ECLI:NL:GHAMS:2024:1747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.328.669/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aankoopkeuring van een jacht en de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. [appellant] had [geïntimeerde] opdracht gegeven om een aankoopkeuring van een jacht uit te voeren. Na de keuring heeft [appellant] het jacht gekocht, maar later bleek er een gat in de huidbeplating te zijn ontstaan, wat volgens [appellant] het gevolg was van een onzorgvuldige keuring door [geïntimeerde]. [appellant] vorderde een verklaring voor recht dat sprake was van wanprestatie en schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] had gehandeld naar de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot, en wees de vorderingen af. In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven ingediend, maar het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] alle noodzakelijke inspecties had uitgevoerd en dat het niet mogelijk was om alle verborgen gebreken te ontdekken zonder destructief onderzoek. De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.669/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10047992 CV EXPL 22-3875
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juni 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] (gemeente [plaats 2] ),
appellante,
advocaat: mr. M.A.C. Geurts te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 3] (gemeente [plaats 4] ),
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. Kopp te Utrecht.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1.
De zaak in het kort
[appellant] heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven een aankoopkeuring van een jacht te verrichten. Na de aankoopkeuring heeft [appellant] het jacht gekocht. Enige maanden later heeft [appellant] het jacht verkocht. In het kader van de aankoopkeuring bij de verkoop is het jacht beklopt, waarbij een gat in de huidbeplating is ontstaan. Volgens [appellant] blijkt hieruit dat [geïntimeerde] zijn werk bij de eerdere aankoopkeuring niet goed heeft gedaan. [appellant] vordert daarom een verklaring voor recht dat sprake is van wanprestatie, althans van een onrechtmatige daad, alsmede veroordeling van [geïntimeerde] tot vergoeding van de door [appellant] geleden schade. Het hof wijst de vorderingen af.
2.
Het geding in hoger beroep
[appellant] is bij dagvaarding van 23 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 1 maart 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis). De appeldagvaarding bevat de grieven en is voorzien van producties.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte van de zijde van [geïntimeerde] d.d. 11 september 2023, met één productie;
- memorie van antwoord d.d. 21 november 2023;
- akte van de zijde van [appellant] d.d. 9 januari 2024;
- antwoordakte van de zijde van [geïntimeerde] d.d. 6 februari 2024, met één productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - de bij inleidende dagvaarding door [appellant] ingestelde vorderingen alsnog volledig zal toewijzen, [geïntimeerde] zal veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, en [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot (naar het hof begrijpt) bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in 2.1 t/m 2.9 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat deze feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1 [geïntimeerde] , een gecertificeerd registerexpert, heeft in opdracht van [naam 1] (partner van [appellant] , hierna: [naam 1] ) en [appellant] een aankoopkeuring gedaan ter zake het jacht Bermuda van het merk Super Van Craft, met bouwjaar 1991 (hierna: het jacht).
3.2 Op 30 juni 2021 heeft [naam 1] mede namens [appellant] [geïntimeerde] per e-mail verzocht de aankoopkeuring te verrichten. In die e-mail heeft [naam 1] verzocht (kort samengevat) om het scheepsbouwkundige deel met onder meer diktemetingen aan het vlak uit te voeren, een eindrapport op te maken en een waardebevinding van het jacht te doen.
3.3 Op 2 juli 2021 heeft [naam 1] [geïntimeerde] per e-mail nog meegedeeld dat hij het heel belangrijk vindt dat de moeilijke plaatsen in het vlak, accubakken, kettingbak, douche en wc alsmede de plaatsen onder de tanks goed gemeten worden. [naam 1] heeft daarbij aangegeven dat hij hoopt dat dit lukt zonder te slijpen.
3.4 In de door [naam 1] voor akkoord getekende offerte van 7 juli 2021 is (kort samengevat) opgenomen dat een onderzoek een momentopname is en dat [geïntimeerde] zich inspant om het onderzoek zo zorgvuldig mogelijk te doen, maar er niet voor kan instaan (het hof begrijpt: niet kan uitsluiten) dat verborgen gebreken later zichtbaar worden.
3.5 Op 8 juli 2021 heeft [geïntimeerde] de aankoopkeuring gedaan en hiervan een rapport opgesteld. Bij de inspectie waren aanwezig [geïntimeerde] , [appellant] en [naam 1] .
3.6 Het rapport van [geïntimeerde] luidt – voor zover van belang – als volgt:
1. Begripsbepalingen
  • De expert verricht zijn werkzaamheden naar beste weten en kunnen.
  • Op grond van de expertiseovereenkomst geldt voor de expert een
inspanningsverplichting.

De keuring is een momentopname waarbij de expert niet kan uitsluiten dat er ondanks
zijn gedegen onderzoek toch sprake kan zijn van (verborgen) gebreken aan het vaartuig
die niet door de expert tijdens het onderzoek zijn of worden ontdekt. (…)

5.Onderwaterschip

(…)
Ultrasone meting Rv (…) Onder het toilet en aan bakboord van de dag tank is een materiaal dikte van respectievelijk 3,5 mm en 4,1 mm gemeten. (…)

8.Romp binnenzijde

Corrosie V Naast dagtank actieve corrosie en onder toilet vloer. Correctief onderhoud noodzakelijk. Verder is daar waar inspectie non-destructief mogelijk is, beperkte corrosie aan de binnenzijde van de romp waargenomen.
(…)

19.Opmerkingen, gebreken en adviezen

(…)

Onder toilet en bakboord naast dag tank is aantasting van scheepsvlak gemeten.
Ontroesten en deugdelijk conserveren is noodzakelijk.

21.Afsluiting

Ofschoon het de bedoeling is een zo volledig mogelijk beeld te geven van de gesignaleerde onvolkomenheden, sluit dit rapport geen enkel onvermelde c.q. niet waargenomen onvolkomenheid van of aan het vaartuig uit.

Indien onderzoek niet mogelijk was door niet toegankelijke of niet toegankelijk gemaakte ruimten, kan niet worden uitgesloten dat deze gebieden vrij zijn van gebreken.
In sommige gevallen is het niet mogelijk om latente en verborgen gebreken op te sporen zonder destructief onderzoek; dit destructief onderzoek is alleen mogelijk met toestemming van de eigenaar. (…)
Voorts zijn op alle diensten van[bedrijf]de bij de opdrachtbevestiging vermelde algemene voorwaarden van toepassing.”
3.7
Na de aankoopkeuring heeft [appellant] het jacht op 8 juli 2021 gekocht voor € 150.000,-.
3.8
Op 16 november 2021 heeft een aankoopkeuring plaatsgevonden door Scheepswerktuigkundig Expertisebureau Coers (hierna: Coers) in verband met een potentiële nieuwe koper van het jacht. Coers heeft van de aankoopkeuring een rapport opgesteld.
3.9
In het rapport van Coers is (voor zover van belang) het volgende opgenomen:
“Met een stalen hamer is het onderwaterschip beklopt teneinde verzwakkingen te kunnen lokaliseren. Hierbij is aan de bakboord achterzijde van het vaartuig juist achter het achterste machinekamerschot een gat in de huidbeplating ontstaan. Het vervangen van de huidbeplating ter plaatse is noodzakelijk.”
3.1
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) van de werf [naam 2] Watersport heeft het jacht na de aankoopkeuring van Coers gerepareerd. Een ongedateerde verklaring van [naam 2] luidt als volgt, voor zover van belang:
“De gebreken zijn na inspectie van expertise bedrijf Coers vastgesteld na het zogenaamd afkloppen van de romp met een stalen hamer doordat hij op de exacte locatie van de ernstig aangetast romp heeft geslagen. Het afkloppen van een romp betreft een min of meer steekproefsgewijs onderzoek.
De gebreken in de romp waren zonder destructief onderzoek slechts deels zichtbaar. Wat zichtbaar was, de actieve roest in de romp onder de sanitaire ruimte. dat de ernst van de gebreken uitsluitend zichtbaar was na destructief onderzoek komt doordat het aangetast gebied onder een vaste vloer in het vaartuig verborgen was.
Nadat de vloer verwijderd was kon pas duidelijk worden vastgesteld wat de omvang en de ernst van de corrosie onder de betreffende vloer was. (…)”
3.11
In het informatieblad met betrekking tot aan- en verkoopkeuringen en/of taxaties van HISWA, de ondernemersorganisatie voor watersport en recreatie, staat onder meer het volgende vermeld:
“Eventuele metingen (vochtmetingen / huiddikte metingen (ultrasoon) / temperatuurmetingen) worden steekproefsgewijs uitgevoerd en zijn indicatief.”
4. Eerste aanleg
4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [geïntimeerde] uit hoofde van wanprestatie dan wel uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade;
[geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van die schade aan [appellant] tot een bedrag in hoofdsom ter grootte van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 975,- en de kosten van het geding, inclusief nakosten en wettelijke rente.
4.2
[appellant] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] de aankoopkeuring niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en daarom aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen. Daarbij heeft de kantonrechter vooropgesteld dat moet worden beoordeeld of het jacht op het moment van de aankoopkeuring was behept met de gestelde gebreken en of een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot de gebreken had moeten constateren. [geïntimeerde] heeft de romp afgeklopt en met ultrasone metingen onderzocht. Daarbij heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter een zwak vlak geïdentificeerd dat hij op de scheepsromp heeft afgetekend. [geïntimeerde] heeft in dit vlak een aantal ultrasone metingen verricht waarbij de minimale door hem gemeten huiddikte 3,5 mm was. Vast staat dat Coers binnen dit vlak een dunnere plek heeft gevonden, waar hij met zijn hamer doorheen sloeg. [geïntimeerde] heeft echter gesteld dat hij niet iedere vierkante centimeter van een schip kan afkloppen en meten, zodat het mogelijk is dat hij net één zwakke plek heeft gemist. De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat [geïntimeerde] heeft gehandeld naar de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. Mede gelet op het feit dat [geïntimeerde] in zijn rapport heeft aangegeven dat correctief onderhoud noodzakelijk is, kan het feit dat [geïntimeerde] het zwakste deel van de zwakke plek heeft gemist, hem volgens de kantonrechter niet in rechte worden tegengeworpen.
5. Beoordeling
5.1
Van deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in hoger beroep onder aanvoering van vier genummerde grieven. [geïntimeerde] bestrijdt de grieven.
5.2
Grief 1is gericht tegen de overweging van de kantonrechter in r.o. 4.1 dat moet worden beoordeeld of het vaartuig op het moment van de aankoopkeuring was behept met de gestelde gebreken en of een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot de gebreken had moeten constateren. Volgens [appellant] suggereert de kantonrechter hier ten onrechte dat tussen partijen in geschil is of het jacht ten tijde van de keuring door [geïntimeerde] reeds behept was met de later door Coers vastgestelde gebreken. Volgens [appellant] waren de door Coers in november 2021 vastgestelde gebreken reeds ten tijde van de keuring door [geïntimeerde] in juli 2021 aanwezig. Deze grief faalt. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter in de bestreden overweging slechts tot uitdrukking gebracht dat moet worden beoordeeld of [geïntimeerde] bij het uitvoeren van de aankoopkeuring gebreken aan het jacht over het hoofd heeft gezien die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou hebben gesignaleerd (en waarmee het jacht op dat moment dus was behept). De kantonrechter gaat er blijkens het bestreden vonnis van uit dat de door Coers gesignaleerde zwakke plek op het moment van de aankoopkeuring door [geïntimeerde] aanwezig was, en beoordeelt slechts of het feit dat [geïntimeerde] die zwakke plek heeft gemist, meebrengt dat hij de zorg van een goed opdrachtnemer niet in acht heeft genomen. Grief 1 mist derhalve feitelijke grondslag.
5.3
Met
grief 2voert [appellant] aan dat de kantonrechter in r.o. 4.2 ten onrechte heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de aankoopkeuring niet verder kon gaan dan een visuele inspectie zonder destructief onderzoek. [appellant] wijst erop dat een diktemeting in principe non-destructief onderzoek betreft en naast een visuele inspectie (waarnemingen met het oog) ook het afkloppen van de romp en ultrasone metingen omvat. Het hof begrijpt hieruit dat de kantonrechter volgens [appellant] ten onrechte heeft aangenomen dat visuele inspectie ook het afkloppen van de romp en het verrichten van de ultrasone metingen omvat. Wat daar ook van zij, tot vernietiging van het bestreden vonnis kan deze nuancering niet leiden, nu [appellant] niet betwist dat [geïntimeerde] bij de aankoopkeuring (naast de visuele inspectie) ook de romp heeft afgeklopt en ultrasone metingen heeft verricht, en dus alle elementen van een diktemeting heeft uitgevoerd. Grief 2 faalt derhalve.
5.4
Met
grief 3bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] heeft gehandeld naar de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. Volgens [appellant] kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [geïntimeerde] een beroepsfout heeft gemaakt. Ter onderbouwing verwijst [appellant] ten eerste naar de opdrachtverstrekking, waarin [naam 1] zeer expliciet aandacht heeft gevraagd voor het goed meten van de moeilijke plekken, onder andere de douche, de wc en de tanks. Deze opdracht kleurt de inspanningsplicht van [geïntimeerde] volgens [appellant] nader in. Bij het uitvoeren van de aankoopkeuring heeft [geïntimeerde] de conditie van de romp, de verrichte ultrasone meting en de conservering van de scheepshuid als ‘ruim voldoende’ aangemerkt en de binnenzijde van de romp met een ‘voldoende’ gewaardeerd. De staat van de huidbeplating bleek evenwel zo slecht dat [geïntimeerde] dit, als hij dit gebrek bij zijn onderzoek zou hebben ontdekt, als ‘wezenlijk gebrek’ zou hebben bestempeld. Uit het feit dat [geïntimeerde] dit gebrek niet heeft ontdekt, moet volgens [appellant] worden afgeleid dat [geïntimeerde] ten aanzien van de zwakke plek niet meerdere malen heeft gemeten, althans onvoldoende vaak heeft gemeten. Het feit dat [geïntimeerde] de meetresultaten niet meer voorhanden heeft zegt iets over de gebrekkige professionele handelwijze van [geïntimeerde] , aldus [appellant] .
5.5
Bij de beoordeling van deze grief dient in ogenschouw te worden genomen dat partijen non-destructief onderzoek zijn overeengekomen. Verdergaand (destructief) onderzoek lag niet in de rede omdat het onderzoek in het kader van een aankoopkeuring plaatsvond, en het jacht op het moment van de keuring nog eigendom was van de verkoper. De reikwijdte van het onderzoek, en de mogelijkheden om de aard en ernst van de eventuele gebreken van het jacht nauwkeurig vast te stellen, waren daardoor beperkt. Die beperking volgt niet alleen uit de aard van de opdracht, maar ook uit de afspraken die partijen hebben gemaakt. Blijkens de opdrachtbevestiging van 7 juli 2021 heeft [geïntimeerde] [appellant] erop gewezen dat hij het onderzoek zo zorgvuldig mogelijk doet maar niet kan uitsluiten dat verborgen gebreken later zichtbaar worden. Ook in artikel 4 lid 6 van de algemene voorwaarden die op de overeenkomst van opdracht van toepassing zijn verklaard, is bepaald dat de keuring een
indicatie(cursivering hof) geeft van de staat van het vaartuig, en dat de ondernemer zich ervoor inzet om alle gebreken aan het vaartuig op te sporen, maar niet kan garanderen dat hij elk (verborgen) gebrek ontdekt. Het gegeven dat [appellant] [geïntimeerde] (bij monde van [naam 1] ) voorafgaand aan de keuring heeft gevraagd om de moeilijke plaatsen in het vlak (waaronder de douche, wc en onder de tanks) goed te meten, betekent - gelet op het voorgaande - slechts dat [geïntimeerde] gehouden was om bij het verrichten van de diktemeting aandacht aan deze plekken te besteden, en niet dat het indicatieve karakter aan de overeengekomen aankoopkeuring is komen te ontvallen.
5.6
Tegen deze achtergrond dient te worden beoordeeld of [geïntimeerde] heeft gehandeld naar de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] alle onderdelen van de diktemeting (visuele inspectie, afkloppen en ultrasoon meten) heeft uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft onweersproken gesteld dat het bij het afkloppen en meten gaat om plekken van één vierkante centimeter. [appellant] heeft voorts erkend dat [geïntimeerde] niet iedere vierkante centimeter van het schip kan meten. Zoals [naam 2] heeft verklaard, en zoals uit het onder 3.11 genoemde HISWA Infoblad volgt, betreft het afkloppen van de romp een min of meer steekproefsgewijs onderzoek. Ook bij een diktemeting die conform de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot wordt uitgevoerd, is het dus mogelijk dat de scheepskeurder net één (of enkele) zwakke plekken mist; dat risico is inherent aan steekproefsgewijs onderzoek. [appellant] voert weliswaar aan dat [geïntimeerde] binnen het zwakke vlak “zeer nauwkeurig” zou moeten meten, maar concretiseert niet hoeveel metingen een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot, die bij de diktemeting steekproefsgewijs onderzoek uitvoert, zou hebben verricht binnen het zwakke vlak, dat ook volgens [appellant] circa zeventig bij zeventig centimeter bedroeg. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat reeds uit het feit dat [geïntimeerde] één, althans enkele, zwakke plek(ken) binnen het door hem geïdentificeerde zwakke vlak heeft gemist, blijkt dat hij niet heeft gehandeld naar de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot, faalt dat betoog. [appellant] heeft voorts betoogd dat [geïntimeerde] een voorbehoud in zijn rapport had moeten opnemen dan wel aanvullend (visueel) onderzoek had moeten verrichten, indien hij het jacht toch niet goed zou hebben kunnen meten of inspecteren. Het hof verwerpt dit betoog aangezien een voorbehoud met betrekking tot de beperkingen van non-destructief onderzoek al voldoende duidelijk is opgenomen in de opdrachtbevestiging en de bijbehorende algemene voorwaarden.
5.7
Het hof overweegt voorts dat [geïntimeerde] het zwakke vlak – waarin Coers later een gat sloeg – tijdens de aankoopkeuring heeft geïdentificeerd en het vlak heeft afgetekend. Voor [appellant] moest op basis van het keuringsrapport voldoende duidelijk zijn dat [geïntimeerde] corrosie c.q. aantasting van het scheepsvlak had geconstateerd en dat hij een afname van de materiaaldikte had gesignaleerd bij het doen van de metingen. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] het gebrek aan het jacht daarmee voldoende onder de aandacht van [appellant] gebracht. Het feit dat de corrosie nadien ernstiger bleek dan [geïntimeerde] heeft vastgesteld, doet daaraan – gelet op het indicatieve karakter van een non-destructieve aankoopkeuring – niet af. Indien [appellant] precies had willen weten hoe ernstig de corrosie was, had het op haar weg gelegen om (in overleg met de eigenaar van het jacht) opdracht te geven tot het doen van verdergaand (destructief) onderzoek. Het ontbreken van de meetresultaten maakt dit niet anders, omdat uit het rapport (waarin een deel van de meetresultaten is verwerkt) reeds voldoende duidelijk volgt dat sprake was van een zwak vlak op de romp dat onderhoud behoefde. [appellant] heeft in dit kader nog betoogd dat zij uit het advies “correctief onderhoud noodzakelijk” niet kon afleiden dat de aantasting van het jacht zo ernstig was. In het voorgaande ligt besloten dat ook dit betoog niet slaagt. Uit het betreffende advies kon en moest [appellant] afleiden dat er sprake was van een aantasting van het jacht waarop de koper actie zou moeten ondernemen. Gelet op het indicatieve karakter van de aankoopkeuring mocht [appellant] niet zonder meer ervan uitgaan dat het rapport en de daarin gegeven aanbevelingen een volledig en accuraat overzicht van de gebreken van het jacht bevatten.
5.8
De slotsom is dat ook grief 3 faalt. [appellant] heeft haar stelling dat [geïntimeerde] bij het uitvoeren van de aankoopkeuring niet heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend scheepskeurder, gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] , onvoldoende onderbouwd en toegelicht.
5.9
Grief 4is gericht tegen de conclusie van de kantonrechter dat de vordering van [appellant] moet worden afgewezen en dat de proceskosten voor rekening van [appellant] komen. Deze grief bouwt voort op de daaraan voorafgaande grieven en faalt reeds daarom.
5.1
[appellant] heeft geen bewijs aangeboden van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden. Haar bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
5.11
De slotsom is dat de grieven geen doel treffen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, zoals in het dictum begroot.
6. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 783,- aan verschotten en € 3.035,- voor salaris;
verklaart dit arrest ten aanzien van bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. van der Burg, M.L.D. Akkaya en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.