ECLI:NL:GHAMS:2024:1794

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
23-000753-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor diefstal in vereniging met toevoeging van bewijsoverweging en artikel 63 Wetboek van Strafrecht

Op 6 juni 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 maart 2022 was gewezen. De zaak betreft een veroordeling voor diefstal in vereniging, waarbij de verdachte, geboren in 2003 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, in hoger beroep ging tegen het eerdere vonnis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar heeft dit aangevuld met een bewijsoverweging en de toevoeging van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, wat leidde tot de gezamenlijke uitvoering van de diefstal. De bewijsmiddelen toonden aan dat de verdachte en de medeverdachte samen een winkel in Purmerend binnengingen, waarbij de verdachte een lege rugtas droeg en kleding uit de winkel in de tas plaatste.

Het hof concludeert dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voldoende bewijs oplevert voor de ten laste gelegde diefstal in vereniging. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2024, waarbij mr. M. Jeltes niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000753-22
datum uitspraak: 6 juni 2024
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer
15-056826-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2003,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die ertoe strekt dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • het vonnis aanvult met de hierna volgende bewijsoverweging, en
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de toepasselijke wetsartikelen toevoegt.

Bewijsoverweging

Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat:
  • de verdachte en de medeverdachte samen de [winkel] in Purmerend zijn binnengelopen,
  • de verdachte bij binnenkomst in de winkel de lege rugtas droeg,
  • de verdachte en de medeverdachte willekeurig kleding van de winkelrekken pakten,
  • de verdachte de lege rugzak in een pashokje plaatste,
  • de verdachte en de medeverdachte beiden een eigen pashokje gebruikten, en terwijl zij zich daarin bevonden, kleding aan elkaar doorgaven,
  • de verdachte en de medeverdachte op enig moment van pashokje zijn gewisseld,
  • de verdachte en de medeverdachte direct naar de uitgang liepen, toen zij door een winkelmedewerker waren aangesproken en deze medewerker had gezien dat in die tas kleding uit de winkel zat, en het een omstander niet lukte hen beiden tegen te houden.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof acht daarmee bewezen, de ten laste gelegde in vereniging gepleegde diefstal.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van
mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juni 2024.
Mr. M. Jeltes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.