In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had dezelfde straffen gevorderd, terwijl de raadsman van de verdachte een hogere taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had verzocht.
Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had samen met zijn vriendin, de medeverdachte, openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer in een restaurant. Dit geweld had geleid tot lichamelijk letsel en schade aan de telefoon van het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor openlijk geweld. Ondanks zijn psychische problemen, waaronder een autismespectrumstoornis en PTSS, oordeelde het hof dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend waren.
De vordering van de benadeelde partij werd niet in behandeling genomen, omdat deze niet tijdig was ingediend. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis van de politierechter te vernietigen ten aanzien van de straf en opnieuw recht te doen, met een gevangenisstraf van 14 dagen en een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.