In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een slachtoffer en haar telefoon. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die is aangepast naar een taakstraf van 120 uren en 60 dagen hechtenis. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 juni 2024 aan de orde, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte. De verdachte had zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan geweld tegen een leidinggevende van een restaurant, na een conflict over een geleverde dienst. Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar PTSS en de zorg voor haar kind. De vordering van de benadeelde partij werd niet in behandeling genomen, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing op 20 juni 2024 openbaar uitgesproken.