In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 8 december 2023 was vrijgesproken van poging zware mishandeling en mishandeling van een NS medewerker. De verdachte, geboren in 1999, had zich tijdens een aanhouding bemoeid met de situatie en had de medewerker gebeten, wat leidde tot letsel. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar vernietigde de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar het hof legde in plaats daarvan een taakstraf van 200 uren op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente werk en behandeling. Het hof verlengde ook de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar. De beslissing is genomen na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.