Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Escape Boats”, without any territorial restrictions;
overwhelm) production line of 2018 and the involvement of dealers to promote the ESCAPE brand.
- 17 maart 2018 € 4.000,- (5 sloepen)
- 22 april 2018 € 5.000,- (5 sloepen)
- 15 mei 2018 € 1.000,- (1 sloep)
- 13 juni 2018 € 2.000,- (2 sloepen)
- 4 augustus 2018 € 1.000,- (1 sloep).
Escape-sloepen (750 resp. 288, 600 en 233) en anderzijds
‘Model’-sloepen (288 resp. 600 en 233).
“due to the lack of costumers’ interest in products covered by the aforementioned Agreement”.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
Escape Molds,bedoeld in artikel 2.1 van de overeenkomst, zie hierboven onder 3.3). De onder de naam Escape verkochte boten betroffen een door [appellant] gecreëerde en onderhouden markt en botenlijn waarin hij geïnvesteerd had, onder meer door de mallen te laten ontwikkelen en aan te schaffen, en door het opzetten en onderhouden van zijn dealernetwerk. De wijziging die partijen aanbrachten hield in, dat [geïntimeerde] voor wat betreft de productie en verkoop van de sloepen die tot dan onder de naam Escape door [appellant] in de door hem gecreëerde en onderhouden markt werden verkocht en die uit de [appellant] toebehorende mallen werden gemaakt, niet langer afhankelijk zou zijn van orders van [appellant] , maar geheel vrij zou zijn de sloepen naar eigen inzicht te produceren en rechtstreeks te verkopen, ook aan de dealers die voorheen de boten van [appellant] kochten. Hierin, en in de hiervoor door [appellant] verleende toestemmingen, acht het hof de essentie van de overeenkomst gelegen. [appellant] was bereid de mallen te verkopen, [geïntimeerde] volledige vrijheid te geven daaruit boten te vervaardigen en deze in de door [appellant] gecreëerde en onderhouden markt rechtstreeks te verkopen en voortaan af te zien van de voorheen door hem genoten marge op iedere verkochte boot, tegenover het recht op commissie over iedere door [geïntimeerde] verkochte boot. Daarbij werd onderscheid gemaakt in verkoop aan [appellant] -klanten (€ 1.500,- respectievelijk € 1.000,- per boot, afhankelijk van het model) en [geïntimeerde] -klanten (€ 500,- per boot).
As such, [geïntimeerde] is empowered to independently decide on any rules for the production and sale ofEscape Boats, with or without using the “ESCAPE” brand, including setting up sales rules and price policy of Escape Boats”(onderstreping door hof). Dit sluit aan op het verkopen van de mallen zoals geregeld in artikel 2. Dit had immers tot gevolg dat [appellant] deze mallen definitief afstond aan [geïntimeerde] . In lid 4 is vervolgens bepaald dat in ruil voor de toestemmingen en goedkeuringen ingevolge de leden 1 tot en met 3, [appellant] gerechtigd is tot commissie over de verkoop van iedere
Escape boat. Dat daarmee is bedoeld: iedere boot die wordt vervaardigd uit de door [appellant] ingevolge de overeenkomst verkochte mallen, onder welke benaming dan ook verkocht, sluit niet alleen aan op het feit dat in lid 4 voor het recht op commissie uitdrukkelijk ook naar lid 3 wordt verwezen, met inbegrip van het zojuist geciteerde gedeelte, maar ook op de onder 5.5 beschreven bedoeling van partijen bij de overeenkomst: het was gerechtvaardigd dat [appellant] kon blijven verdienen aan de verkoop van boten door [geïntimeerde] in de door [appellant] gecreëerde markt. Van belang is voorts dat [geïntimeerde] zich (aanvankelijk) feitelijk ook zo gedragen heeft. [geïntimeerde] heeft immers facturen van [appellant] waarin commissie in rekening werd gebracht voor sloepen die waren vervaardigd uit de
Escape Moldsmaar onder een andere benaming waren verkocht, zonder protest aanvaard en het factuurbedrag betaald, zoals hiervoor onder 3.6 is vermeld.
- explootkosten € 103,83
- griffierecht € 314,-
- salaris advocaat € 1.126,- (tarief II, 2 punten)
- explootkosten € 125,03
- griffierecht € 343,-
- salaris advocaat € 2.428,- (tarief II, 2 punten)