Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Procesverloop
2.Beoordeling
Kamerstukken II2013/14, 33 611, nr. 6, p. 11)
.’
lex specialisvoor te gaan. Artikel 1058 lid 2 Rv ziet immers specifiek op het moment van verzending van een arbitraal vonnis, terwijl artikel 1072b lid 5 Rv ‘slechts’ ziet op het moment van verzending van mededelingen en handelingen in het algemeen. Artikel 1058 lid 2 Rv is niet beperkt tot de verzending van een arbitraal vonnis per gewone post en sluit de verzending van een arbitraal vonnis langs elektronische weg niet uit. Naar het oordeel van het hof wordt ook een per e-mail verzonden arbitraal vonnis geacht te zijn verzonden indien vier weken na de dagtekening van het vonnis zijn verstreken, conform het in artikel 1058 lid 2 Rv bepaalde. Het hof acht daarbij van belang dat de wetgever artikel 1058 lid 2 Rv heeft ingevoerd om discussie over en onduidelijkheden omtrent het begin en einde van aan de verzending van het arbitraal vonnis gekoppelde termijnen te voorkomen. Artikel 1058 lid 2 Rv kent voor de geadresseerde steeds een fictieve, doch duidelijk vast te stellen datum van verzending, terwijl dit in artikel 1072b lid 5 Rv niet (noodzakelijkerwijs) het geval is. De wetgever heeft blijkens de onder 2.3 geciteerde wetsgeschiedenis voorts willen uitsluiten dat voor verschillende partijen uiteenlopende termijnen voor het instellen van een vordering tot vernietiging hebben te gelden. Indien een arbitraal vonnis naar één van de partijen per gewone post wordt verzonden en naar de andere partij langs elektronische weg, zouden voor ieder der partijen uiteenlopende momenten van verzending kunnen gelden, hetgeen in strijd zou zijn met de rechtszekerheid en de uitdrukkelijke wens van de wetgever.