ECLI:NL:GHAMS:2024:1799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
23-000735-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, afwijzing vordering tenuitvoerlegging en opheffing van voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2022. De verdachte was beschuldigd van verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 6 december 2020 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juni 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin hij was veroordeeld.

De rechtbank had de verdachte veroordeeld op basis van de verklaringen van het slachtoffer, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de verdachte en het slachtoffer stonden lijnrecht tegenover elkaar, en er was geen steunbewijs dat de beschuldigingen kon bevestigen. De verdachte heeft aangevoerd dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden, terwijl het slachtoffer verklaarde dat dit tegen haar zin was en dat zij bedreigd werd. Het hof oordeelde dat het niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen wat er precies in de woning van de verdachte is gebeurd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de bescherming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000735-22
datum uitspraak: 25 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-309994-20 en
16-015336-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte:
- voornoemde [slachtoffer] (terwijl zij zich in zijn, verdachtes, woning bevond) eenmaal of meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nu weggaat, maak ik je dood" en/of "Jij gaat helemaal nergens naartoe, ik doe je wat" en/of "Ik vermoord je" en/of "Je gaat klappen krijgen" en/of "Ik ga je over de reling gooien" en/of "Ik maak je dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- eenmaal of meermalen de borst(en) en/of billen van voornoemde [slachtoffer] betast en/of
- de broek en/of onderbroek van voornoemde [slachtoffer] uitgetrokken en/of
- eenmaal of meermalen zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- ( hierbij) het huilen en/of sniffen van voornoemde [slachtoffer] genegeerd;
2.
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] (terwijl zij zich in zijn, verdachtes, woning bevond) eenmaal of meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Als je nu weggaat, maak ik je dood" en/of "Jij gaat helemaal nergens naartoe, ik doe je wat" en/of "Ik vermoord je" en/of "Je gaat klappen krijgen" en/of "Ik ga je over de reling gooien" en/of "Ik maak je dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank ten aanzien van de bewijsvraag.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman van de verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft hij ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is van dwang en opzet. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte en de aangeefster hebben toen zij jong waren een jarenlange en roerige relatie gehad, die geruime tijd voor de in de tenlastelegging genoemde datum (de nacht van 5 op 6 december 2020) is verbroken. Enkele weken voor die bewuste datum zijn de verdachte en de aangeefster wederom met elkaar in contact gekomen en hebben zij met elkaar afgesproken. In de avond/nacht van 5 op 6 december 2020 zijn ze samen in de woning van de verdachte geweest, waar zij seks hebben gehad. Vooraf is door de aangeefster via WhatsApp kenbaar gemaakt geen seks met de verdachte te willen (‘Ik kom gewoon om te chillen’; ‘Ik ga niet met je ballen’). Volgens beiden verliep de avond in eerste instantie gezellig. Er is tot diep in de nacht gedanst en samen hebben zij veel alcohol gedronken. De lezingen lopen echter uiteen met betrekking tot het verdere verloop van de nacht. De verklaringen van de verdachte en de aangeefster over de vraag of sprake is geweest van seks met wederzijdse instemming, dan wel verkrachting, en of de verdachte al dan niet bedreigingen heeft geuit, staan lijnrecht tegenover elkaar. De verdachte stelt dat de aangeefster toch seks wilde, de aangeefster heeft verklaard dat de seks tegen haar zin plaatsvond en dat zij is bedreigd. Het eventuele steunbewijs is telkens (indirect) afkomstig van de aangeefster. De buurvrouw die midden in de nacht – rond het bewuste moment – naar de woning van de verdachte is gegaan vanwege geluidsoverlast door voortdurende stampende geluiden, heeft niemand anders dan de verdachte in zijn woning gezien of gehoord. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen wat zich precies in de woning heeft afgespeeld, en of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-015336-19
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 16 december 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 maart 2019, parketnummer 16-015336-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 juni 2024.