ECLI:NL:GHAMS:2024:1737

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
200.310.170/01OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot mededelingen uit onderzoeksverslag in civiele procedure

Op 24 juni 2024 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak tussen JIW Beheer B.V. en GVH Recycling B.V. (in liquidatie), met betrekking tot een verzoek om machtiging tot mededelingen uit een onderzoeksverslag. JIW Beheer B.V. had de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht om hen te machtigen om mededelingen te doen uit het onderzoeksverslag, dat was opgesteld naar aanleiding van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij GVH Recycling B.V. Het onderzoeksverslag was ter inzage gelegd voor belanghebbenden, maar op grond van artikel 2:353 lid 3 BW is het aan anderen dan de rechtspersoon verboden om mededelingen aan derden te doen uit het verslag, tenzij zij daartoe door de voorzitter van de Ondernemingskamer zijn gemachtigd.

De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen vastgesteld dat er wanbeleid was bij GVH en heeft maatregelen getroffen, waaronder het ontslag van bestuurders en de benoeming van een vereffenaar. In deze beschikking werd het belang van JIW en de andere belanghebbenden bij het verkrijgen van de machtiging afgewogen tegen het belang van GVH bij vertrouwelijkheid van het onderzoeksverslag. De voorzitter van de Ondernemingskamer oordeelde dat het belang van JIW en de andere belanghebbenden opwoog tegen het belang van vertrouwelijkheid, vooral omdat de vennootschap in liquidatie is en geen bezwaar had tegen de machtiging.

Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer JIW Beheer B.V., [D] en [E] gemachtigd om mededelingen te doen uit het onderzoeksverslag en om dit verslag als bewijs in te brengen in de civiele procedure bij de Rechtbank Oost-Brabant. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VOORZITTER VAN DE ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.310.170/01 OK
beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 24 juni 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JIW BEHEER B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. H.G.A.M. Spoormans, kantoorhoudende te Breda,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GVH RECYCLING B.V. (in liquidatie),
gevestigd te Helmond,
VERWEERSTER,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] ,
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] ,
gevestigd te [....] ,
4.
[D],
wonende te [....] ,
5.
[E],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. Ph.W. Schreursen
mr. D.E. Mandigers, beiden kantoorhoudende te Eindhoven.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als JIW;
  • verweerster als GVH;
  • belanghebbenden gezamenlijk als [A] c.s. en ieder afzonderlijk als [A] , [B] , [C] , [D] en [E] .

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in de eerstefaseprocedure van deze zaak met zaaknummer 200.292.283 van 1 juli 2021, 2 juli 2021, 6 september 2021, 7 maart 2022 en 16 maart 2022 alsook naar de beschikkingen van 31 januari en 1 februari 2023 in de tweedefaseprocedure van deze zaak met zaaknummer 200.310.170.
1.2
Bij beschikking van 1 juli 2021 heeft de Ondernemingskamer – voor zover van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken bij GVH vanaf 1 januari 2018, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorziening een bestuurder van GVH benoemd.
1.3
Bij beschikking van 2 juli 2021 heeft de Ondernemingskamer mr. drs. E.A. Marseille RA (hierna: de onderzoeker) als onderzoeker aangewezen en mr. P.R. Dekker (hierna: Dekker) als bestuurder zoals bedoeld in de beschikking van 1 juli 2021.
1.4
Bij beschikking van 6 september 2021 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 30.500, de verschuldigde omzetbelasting daarbij niet begrepen.
1.5
De onderzoeker heeft het verslag (met bijlagen) van het onderzoek, gedateerd op 3 maart 2022, naar de Ondernemingskamer gestuurd. De griffier heeft het verslag met bijlagen op 7 maart 2022 ter griffie van de Ondernemingskamer nedergelegd.
1.6
Bij beschikking van 7 maart 2022 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het onderzoeksverslag ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.7
Bij beschikking van 16 maart 2022 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat de vergoeding voor de onderzoeker € 26.258,40 bedraagt, de daarover verschuldigde omzetbelasting niet begrepen.
1.8
Bij de beschikking van 31 januari 2023 heeft de Ondernemingskamer verstaan dat uit het onderzoeksverslag blijkt van wanbeleid van GVH in de periode vanaf 1 januari 2018 tot 10 juni 2021 en dat [E] en [D] voor het wanbeleid verantwoordelijk zijn. Tevens heeft de Ondernemingskamer daarbij bij wijze van voorziening [E] en [D] ontslagen als bestuurders van GVH, GVH ontbonden en een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot vereffenaar van het vermogen van GVH en bepaald dat de aandelen in GVH, met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders ten titel van beheer worden overgedragen aan een nader door de Ondernemingskamer aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon.
1.9
Bij beschikking van 1 februari 2024 heeft de Ondernemingskamer mr. R. le Grand als vereffenaar aangewezen en mr. P.M. Gunning als beheerder van aandelen zoals bedoeld in de beschikking van 31 januari 2023.
1.1
Bij verzoekschrift van 7 juni 2024 heeft JIW de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht om JIW op grond van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen, in de door haar tegen [E] en [D] aanhangig gemaakte civiele procedure bij de Rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer C/01/402804/24/216 met inbegrip van voortzetting van die procedure in hoger beroep en in (verwijzing na) cassatie, mededelingen uit het onderzoeksverslag, inclusief de daarbij behorende bijlagen te doen en voornoemd verslag, inclusief bijlagen als bewijsmiddel in het geding te brengen en daarop een beroep te doen ter onderbouwing van haar stellingen en vorderingen.
1.11
Bij e-mail van 19 juni 2024 hebben mr. Le Grand en mr. Gunning in hun hoedanigheid van vereffenaar respectievelijk beheerder van aandelen laten weten geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek en zich te refereren aan het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer.
1.12
Bij verweerschrift tevens voorwaardelijk verzoek tot machtiging van 20 juni 2024 hebben [D] en [E] verzocht het verzoek van JIW af te wijzen en het voorwaardelijke verzoek gedaan ook hen een machtiging in de zin van artikel 2:353 lid 3 BW te verlenen om mededelingen uit het onderzoeksverslag te kunnen doen en het onderzoeksverslag als bewijsmiddel in te mogen brengen in het kader van de door JIW aanhangig gemaakte civiele procedure.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Op grond van artikel 2:353 lid 3 BW is het aan anderen dan de rechtspersoon verboden mededelingen aan derden te doen uit het onderzoeksverslag, voor zover dat niet voor iedereen ter inzage ligt, tenzij zij daartoe door de voorzitter van de Ondernemingskamer zijn gemachtigd. Tot het onderzoeksverslag horen ook de daartoe behorende bijlagen. De strafsanctie is te vinden in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
2.2
In deze zaak heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 7 maart 2022 bepaald dat het onderzoeksverslag ter inzage ligt voor belanghebbenden.
2.3
De voorzitter van de Ondernemingskamer overweegt dat het bij het beoordelen van een machtigingsverzoek erop aankomt of het belang van verzoeker bij het kunnen doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag opweegt tegen het door artikel 2:353 lid 3 BW beschermd belang van de onderzochte rechtspersoon bij vertrouwelijkheid van het onderzoeksverslag.
2.4
Het belang van JIW en [E] en [D] (in hun voorwaardelijke verzoek) bij het verkrijgen van de verzochte machtiging is hier dat zij mededelingen uit het verslag willen doen voor het onderbouwen van hun standpunten in de lopende civiele procedure bij de Rechtbank Oost-Brabant. De vennootschap bij monde van haar vereffenaar heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het machtigingsverzoek dat namens JIW is gedaan.
2.5
De voorzitter van de Ondernemingskamer is van oordeel dat het belang van de, zich inmiddels in liquidatie bevindende, vennootschap GVH zich niet verzet tegen toewijzing van de verzochte machtiging. De voorzitter van de Ondernemingskamer zal de verzochte machtiging dan ook verlenen, zowel aan JIW als aan [E] en [D] , op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
machtigt JIW Beheer B.V., [D] en [E] mededelingen te doen uit het verslag inclusief bijlagen van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van GVH Recycling B.V., zoals neergelegd ter griffie van de Ondernemingskamer op 7 maart 2022, voor zover redelijkerwijs nodig is ter toelichting op en/of ondersteuning van bewijs van haar stellingen in het kader van de civiele procedure bij de Rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer C/01/402804/24/216 met inbegrip van voortzetting van die procedure in hoger beroep en in (verwijzing na) cassatie en machtigt hen om desgewenst het onderzoeksverslag met bijlagen in deze procedure in te brengen;
wijst het meer of ander verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.