ECLI:NL:GHAMS:2024:1752

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.319.023/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verschuldigdheid van commissie over verkoop van sloepen en opzegging overeenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], een groothandelaar in watersportartikelen, en [geïntimeerde], een fabrikant van sloepen, over de verschuldigdheid van commissie op de verkoop van sloepen. De partijen hebben sinds 2009 samengewerkt en in 2017 een nieuwe overeenkomst gesloten, waarin [appellant] recht had op commissie over de verkoop van sloepen door [geïntimeerde]. De kern van het geschil is of de commissie alleen verschuldigd is voor sloepen die onder de naam 'Escape' worden verkocht, of ook voor sloepen die uit dezelfde mallen zijn vervaardigd maar onder een andere naam worden verkocht. Het hof oordeelt dat de commissie ook verschuldigd is voor de laatste categorie sloepen. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst na ruim een jaar opgezegd, wat het hof onterecht acht. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] schadeplichtig is en dat de vorderingen van [appellant] tot inzage in de administratie van [geïntimeerde] worden toegewezen. De zaak is in hoger beroep gekomen na een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van [appellant] werden afgewezen. Het hof vernietigt het vonnis en wijst de vorderingen van [appellant] toe, inclusief schadevergoeding en inzage in de administratie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.319.023/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/319304/ HA ZA 21-430
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juni 2024
inzake
[appellant],
wonende te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. T.E. Deenik te Haarlem,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [plaats 2] , [land] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.B. Houtappel te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] en [geïntimeerde] hebben sinds 2009 samengewerkt op het gebied van de productie van en handel in sloepen. Zij zijn in 2017 een nieuwe overeenkomst aangegaan. Deze hield onder meer in dat [appellant] gerechtigd was tot commissie over door [geïntimeerde] verkochte sloepen. In geschil is de vraag of deze commissie uitsluitend verschuldigd is over sloepen die door [geïntimeerde] onder de benaming Escape worden verkocht, of ook over sloepen die onder een andere benaming worden verkocht, maar vervaardigd zijn uit dezelfde mallen, die bij die overeenkomst door [appellant] aan [geïntimeerde] zijn verkocht. Het hof oordeelt in laatstbedoelde zin. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst na ruim een jaar met onmiddellijke ingang opgezegd en is de sloepen blijven produceren en verkopen onder een andere benaming, zonder aan [appellant] commissie te betalen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] de overeenkomst niet had mogen opzeggen op de wijze zoals zij gedaan heeft en acht [geïntimeerde] schadeplichtig. Ook de vorderingen van [appellant] tot overlegging van afschriften uit de administratie van [geïntimeerde] worden toegewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 17 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 25 mei 2022 en een herstelvonnis van 29 juni 2022 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens wijziging van eis met producties;
- memorie van antwoord;
- akte overlegging producties 30 tot en met 35 zijdens [appellant] ;
- aanvullende producties 9 tot en met 13 zijdens [geïntimeerde] , ingediend bij brief van 25 maart 2024.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 26 maart 2024 laten toelichten door hun advocaten, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Namens [appellant] is bezwaar gemaakte tegen de daags voor de behandeling door [geïntimeerde] overgelegde nadere producties. Het Hof heeft beslist deze stukken toe te laten tot de gedingstukken, nu [appellant] hierop tijdens de mondelinge behandeling voldoende heeft kunnen reageren.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis en herstelvonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog zijn vorderingen, zoals gewijzigd bij memorie van grieven, zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. t/m 2.12. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] is groothandelaar in watersportartikelen, waaronder sloepen. [geïntimeerde] is een fabrikant van onder meer sloepen. [appellant] en [geïntimeerde] hebben vanaf 2009 samengewerkt op het gebied van de productie van en de handel in sloepen.
3.2.
Partijen hebben op 27 juli 2017 een nieuwe overeenkomst gesloten (hierna: “de overeenkomst”).
3.3.
In de overeenkomst is voor zover van belang het volgende opgenomen:
‘(D) [geïntimeerde] is interested in the production and sale of Escape Boats (Escape 600, Escape 22, Escape 288, Escape 233 inboard, Escape 233 outboard and Escape 750) – hereinafter referred to collectively as “
Escape Boats”, without any territorial restrictions;
(E) [appellant] owns all intellectual and industrial property rights to Escape Boats, including their manufacturing and production, as well as the full rights to the “ESCAPE” brand;
(…)
ARTICLE 1 – SUBJECT OF CONTRACT
Under this Agreement:
1.1. [geïntimeerde] shall acquire from [appellant] 3 (three) sets of molds for the boats: (i) Escape 600, (ii) Escape 22 and (iii) Escape 288, for a total price of € 35,000 (…) – in accordance of Article 2 of the Agreement;
1.2.
[appellant] shall provide [geïntimeerde] with alle necessary licenses and permits for the production and sale of Escape Boats and for the usage of the “ESCAPE” brand – in accordance with the provisions of Article 3 of the Agreement.
(…)
Article 2 – SALE OF ESCAPE MOLDS
2.1.
[appellant] sells and [geïntimeerde] acquires 3 sets of molds for boat type “Escape”: (i) Escape 600, (ii) Escape 22 and (iii) Escape 288 (hereinafter referred to as “Escape Molds”).
2.2.
[appellant] states that the Escape Molds are free of any legal defects and that they are located in the [geïntimeerde] factory – [plaats 2] , [land] . (address).
2.3.
The price of the Escape Molds is € 35.000 (thirty-five thousands Euros). The price shall be paid in accordance with Article 5 of the Agreement.
ARTICLE 3 – INTELLECTUAL PROPERTY AND COMMISSION
3.1.
[appellant] hereby grants to [geïntimeerde] a perpetual, worldwide, irrevocable, non-exclusive, royalty free, sub-licensable to [geïntimeerde] affiliates, license to use all intellectual property rights owned by or licensed to [appellant] , that are related to the production process of Escape boats and the “ESCAPE” brand, including: patents, utility models, trademarks, designs, copyrights and related, Know-How and intellectual property rights. Such license includes the right to grant sub-licenses to [geïntimeerde] production suppliers as may be required for the purposes of production and sale of Escape Boats.
3.2.
The license granted by [appellant] include the right for [geïntimeerde] to sub-license to any third party the right to use, copy, modify, interpret or otherwise deal with intellectual property rights mentioned in Article 3.1 above, for the purpose of production and selling of Escape Boats.
3.3.
Under the terms of this Agreement, [appellant] expressly agrees to allow [geïntimeerde] to freely, unrestrictedly manufacture and sell Escape Boats, as well as to use the “ESCAPE” brand without any restriction to do so. As such, [geïntimeerde] is empowered to independently decide on any rules for the production and sale of Escape Boats, with or without using the “ESCAPE” brand, including setting up sales rules and price policy of Escape Boats.
3.4.
In return for the licenses and approvals referred to in Articles 3.1. - 3.3. above, [geïntimeerde] undertakes to pay the commission to [appellant] after each sale of Escape Boats (hereinafter referred to in as “Commission”), as follows:
3.1.1.when selling Escape boats to a [appellant] customer, [geïntimeerde] is obliged to pay a Commission of € 1.500 (one thousand five hundred Euros) to [appellant] for the sale of the Escape 288 boat and € 1.000 (one thousand Euros) for the sale of any other Escape Boat;
3.1.2.when selling Escape Boats to a [geïntimeerde] customers, [geïntimeerde] is obliged to pay a Commission of € 500 (five hundred Euros) to [appellant] for the sale of any Escape Boat.
3.5.
The Commission, referred to in Article 3.4. above, shall be paid by [geïntimeerde] to [appellant] within 30 working days from the day [geïntimeerde] receives the full purchase price of Escape Boat from the customer.
3.6.
In order to document the Commission due to [appellant] , [geïntimeerde] shall send reports indicating customer orders for Escape Boats every two months. [geïntimeerde] is committed to send reports to [appellant] via e-mail: …. [E-mail]
3.7.
Payment of the Commission shall be based on invoices issued by [appellant] in accordance with clause 3.5. above.
3.8
Licenses and consents referred to in Articles 3.1. – 3.3. above are granted by [appellant] to [geïntimeerde] indefinitely. At the same time, [appellant] undertakes not to issue such licenses or given consents for any reason for a period not shorter than 5 years.’
3.4.
[appellant] heeft op 11 december 2017 een factuur aan [geïntimeerde] gestuurd voor de door [geïntimeerde] aan [appellant] ingevolge de overeenkomst verschuldigde commissie van € 5.000,-. Deze factuur heeft [geïntimeerde] betaald.
3.5.
Op 5 februari 2018 heeft een medewerker van [geïntimeerde] aan [appellant] een e-mail gestuurd waarin het volgende staat:
At this point of our activity on the market, the Board of [geïntimeerde] company had decided to assign the exclusive rights to consortium-group of dealers in cooperation. Those dealers are on the contract list, what means higher provisions for you. They reason of such action is the sufficient amount of orders they provided, which cover (
overwhelm) production line of 2018 and the involvement of dealers to promote the ESCAPE brand.
If you will find any customer- please forward him to the proper dealer.
The planned estimated volume is as follows:
3.6
In de periode 17 maart 2018 tot en met 4 augustus 2018 heeft [appellant] de volgende facturen gestuurd aan [geïntimeerde] voor commissie over verkopen van Escape-sloepen.
Deze facturen heeft [geïntimeerde] betaald.
  • 17 maart 2018 € 4.000,- (5 sloepen)
  • 22 april 2018 € 5.000,- (5 sloepen)
  • 15 mei 2018 € 1.000,- (1 sloep)
  • 13 juni 2018 € 2.000,- (2 sloepen)
  • 4 augustus 2018 € 1.000,- (1 sloep).
In de specificatie van verkochte boten van de facturen van 17 maart en 22 april 2018 is onderscheiden tussen enerzijds
Escape-sloepen (750 resp. 288, 600 en 233) en anderzijds
‘Model’-sloepen (288 resp. 600 en 233).
3.7.
Partijen hebben op 11 oktober 2018 gesproken over de samenwerking.
3.8.
Op 13 oktober 2018 heeft [appellant] een factuur aan [geïntimeerde] gestuurd, voor de door [geïntimeerde] krachtens de overeenkomst verschuldigde commissie van € 500,- (1 Escape-sloep). Deze factuur is betaald door [geïntimeerde] .
3.9.
Bij brief van 7 november 2018 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd, met als reden een gebrek aan interesse van klanten in Escape-sloepen:
“due to the lack of costumers’ interest in products covered by the aforementioned Agreement”.
3.10.
Na deze opzegging is [geïntimeerde] doorgegaan met de productie van sloepen uit de van [appellant] gekochte mallen. Deze sloepen worden onder een andere benaming dan Escape door [geïntimeerde] verkocht. Sloepen die uit deze mallen zijn vervaardigd worden door een concurrent van [appellant] , Sloepencentrum in [plaats 3] , verkocht onder de naam ‘ [naam] ’. De door [geïntimeerde] van [appellant] gekochte mallen heeft [geïntimeerde] aan Sloepencentrum doorverkocht. Sloepencentrum heeft korte tijd op zijn website bij de toelichting van de [naam] -sloepen, marketingteksten gebruikt die oorspronkelijk betrekking hadden op Escape-sloepen, waarbij ook de naam Escape werd genoemd.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] gehouden is om schadevergoeding te betalen in verband met de opzegging van de overeenkomst door [geïntimeerde] en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. Verder heeft [appellant] gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen tot inzage in en het verstrekken van gegevens uit haar administratie omtrent door [geïntimeerde] in de periode vanaf 7 november 2018 verkochte sloepen, alles met nevenvorderingen.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat, kort gezegd, het [geïntimeerde] naar haar oordeel vrijstond de overeenkomst op te zeggen zoals zij heeft gedaan, dus met onmiddellijke ingang en zonder enige vergoeding aan [appellant] te betalen, of daartoe een aanbod te doen. De vorderingen tot het verstrekken van inzage en (afschrift van) gegevens heeft de rechtbank afgewezen, omdat [appellant] daarbij volgens de rechtbank geen belang had.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep negen grieven aangevoerd en zijn oorspronkelijke eis gewijzigd. [appellant] vordert het vernietigen van het bestreden vonnis en herstelvonnis en:
‘Primair
1. Voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] gehouden is om aan [appellant] een (vervangende) schadevergoeding te betalen, vanwege het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] ;
2. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te vergoeden de door [appellant] als gevolg van de onrechtmatige daad van [geïntimeerde] geleden schade, welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair
3. Voor recht te verklaren dat de Overeenkomst thans nog altijd van kracht is en [geïntimeerde] gehouden is de op grond van de Overeenkomst aan [appellant] verschuldigde commissie te betalen;
Zowel primair als subsidiair
4. [geïntimeerde] de openlegging te bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren, teneinde inzage te bieden in, en/of afschrift te verstrekken van die (administratieve) gegevens waaruit blijkt (i) het aantal verkochte sloepen van de modellen Escape 750 en [naam] 750, Escape 600 en [naam] 620, Escape 233 (Tender), Escape 288 (Tender) en [naam] 860, en Escape 22, (ii) in de periode vanaf 7 november 2018 tot en met 27 juli 2022. Deze gegevens dienen te worden gestaafd met stukken waaruit de juistheid van die gegevens blijkt, bijvoorbeeld door middel van de facturen van de verkochte sloepen van de relevante modellen. Daarbij mogen de gegevens van de koper/klant weggelakt (maar niet de naam van de koper/klant). [geïntimeerde]
dient binnen veertien (14) dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest aan het bevel tot openlegging gehoor te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000 per dag dat door [geïntimeerde] na het verstrijken van deze termijn in strijd wordt gehandeld met dit bevel en/of in strijd met de waarheid wordt verklaard, met een maximum van EUR 40.000;
5. Dan wel (indien het openleggen van boeken als gevorderd onder 4. van dit petitum niet door uw hof wordt bevolen) [geïntimeerde] te bevelen om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis inzage te geven in en afschrift te verstrekken (in de zin van een kopie) van die (administratieve) gegevens waaruit blijkt (i) het aantal verkochte sloepen van de modellen Escape 750 en [naam] 750, Escape 600 en [naam] 620, Escape 233 (Tender), Escape 288 (Tender) en [naam] 860, en Escape 22, (ii) in de periode vanaf 7 november 2018 tot en met 27 juli 2022. Deze gegevens dienen te worden gestaafd met stukken waaruit de juistheid van die gegevens blijkt, bijvoorbeeld door middel van de facturen van de verkochte sloepen van de relevante modellen. Daarbij mogen de gegevens van de koper/klant weggelakt (maar niet de naam van de koper/klant). Een en ander onder straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000 per dag dat [geïntimeerde] (vanaf 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest) in gebreke blijft met het volledig en naar waarheid inzage bieden in en afschrift verstrekken van deze gegevens, met een maximum van EUR 40.000;
6. [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
7. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ten belope van EUR 173 zonder betekening, dan wel EUR 263 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.’
Rechtsmacht
5.2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Daartegen is geen grief gericht. Het hof heeft geen reden om ambtshalve tot een ander oordeel te komen.
Toepasselijk recht
5.3.
Ook tegen het oordeel van de rechtbank dat op de verhouding van partijen en de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is, is geen grief gericht. Het hof gaat daarom uit van de toepasselijkheid van het Nederlands recht.
Recht op commissie
5.4.
Partijen verschillen in de eerste plaats van mening in welke gevallen [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst commissie aan [appellant] is verschuldigd. Volgens [appellant] is over de verkoop van alle boten die met de Escape-mallen worden verkocht, commissie verschuldigd. Volgens [geïntimeerde] is geen commissie verschuldigd over de verkoop van boten die met de Escape-mallen zijn vervaardigd als die niet onder de benaming Escape Boats worden verkocht. Met name de grieven I en V gaan hierover.
5.5.
Uit het voorgaande blijkt dat partijen van mening verschillen over de uitleg van de overeenkomst. Bij de uitleg van de overeenkomst is niet alleen de letterlijke tekst bepalend, maar is ook de overige inhoud van de overeenkomst van belang en komt het volgens vaste rechtspraak onder meer aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-norm). Hierbij is onder meer de voorgeschiedenis van belang, alsmede de gedragingen van partijen ter uitvoering van de overeenkomst.
5.6.
Met het sluiten van de overeenkomst hebben partijen hun reeds jarenlang bestaande samenwerking gewijzigd. Deze bestond er tot dan uit, dat [geïntimeerde] op orderbasis in opdracht van [appellant] boten vervaardigde die voornamelijk zagen op orders die [appellant] via zijn eigen dealernetwerk binnenkreeg en die [appellant] onder verschillende namen, waaronder Escape, aan zijn dealers en soms eindgebruikers verkocht. De onder de benaming Escape door [appellant] verkochte boten werden door [geïntimeerde] geproduceerd uit mallen die [appellant] toebehoorden (de
Escape Molds,bedoeld in artikel 2.1 van de overeenkomst, zie hierboven onder 3.3). De onder de naam Escape verkochte boten betroffen een door [appellant] gecreëerde en onderhouden markt en botenlijn waarin hij geïnvesteerd had, onder meer door de mallen te laten ontwikkelen en aan te schaffen, en door het opzetten en onderhouden van zijn dealernetwerk. De wijziging die partijen aanbrachten hield in, dat [geïntimeerde] voor wat betreft de productie en verkoop van de sloepen die tot dan onder de naam Escape door [appellant] in de door hem gecreëerde en onderhouden markt werden verkocht en die uit de [appellant] toebehorende mallen werden gemaakt, niet langer afhankelijk zou zijn van orders van [appellant] , maar geheel vrij zou zijn de sloepen naar eigen inzicht te produceren en rechtstreeks te verkopen, ook aan de dealers die voorheen de boten van [appellant] kochten. Hierin, en in de hiervoor door [appellant] verleende toestemmingen, acht het hof de essentie van de overeenkomst gelegen. [appellant] was bereid de mallen te verkopen, [geïntimeerde] volledige vrijheid te geven daaruit boten te vervaardigen en deze in de door [appellant] gecreëerde en onderhouden markt rechtstreeks te verkopen en voortaan af te zien van de voorheen door hem genoten marge op iedere verkochte boot, tegenover het recht op commissie over iedere door [geïntimeerde] verkochte boot. Daarbij werd onderscheid gemaakt in verkoop aan [appellant] -klanten (€ 1.500,- respectievelijk € 1.000,- per boot, afhankelijk van het model) en [geïntimeerde] -klanten (€ 500,- per boot).
5.7.
De met de overeenkomst gecreëerde vrijheid voor [geïntimeerde] is in het bijzonder neergelegd in artikel 3 lid 3 van de overeenkomst, waarbij tevens is bepaald: “…
As such, [geïntimeerde] is empowered to independently decide on any rules for the production and sale ofEscape Boats, with or without using the “ESCAPE” brand, including setting up sales rules and price policy of Escape Boats”(onderstreping door hof). Dit sluit aan op het verkopen van de mallen zoals geregeld in artikel 2. Dit had immers tot gevolg dat [appellant] deze mallen definitief afstond aan [geïntimeerde] . In lid 4 is vervolgens bepaald dat in ruil voor de toestemmingen en goedkeuringen ingevolge de leden 1 tot en met 3, [appellant] gerechtigd is tot commissie over de verkoop van iedere
Escape boat. Dat daarmee is bedoeld: iedere boot die wordt vervaardigd uit de door [appellant] ingevolge de overeenkomst verkochte mallen, onder welke benaming dan ook verkocht, sluit niet alleen aan op het feit dat in lid 4 voor het recht op commissie uitdrukkelijk ook naar lid 3 wordt verwezen, met inbegrip van het zojuist geciteerde gedeelte, maar ook op de onder 5.5 beschreven bedoeling van partijen bij de overeenkomst: het was gerechtvaardigd dat [appellant] kon blijven verdienen aan de verkoop van boten door [geïntimeerde] in de door [appellant] gecreëerde markt. Van belang is voorts dat [geïntimeerde] zich (aanvankelijk) feitelijk ook zo gedragen heeft. [geïntimeerde] heeft immers facturen van [appellant] waarin commissie in rekening werd gebracht voor sloepen die waren vervaardigd uit de
Escape Moldsmaar onder een andere benaming waren verkocht, zonder protest aanvaard en het factuurbedrag betaald, zoals hiervoor onder 3.6 is vermeld.
5.8.
Het hof heeft hierbij verder in aanmerking genomen dat in de uitleg van de overeenkomst die [geïntimeerde] voorstaat, [geïntimeerde] in wezen op eenvoudige wijze het betalen van commissie aan [appellant] zou kunnen voorkomen door boten die met gebruik van de mallen werden geproduceerd, steeds onder andere naam dan Escape te verkopen. [geïntimeerde] heeft te weinig aangevoerd voor de conclusie dat dit was wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. Bovendien zou ook voor het opzeggen van de overeenkomst, wat het hof hierna bespreekt, bij die uitleg geen goede reden zijn geweest. [geïntimeerde] had immers bij die uitleg het beëindigen van de overeenkomst niet nodig om aan verschuldigdheid van commissie aan [appellant] te ontkomen.
5.9.
De conclusie is dat de grieven I en V doel treffen wat betreft de uitleg van de overeenkomst.
Opzegging
5.10.
Partijen verschillen in de tweede plaats van mening over de rechtmatigheid van de opzegging van de overeenkomst door [geïntimeerde] op 7 november 2018 met onmiddellijke ingang.
In wezen is dit meningsverschil te herleiden tot de vraag of [geïntimeerde] door eenzijdige opzegging van de overeenkomst haar verplichting om commissie te betalen kan ontlopen. Deze vraag is onderwerp van met name de grieven VI tot en met VIII, maar deels ook van grief V. Het hof is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord om de navolgende redenen.
5.11.
In de overeenkomst is de looptijd ervan niet benoemd en is ook geen opzegtermijn bepaald. Tussen partijen is echter niet in geschil dat de overeenkomst op 27 juli 2017 (met onmiddellijke ingang, ter vervanging van hoe de samenwerking tussen partijen sinds 2009 was vormgegeven) voor onbepaalde tijd is aangegaan.
5.12.
Een dergelijke duurovereenkomst voor onbepaalde tijd waarin geen opzegtermijn is opgenomen, is in beginsel opzegbaar. Vaste rechtspraak is dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is, indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, ook in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van (schade)vergoeding.
5.13.
In artikel 3 lid 8 van de overeenkomst is niet alleen bepaald dat de toestemmingen om de sloepen te maken en verkopen door [appellant] voor onbepaalde tijd aan [geïntimeerde] werden verleend, maar ook dat [appellant] aan [geïntimeerde] voor een periode van vijf jaar exclusiviteit verleende. Het hof leidt, mede gezien de reeds langjarige samenwerking tussen partijen, hieruit af dat partijen de verwachting hadden dat de overeenkomst een minimale looptijd van vijf jaar zou hebben.
5.14.
[geïntimeerde] heeft de overeenkomst veel eerder opgezegd, te weten na ongeveer één jaar en vier maanden, en wel met onmiddellijke ingang. Tegen de in 5.13 bedoelde achtergrond en gelet op alle overige omstandigheden van het geval, waaronder de langjarige samenwerking van partijen, is het hof van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een opzegging van de overeenkomst die inging tegen de verwachting van partijen, slechts mogelijk was, indien [geïntimeerde] daarvoor een zwaarwegende reden had. Een andere uitleg van de overeenkomst acht het hof ongerijmd. Waar [appellant] enerzijds onbeperkte toestemming en goedkeuring verleende aan [geïntimeerde] voor de productie en de verkoop van de boten en [geïntimeerde] exclusiviteit voor vijf jaar verleende, zou [geïntimeerde] bij die uitleg immers het geheel in eigen hand hebben zichzelf op ieder moment van haar verplichtingen te bevrijden, waaronder die tot het betalen van commissie.
5.15.
Het hof dient dus te toetsen of van een zwaarwegende reden sprake was. In de opzeggingsbrief is vermeld dat de opzegging was te wijten aan gebrek aan belangstelling van klanten. [appellant] heeft dit uitdrukkelijk bestreden, onder meer door te wijzen op de inhoud van de hierboven onder 3.5 geciteerde e-mail van [geïntimeerde] . Ook in hoger beroep heeft [geïntimeerde] gesteld dat zij de samenwerking met [appellant] heeft beëindigd, omdat er geruime tijd geen bestellingen werden geplaatst en voorts omdat [geïntimeerde] er geen goed gevoel bij had. De overeenkomst bracht echter geen enkele verplichting voor [appellant] mee om verkoopinspanningen te doen, orders aan te brengen of op een andere manier te zorgen voor bestellingen. Integendeel, dit was nu juist volledig aan [geïntimeerde] , zoals ook volgt uit hetgeen hierboven onder 5.6 is overwogen. Wat het ‘niet goede gevoel’ rechtvaardigde, is op geen enkele wijze geconcretiseerd. Dit betekent dat de door [geïntimeerde] opgegeven reden, zo feitelijk al juist, niet relevant en in elk geval niet als (voldoende) zwaarwegend kan worden aangemerkt. In het midden kan dus verder blijven of sprake was van een afnemende belangstelling. Dit betekent dat [geïntimeerde] vanwege het opzeggen van de overeenkomst schadeplichtig is jegens [appellant] . Het hof merkt hierbij op dat de grondslag van de schadeplichtigheid niet een onrechtmatige daad van [geïntimeerde] jegens [appellant] is, maar een tekortkoming in het nakomen van de verplichtingen die [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst jegens [appellant] had.
5.16.
De grieven V tot en met VIII van [appellant] zijn dus gegrond wat betreft het niet rechtsgeldig opzeggen van de overeenkomst en de aanspraak van [appellant] op schadevergoeding.
5.17.
Bij deze stand van zaken hoeft het hof de grieven II tot en met IV niet meer te bespreken.
Het verstrekken van inzage en gegevens
5.18.
Grief IX is gericht tegen het afwijzen door de rechtbank van de vordering tot het verkrijgen van inzage in en gegevens uit de administratie van [geïntimeerde] . Ook deze grief is gegrond. In dit verband is van belang dat de schade van [appellant] met name bestaat uit gederfde commissie. De commissie hangt af van het aantal verkochte sloepen en dit aantal moet blijken uit de administratie van [geïntimeerde] . Voor het vaststellen van de commissie en dus de schade van [appellant] is het dus noodzakelijk dat [appellant] inzage in of gegevens uit de administratie van [geïntimeerde] verkrijgt. De vaststelling dat [geïntimeerde] jegens [appellant] schadeplichtig is door de opzegging, brengt dan in beginsel mee dat [geïntimeerde] op grond van art. 843a Rv tot de verlangde inzage en het verstrekken van bewijsstukken is gehouden.
5.19.
De vorderingen zijn in hoger beroep door [geïntimeerde] niet anders bestreden dan met een beroep op concurrentiegevoeligheid van de te verstrekken gegevens. [appellant] zou aldus ook inzage kunnen krijgen in [geïntimeerde] ’ leveranciers en de prijzen waartegen zij de sloepen heeft verkocht. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] bovendien als verweer gevoerd dat het onwenselijk is als [appellant] inzage zou krijgen in de klanten van Sloepencentrum.
[geïntimeerde] heeft echter niet (voldoende) toegelicht hoe uit de verkoopfacturen van [geïntimeerde] kan blijken wie haar leveranciers zijn of wie de (uiteindelijke) klanten zijn aan wie haar koper Sloepencentrum de sloepen heeft doorverkocht. Bovendien heeft [appellant] in zijn eis in hoger beroep verwerkt dat alleen het aantal verkochte sloepen van de door hem genoemde typen en de kopers moeten blijken. De bezwaren van [geïntimeerde] kunnen hiermee niet worden aangemerkt als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv die in de weg staan aan het verstrekken van inzage en afschrift. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat tot het afwijzen van de vordering moet leiden.
5.20.
Zoals hiervoor onder 5.13 vermeld, mochten partijen over en weer vertrouwen dat de overeenkomst ten minste vijf jaar zou voortduren. Dat wil niet noodzakelijkerwijs zeggen, dat de overeenkomst daadwerkelijk vijf jaar (of langer) zou hebben voortgeduurd. [geïntimeerde] heeft echter geen (concrete) feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een aanwijzing kunnen zijn dat de overeenkomst binnen vijf jaar vanwege zwaarwegende redenen zou zijn beëindigd. Er moet dus in beginsel worden aangenomen dat de overeenkomst gedurende de periode van vijf jaar zou hebben voortbestaan. Het hof zal daarom de periode waarover inzage en afschrift moet worden gegeven, bepalen op de periode tussen het moment waarop de overeenkomst schadeplichtig is beëindigd en het einde van de looptijd van vijf jaar, zoals (na wijziging in hoger beroep) gevorderd.
Slot
5.21.
Het slagen van de grieven I en V tot en met IX brengt mee dat het bestreden vonnis en herstelvonnis niet in stand kunnen blijven. Het hof zal de vonnissen vernietigen.
5.22.
[appellant] heeft primair (onder 1) een verklaring voor recht gevorderd, kort gezegd, dat [geïntimeerde] verplicht is om hem een schadevergoeding te betalen. Daarnaast heeft [appellant] primair (onder 2) gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om deze schadevergoeding aan hem te betalen, op te maken bij staat. [appellant] heeft niet toegelicht welk belang hij heeft bij de verklaring voor recht, indien de veroordeling tot het betalen van schadevergoeding wordt toegewezen. Het hof zal de primaire vordering onder 1 daarom afwijzen.
5.23.
Het hof acht verwijzing naar de schadestaat aangewezen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de mogelijkheid dat [appellant] schade heeft geleden door de opzegging van de overeenkomst aannemelijk is. De schade van [appellant] bestaat immers in elk geval uit gederfde commissie over de periode dat de overeenkomst zonder rechtsgeldige opzegging zou hebben voortgeduurd en [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat er in die periode boten zijn verkocht die zijn vervaardigd met gebruik van de Escape-mallen.
5.24.
De primair en subsidiair gevorderde veroordeling tot inzage en afschrift is toewijsbaar, zoals hierna wordt vermeld. Het hof ziet aanleiding de dwangsom te bepalen op € 250,- per dag, met een maximum van € 40.000,-.
5.25.
Gelet op het voorgaande is de vordering van [appellant] tot terugbetaling van hetgeen hij ingevolge het vonnis van de rechtbank aan [geïntimeerde] heeft voldaan, met wettelijke rente, toewijsbaar.
Proceskosten
5.26.
[geïntimeerde] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in beide instanties. Het hof stelt deze kosten als volgt vast.
Eerste aanleg
  • explootkosten € 103,83
  • griffierecht € 314,-
  • salaris advocaat € 1.126,- (tarief II, 2 punten)
totaal € 1.543,83
Hoger Beroep
  • explootkosten € 125,03
  • griffierecht € 343,-
  • salaris advocaat € 2.428,- (tarief II, 2 punten)
totaal € 2.896,03

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
vernietigt het vonnis en herstelvonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
6.2.
veroordeelt [geïntimeerde] tot het vergoeden van de schade die [appellant] heeft geleden door het opzeggen van de overeenkomst tussen partijen, op te maken bij staat;
6.3.
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest inzage te geven in en/of afschrift (in de zin van een kopie) te verstrekken van (administratieve) gegevens waaruit blijkt wat het aantal verkochte sloepen is van de modellen Escape 750 en [naam] 750, Escape 600 en [naam] 620, Escape 233 (Tender), Escape 288 (Tender) en [naam] 860, en Escape 22, in de periode vanaf 7 november 2018 tot en met 27 juli 2022,
gestaafd met stukken waaruit de juistheid van de te verstrekken gegevens blijkt, bijvoorbeeld facturen van de verkochte sloepen van de relevante modellen, waarbij de gegevens van de klant/koper behalve diens naam onzichtbaar mogen worden gemaakt,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke dag dat [geïntimeerde] (vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest) in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 40.000,-;
6.4.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] terug te betalen al hetgeen [appellant] heeft voldaan ter uitvoering van het vernietigde vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot de dag van terugbetaling;
6.5.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op:
- € 1.543,83 voor de eerste aanleg;
- € 2.896,03 voor het hoger beroep, te vermeerderen met € 178,00 voor nasalaris en in geval van betekening van dit arrest € 270,00 en de kosten van betekening,
alles te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.6.
verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, O.J. van Leeuwen en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.