan bij de politie met bijstand van een beëdigde tolk is gehoord, heeft verklaard dat de verdachte geen beweging heeft gemaakt om hem met een mes aan te vallen. Daarom moet de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de foto’s in het dossier onvoldoende ondersteuning vormen voor de stelling dat de verdachte de schade heeft toegebracht. Daarbij komt dat de aangevers inconsistent hebben verklaard, volgens de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op 2 juni 2016 bevond de verdachte zich ’s nachts voor de deur van de woning van de aangever en diens vriendin [slachtoffer], waar hij overlast veroorzaakte. De aangever heeft de verdachte hierop tweemaal aangesproken. Vervolgens is er een flinke ruzie ontstaan waarbij de aangever de woning is ingevlucht en met moeite de deur achter zich heeft kunnen sluiten. De aangever heeft de verdachte vervolgens op de deur horen insteken en gezien dat hij met een mes in de hor heeft gesneden. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de verdachte op de deur hoorde bonken. Ook heeft zij gehoord dat haar vriend de hor eruit haalde, kennelijk omdat de verdachte de hor bewerkte met een mes. [slachtoffer] heeft waargenomen dat er schade was ontstaan aan de hor, een ruit en de voordeur van de woning. Op de foto op p. 9 van het dossier, zoals ter terechtzitting aan de orde is gesteld, is te zien dat er schade is aan een hor; er ontbreekt een rechthoekig stuk. Degene die namens [woningbouw] aangifte heeft gedaan, heeft schade aan de voordeur waargenomen. De schade aan de voordeur bestond uit vier pitjes en een grote kras van ongeveer 15 cm en op het glazen raam links naast de voordeur zag deze aangever een lichte kras van 5 tot 10 cm.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de aangever en [slachtoffer] passen bij de geconstateerde schade. Bovendien vinden deze verklaringen steun in de verklaring van de verdachte zelf, in die zin dat hij die ter terechtzitting in hoger beroep heeft gezegd dat hij op de deur heeft gebonkt. Gelet op het voorgaande acht het hof de tenlastegelegde vernieling en beschadiging wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 2 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een hor, toebehorende aan [benadeelde] of [slachtoffer] of [woningbouw] heeft vernield, en een deur en ruit van een woning gelegen aan de [adres 2], toebehorende aan [woningbouw], heeft beschadigd.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis wordt opgelegd voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De verdachte heeft in 2016 een hor vernield en een deur en een raam beschadigd. Dit zijn vervelende feiten die overlast veroorzaken en ervoor zorgen dat de slachtoffers kosten moeten maken. In beginsel is een onvoorwaardelijke taakstraf voor dergelijke feiten passend. Gelet op de zeer forse overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting op overtuigende wijze duidelijk heeft gemaakt dat deze strafzaak al 8 jaar impact op zijn leven heeft, acht het hof het niet langer passend om de verdachte een straf op te leggen, ook niet in geheel voorwaardelijke vorm.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 575,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van de cumulatief tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jeltes, mr. M.L.M. van der Voet en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juni 2024.
=========================================================================
[…]