ECLI:NL:GHAMS:2024:175

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.326.746/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en verzoek tot ontslag van de mentor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van een mentor. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de kantonrechter verzocht om ontslag van de vader als mentor van hun meerderjarige kind, dat verstandelijk beperkt is. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen en de moeder ambtshalve ontslagen als medementor. De moeder is in hoger beroep gekomen, waarbij zij verzocht om beide mentoren te ontslaan en een professionele mentor aan te stellen. De vader verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking en om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangevoerd dat zij ten onrechte niet was gehoord in de eerste aanleg en dat de vader haar niet goed informeert over hun kind. De vader heeft echter betoogd dat de moeder zelf ervoor heeft gekozen om niet aanwezig te zijn bij de zittingen en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. Het hof heeft overwogen dat de vader al tien jaar mentor is en dat er geen signalen zijn dat hij niet in staat is om de juiste beslissingen te nemen. Bovendien heeft het hof de voorkeur van het kind voor de vader als mentor zwaar laten wegen. Het hof heeft uiteindelijk de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een professionele mentor aan te stellen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek en dat de vader als mentor blijft aangesteld. De proceskostenveroordeling is afgewezen, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.326.746/01
zaaknummer rechtbank: 10311651 MB VERZ 23-76 MK
beschikking van de meervoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.J.A. Verhoeven te Alkmaar,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.R. Menso te Alkmaar.
Als belanghebbenden in deze zaak is verder aangemerkt:
- [meerderjarige kind] (hierna: [meerderjarige kind] ).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 6 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 mei 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 28 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn daarnaast de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 6 oktober 2023;
- een bericht van de zijde van de vader van 11 oktober 2023 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 29 november 2023 met bijlage;
- een bericht van de griffier van de rechtbank van 1 december 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 4 december 2023 met bijlage.
2.4
De woonbegeleider van [meerderjarige kind] heeft op 11 oktober 2021 en 7 november 2023 bericht dat [meerderjarige kind] niet zal verschijnen. [meerderjarige kind] heeft bij brief van 29 november 2023 laten weten hoe zij over de zaak denkt. [meerderjarige kind] zou het fijn vinden als de vader mentor blijft, omdat het voor haar nu duidelijk is bij wie ze terecht kan voor vragen, zij goed met hem kan overleggen en hij haar goed begrijpt. Ze zou het vervelend vinden als er weer iets verandert.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 6 december 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn gehuwd geweest. Uit hun huwelijk is [meerderjarige kind] geboren [in] 1996.
[meerderjarige kind] is verstandelijk beperkt. Zij woont sinds 2010 begeleid in [X] te [plaats C ] .
3.2
Bij beschikking van 11 september 2014 heeft de kantonrechter met ingang van 24 oktober 2014 een mentorschap ingesteld ten behoeve van [meerderjarige kind] . De vader en de moeder zijn daarbij benoemd tot mentoren, zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd.
3.3
Bij beschikking van 21 februari 2017 heeft de kantonrechter een verzoek van de vader tot ontslag van de moeder als mentor afgewezen.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de moeder ambtshalve ontslagen als medementor van [meerderjarige kind] en vastgesteld dat de vader met ingang van de datum van de beschikking alleen zal optreden als mentor van [meerderjarige kind] .
4.2
De moeder verzoekt, na wijziging van haar verzoek ter zitting in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, beide mentoren te ontslaan en een professionele mentor van [XX] als mentor te benoemen, dan wel een andere door het hof te bepalen mentor.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, met veroordeling van de moeder in de proceskosten. De vader heeft zich ter zitting ten aanzien van zijn verzoek om een proceskostenveroordeling gerefereerd aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:461 lid 1, aanhef en sub e, en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de mentor door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten van partijen
5.2
De moeder voert allereerst aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij tweemaal zonder bericht niet ter zitting is verschenen. Voorafgaand aan de eerste mondelinge behandeling heeft de vader de moeder in het gerechtsgebouw te verstaan gegeven dat zij niet opgeroepen was om op de zitting te komen. De vader heeft de moeder toen meerdere malen aangegeven dat zij niet welkom was. De moeder heeft zich uiteindelijk laten wegsturen door de vader en heeft het gerechtsgebouw verlaten. Dit was de reden dat zij niet aanwezig was bij de eerste mondelinge behandeling. De zus van de moeder heeft de dag erop de rechtbank over de gang van zaken gemaild. De moeder heeft zelf de rechtbank een brief geschreven dat zij wél aanwezig was en de mondelinge behandeling had willen bijwonen. Op de dag van de tweede mondelinge behandeling bleek dat de moeder verschijnselen van corona had. Zij heeft hierover telefonisch contact opgenomen met het bewindsbureau en daar aangegeven dat zij niet op de mondelinge behandeling kon verschijnen. De moeder was in de veronderstelling dat haar bericht doorgegeven zou worden aan de behandelend kantonrechter. Blijkens de bestreden beschikking is dit niet gebeurd en is ten onrechte genoteerd dat de moeder zonder bericht niet is verschenen. Doordat de zaak inhoudelijk is behandeld buiten haar aanwezigheid om heeft geen hoor en wederhoor kunnen plaatsvinden.
De communicatie tussen de moeder en de vader verloopt niet goed en door hun slechte onderlinge verhouding kunnen zij niet samenwerken. De vader informeert de moeder niet tijdig en volledig over [meerderjarige kind] en geeft geen toestemming voor een vakantie van [meerderjarige kind] , de moeder en haar partner. Dat zijn gewichtige redenen voor zijn ontslag als mentor. Doordat de moeder geen mentor meer is, ontvangt de moeder bovendien ook geen informatie meer van de instelling waar [meerderjarige kind] woont. De enige oplossing hiervoor is om een professionele mentor te benoemen, aldus de moeder. Ter zitting in hoger beroep heeft zij verklaard zelf ook niet langer mentor te willen zijn.
5.3
De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder er zelf voor gekozen heeft om niet aanwezig te zijn op de zittingen van de kantonrechter. De kantonrechter heeft de moeder terecht ontslagen, omdat zij geen goede invulling gaf aan het mentorschap. In haar verzoek om een professionele mentor te benoemen moet de moeder niet-ontvankelijk verklaard worden, want zij kan een zelfstandig verzoek niet voor het eerst in hoger beroep doen op grond van artikel 362 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Indien dit verzoek toch wordt behandeld, moet dit worden afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag.
De beoordeling van het hof
5.4
De moeder heeft aangevoerd dat zij in eerste aanleg ten onrechte niet is gehoord, volgens haar mede door toedoen van de vader. Wat daarvan ook zij, het hoger beroep dient tevens tot het herstel van eventuele fouten of omissies uit de eerste aanleg. Nu de moeder in hoger beroep alsnog in de gelegenheid is geweest haar standpunt uiteen te zetten, heeft zij geen belang meer bij beoordeling van deze grief.
5.5
De moeder heeft in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek gedaan. Het verzoek van de moeder ten aanzien van het benoemen van een professionele mentor doet zij in deze procedure dan ook voor het eerst in hoger beroep. Zoals de vader terecht aanvoert, kan op grond van artikel 362 Rv niet voor het eerst in hoger beroep een zelfstandig verzoek worden gedaan. Dat de moeder in eerste aanleg niet is verschenen, maakt dit niet anders. De moeder zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
5.6
Ook zonder daartoe strekkend verzoek heeft het hof de mogelijkheid om de vader – ambtshalve – te ontslaan als mentor, als daarvoor gewichtige redenen blijken te zijn. Het hof stelt voorop dat de vader voor [meerderjarige kind] een vertrouwde figuur is. Hij is al tien jaar haar mentor. Er zijn geen signalen dat hij niet in staat is de juiste beslissingen te nemen over de zorg die [meerderjarige kind] nodig heeft. [meerderjarige kind] heeft bovendien haar voorkeur uitgesproken voor haar vader als mentor. Dat weegt voor het hof zwaar: bij benoeming van een mentor volgt een rechter immers in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene.
Volgens de moeder is er echter een gewichtige reden voor ontslag, omdat de vader haar niet goed informeert over [meerderjarige kind] . De vader heeft ter zitting daarover medegedeeld dat hij zich eerder heeft ingespannen om de moeder te bellen, maar dat zij soms al ophangt voordat hij haar kan informeren. De vader heeft zich bereid verklaard om de moeder op andere wijze, bijvoorbeeld per e-mail, te informeren.
De moeder stelt daarnaast dat ze dit jaar niet met [meerderjarige kind] op vakantie is geweest, omdat de vader daarvoor als mentor geen toestemming gaf. De vader heeft toegelicht waarom hij als voorwaarde had gesteld dat de partner van de moeder daar niet bij aanwezig was: [meerderjarige kind] , haar moeder en de partner zijn in het verleden van een vakantiepark verwijderd vanwege overlast en dat was een vervelende ervaring voor [meerderjarige kind] . Voor een vakantie van [meerderjarige kind] en de moeder zonder de partner van de moeder geeft de vader echter wel toestemming.
Alles afwegende zijn de door de moeder ervaren problemen niet zwaarwegend genoeg om gewichtige redenen te vormen voor ontslag van de vader als mentor van [meerderjarige kind] . Het hof ziet dan ook geen reden om daartoe ambtshalve over te gaan.
Proceskostenveroordeling
5.7
Het hof ziet, gelet op de aard van de procedure, geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten en wijst daarom het verzoek van de vader daartoe af.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. N.D.J. Esders als griffier, en is op 23 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.