ECLI:NL:GHAMS:2024:1714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
23-003036-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had dezelfde straffen gevorderd, terwijl de raadsman van de verdachte een hogere taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had verzocht.

Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had samen met zijn vriendin, de medeverdachte, openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer in een restaurant. Dit geweld had geleid tot lichamelijk letsel en schade aan de telefoon van het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor openlijk geweld. Ondanks zijn psychische problemen, waaronder een autismespectrumstoornis en PTSS, oordeelde het hof dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend waren.

De vordering van de benadeelde partij werd niet in behandeling genomen, omdat deze niet tijdig was ingediend. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis van de politierechter te vernietigen ten aanzien van de straf en opnieuw recht te doen, met een gevangenisstraf van 14 dagen en een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003036-23
datum uitspraak: 20 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-094966-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof het navolgende overweegt ten aanzien van de vordering benadeelde partij en dat, in geval van het instellen van beroep in cassatie, de bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt en opgenomen in een aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht aan de verdachte een (hogere) taakstraf op te leggen in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de taakstraf te combineren met één dag gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn vriendin, de medeverdachte, schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen het slachtoffer en haar telefoon. Dit incident heeft openlijk plaatsgevonden op een voor een ieder toegankelijke plaats, te weten in een vestiging van [restaurant] in [adres 2]. Het slachtoffer was ten tijde van dit incident werkzaam bij [restaurant] als leidinggevende. De verdachten waren niet tevreden over de aan hen geleverde [product], waarop een discussie tussen de verdachten en het slachtoffer ontstond. Het slachtoffer werd vervolgens eerst door de vriendin van de verdachte in haar gezicht gespuugd, waarna ze door beide verdachten werd geschopt en geslagen tegen haar lichaam. De verdachte heeft het slachtoffer ook tegen haar hoofd geslagen en haar telefoon weggegooid. Aldus hebben de verdachten inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn en een vervelende ervaring bezorgd op haar werk. Daarbij is ook de telefoon van het slachtoffer beschadigd geraakt. Dergelijke gedragingen in het openbaar kunnen daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen in de maatschappij.
Bij de strafbepaling heeft het hof ook gekeken naar het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij nog geen vijf jaar voor de pleegdatum van het onderhavige feit onherroepelijk tot een taakstraf is veroordeeld voor openlijk geweld en dat hij deze taakstraf ook al had verricht toen hij het onderhavige feit pleegde. Desondanks is de verdachte toch weer de fout ingegaan.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Blijkens een door de raadsman per e-mail van 5 juni 2024 toegezonden psychologisch rapport uit januari 2018 heeft de verdachte een autismespectrumstoornis, een licht verstandelijke beperking en PTSS. Volgens dit rapport maakt de bestaande psychische problematiek dat het erg moeilijk is voor de verdachte om nieuwe manieren van reageren aan te leren en reageert hij doorgaans snel met vluchten of vechten. De verdachte leeft van een Wajong-uitkering en heeft, samen met zijn vriendin, zijn handen vol aan de zorg voor zijn zoontje.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf. Vanwege de ernst van het feit en de recidive, waarbij ook het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals primair door de raadsman is verzocht.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] in onderhavige strafzaak is door het openbaar ministerie ontvangen op 16 november 2023, twee dagen na de inhoudelijke behandeling en uitspraak in eerste aanleg. De benadeelde partij heeft zich derhalve niet overeenkomstig artikel 51g Sv tijdig in het geding in eerste aanleg gevoegd. Daardoor is de benadeelde partij op grond van art. 421, eerste lid, Sv onbevoegd zich te voegen in het geding in hoger beroep.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
13 (dertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.L.M. van der Voet en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juni 2024.
Mr. C. Beuze is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]