Op 6 juni 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 maart 2022 was gewezen. De zaak betreft een veroordeling voor diefstal in vereniging, waarbij de verdachte, geboren in 2003 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, in hoger beroep ging tegen het eerdere vonnis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar heeft dit aangevuld met een bewijsoverweging en de toevoeging van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, wat leidde tot de gezamenlijke uitvoering van de diefstal. De bewijsmiddelen toonden aan dat de verdachte en de medeverdachte samen een winkel in Purmerend binnengingen, waarbij de verdachte een lege rugtas droeg en kleding uit de winkel in de tas plaatste.
Het hof concludeert dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voldoende bewijs oplevert voor de ten laste gelegde diefstal in vereniging. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2024, waarbij mr. M. Jeltes niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.