ECLI:NL:GHAMS:2024:1704

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.337.484/01 en 200.337.666/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarige naar een andere gemeente en wijziging van de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft verzocht om vervangende toestemming om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats C] en om hem aan te melden bij een basisschool en kinderopvang in die gemeente. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft zich verzet tegen deze verhuizing en heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem vast te stellen.

De ouders zijn in 2021 gescheiden en hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin de zorgregeling is vastgelegd. De moeder heeft aangegeven dat haar huidige woning te klein is voor haar en haar twee kinderen, en dat zij een gezinswoning in [plaats C] heeft gekocht. De vader heeft betoogd dat de verhuizing niet in het belang van [minderjarige] is, omdat dit zijn contact met hem zou verminderen.

Het hof heeft de belangen van beide ouders en het belang van [minderjarige] afgewogen. Het hof oordeelt dat het belang van de moeder om te verhuizen naar [plaats C] zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het behoud van de huidige zorgregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen. Tevens is de moeder toestemming verleend om [minderjarige] aan te melden bij de basisschool en BSO in [plaats C]. De zorgregeling is aangepast om de belangen van beide ouders en [minderjarige] te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.337.484/01 en 200.337.666/01
Zaaknummers rechtbank: C/13/734398 / FA RK 23-3512 (hoofdverblijf en zorgregeling) en C/13/736311 / FA RK 23-4506 (verhuizing)
Beschikking van de meervoudige kamer van 18 juni 2024
in de zaak met zaaknummer 200.337.484/01 van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.C. van den End te Amsterdam,
en
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam,
in de zaak met zaaknummer 200.337.666/01 van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam,
en
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.C. van den End te Amsterdam.
Het hof heeft
in beide zakendaarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige ] , hierna te noemen: [minderjarige ] .
In
beide zakenheeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2023, uitgesproken onder de hiervoor genoemde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.337.484/01
2.1
De moeder is op 5 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 21 maart 2024 een verweerschrift tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 22 april 2024 een verweerschrift op het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingediend.
In de zaak met zaaknummer 200.337.666/01
2.4
De vader is op 13 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.5
De moeder heeft op 21 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
In beide zaken
2.6
Het hof heeft voorts de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 6 maart 2024 met bijlage,
- een bericht van de zijde van de moeder van 16 april 2024 met bijlagen, en
- een bericht van de zijde van de vader van 16 april 2024 met bijlagen.
2.7
[minderjarige ] heeft in een brief laten weten wat hij van de zaak vindt. De voorzitter heeft de inhoud van deze brief ter zitting zakelijk weergegeven.
2.8
De zitting heeft op 26 april 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door J.J.M. van Mierlo.
De advocaat van de moeder en de advocaat van de vader hebben op de zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige ] , geboren [in] 2015 te [plaats B] , Rusland.
De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 17 januari 2022 gescheiden. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige ] .
3.2
De ouders hebben bij hun uiteengaan in 2021 een ouderschapsplan opgesteld. In dit ouderschapsplan, dat door hen op 30 november 2021 is ondertekend, is onder meer het navolgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2 - Hoofdverblijfplaats/verhuizing/paspoort
2.1
[minderjarige ] zal zijn hoofdverblijf bij de moeder hebben en zal op haar adres in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven staan.
2.2
Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden.
(…)
Artikel 3 – Verzorging en opvoeding
3.1
De ouders zijn de volgende zorg/contactregeling overeengekomen:
  • [de vader] haalt [minderjarige ] elke ochtend bij [de moeder] thuis op om hem naar school te brengen;
  • Maandagmiddag, dinsdagmiddag en donderdagmiddag gaat [minderjarige ] naar de BSO. [de moeder] haalt hem dan op;
  • Op de woensdag haalt [de vader] [minderjarige ] uit school en gaat [de vader] met [minderjarige ] naar judo en voetbal;
  • Op de vrijdag haalt [de vader] [minderjarige ] uit school en gaat met hem naar zwemles;
  • [minderjarige ] blijft van vrijdagmiddag uit school tot zaterdag 18.00 uur bij [de vader] ;
  • [de vader] brengt [minderjarige ] op zaterdag rond 18.00 uur weer naar [de moeder] (voor het avondeten).
3.2
[minderjarige ] slaapt slechts één nacht per week bij [de vader] vanwege het feit dat [de vader] thans nog
geen geschikte woning heeft. Zodra [de vader] wel over een geschikte woning beschikt, zullen
partijen in overleg treden over een uitbreiding van de zorgregeling. Partijen ervaren de
huidige zorgregeling als een co-ouderschapsregeling en hebben de intentie om dit ook in
de toekomst voort te zetten.”
3.3
Voornoemde zorgregeling is in de praktijk gewijzigd in die zin dat [minderjarige ] alleen op dinsdag en donderdag naar de BSO gaat en geen zwemles meer heeft. Op maandag wordt [minderjarige ] door de vader opgehaald uit school, heeft [minderjarige ] voetbaltraining en wordt hij om 18.00 uur weer naar de moeder gebracht. De overige afspraken uit het ouderschapsplan zijn nog steeds van toepassing, met dien verstande dat [minderjarige ] ook wel eens door de moeder naar school wordt gebracht.
3.4
Sinds de ouders uit elkaar zijn, heeft [minderjarige ] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.5
De moeder en [minderjarige ] hebben de Nederlandse en de Russische nationaliteit. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

In beide zaken
4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking alle verzoeken van de ouders afgewezen. De vader had verzocht:
- een raadsonderzoek te gelasten om de volgende vragen te beantwoorden:
- is een verhuizing van [minderjarige ] met de moeder naar [plaats C] in zijn belang?
- is een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] naar de vader in zijn belang?
- welke zorgregeling is (ongeacht het verhuizen) het meest in het belang van [minderjarige ] ?
althans zodanige vragen aan de raad te stellen als de rechtbank juist acht;
- te bepalen dat [minderjarige ] voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij hem heeft, met wijziging van de zorgregeling in die zin dat [minderjarige ] in de ene week van zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school bij de moeder verblijft en in de andere week van maandag 18.00 uur tot woensdag naar school, althans een zodanige zorgregeling te bepalen als de rechtbank juist acht;
- de moeder te verbieden met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen, dan wel geen vervangende toestemming daarvoor te verlenen;
- de moeder te verbieden [minderjarige ] in te schrijven op een andere school, bij een andere huisarts en/of tandarts, dan wel geen vervangende toestemming daarvoor te verlenen;
- voor zover de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] niet bij hem wordt vastgesteld, de moeder te veroordelen tot nakoming van het ouderschapsplan in die zin dat zij gehouden is om in [plaats A] te verblijven op de momenten dat zij de zorg voor [minderjarige ] heeft conform het ouderschapsplan;
- vervangende toestemming te verlenen voor een deelname van [minderjarige ] aan het KIES traject, dan wel een zodanige beslissing te nemen dat [minderjarige ] kan deelnemen aan het KIES traject.
De moeder had verzocht:
- haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen, om [minderjarige ] aan te melden bij basisschool [basisschool] te [plaats C] en om [minderjarige ] aan te melden bij een kinderopvang/BSO, waarbij de moeder [minderjarige ] in de eerste plaats zal inschrijven bij BSO [BSO] in [plaats C] .
In de zaak met zaaknummer 200.337.484/01
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het volgende:
- te bepalen dat de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met ingang van de datum van de door het hof te wijzen beschikking met [minderjarige ] te verhuizen naar [plaats C] ;
- te bepalen dat de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige ] aan te melden bij basisschool [basisschool] te [plaats C] ;
- te bepalen dat de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige ] aan te melden bij een kinderopvang/BSO waarbij de moeder [minderjarige ] in de eerste plaats zal inschrijven bij BSO [BSO] in [plaats C] , kosten rechtens;
- een zorgregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige ] – kort gezegd –
de ene week:
  • op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag door de moeder naar school wordt gebracht;
  • op maandag en vrijdag door de moeder opgehaald wordt uit school;
  • op dinsdag en donderdag bij de BSO opgehaald wordt door de moeder;
  • op zaterdag en zondag bij de moeder is;
  • op woensdag uit school of na de voetbaltraining bij de vader is indien hij dit wenst en de vader hem op donderdag naar school brengt,
en waarbij [minderjarige ] – kort gezegd –
de andere week:
  • op maandag en donderdag door de vader naar school wordt gebracht;
  • op dinsdag, woensdag en vrijdag door de moeder naar school wordt gebracht;
  • op maandag door de moeder wordt opgehaald uit school;
  • op dinsdag en donderdag bij de BSO opgehaald wordt door de moeder;
  • op woensdag uit school of na de voetbaltraining bij de vader is indien hij dit wenst;
  • op vrijdag door de vader opgehaald wordt uit school;
  • op zaterdag en zondag bij de vader verblijft;
althans een in goede justitie te bepalen zorgregeling vast te stellen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek toegelicht in die zin dat zij bedoeld heeft dat [minderjarige ] in het weekend dat hij bij de vader is, op vrijdag, zaterdag en zondag overnacht bij de vader en dat de vader [minderjarige ] op maandagochtend naar school brengt.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel haar verzoeken af te wijzen. In (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het volgende:
- bij toewijzing van het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing, de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
- de moeder te verbieden met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen, dan wel geen vervangende
toestemming daarvoor te geven;
- de moeder te verbieden [minderjarige ] in te schrijven op een andere school, bij een andere huisarts en/of tandarts, dan wel geen vervangende toestemming daarvoor te geven;
- slechts voor zover de hoofdverblijfplaats niet bij de vader wordt vastgesteld: de moeder te
veroordelen tot nakoming van het ouderschapsplan in die zin dat zij gehouden is op de
[A-straat] te [plaats A] te verblijven op de momenten dat zij de zorg voor [minderjarige ]
heeft conform het ouderschapsplan.
4.4
De moeder verzoekt in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn grieven ongegrond te verklaren, dan wel om zijn verzoeken af te wijzen.
In de zaak met zaaknummer 200.337.666/01
4.5
De vader verzoekt, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het volgende:
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] bij de vader vast te stellen, waarbij [minderjarige ] op het adres van de vader in het bevolkingsregister ingeschreven staat;
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige ] bij de moeder verblijft:
- de ene week van zaterdag 18.00 uur tot maandag naar school,
- de andere week van maandag 18.00 uur tot woensdag naar school,
waarbij de moeder [minderjarige ] haalt en brengt, althans een zodanige zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
- de raad te bevelen onderzoek te doen naar de vragen:
- is een verhuizing van [minderjarige ] met de moeder naar [plaats C] in zijn belang?
- is een wijziging hoofdverblijfplaats bij de vader in het belang van [minderjarige ] ?
- welke zorgregeling is (ongeacht wel of niet verhuizen) het meest in het belang van
[minderjarige ] ,
- althans zodanige vragen die het hof juist acht.
- aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige ] deel te laten nemen aan het KIES traject, althans een zodanige beslissing te nemen dat [minderjarige ] deel kan nemen aan het KIES traject.
4.6
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn grieven ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover de verzoeken van de vader zijn afgewezen.

5.De motivering van de beslissing in beide zaken

5.1
In hoger beroep zijn aan de orde de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] , de zorgregeling, het verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing van de moeder met [minderjarige ] naar [plaats C] en voor aanmelding van [minderjarige ] bij een basisschool en BSO in [plaats C] , en de verzoeken van de vader om een raadsonderzoek en tot vervangende toestemming voor deelname van [minderjarige ] aan een KIES traject.
Hoofdverblijfplaats
5.2
Nu voor de beoordeling van de door de moeder verzochte vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige ] naar [plaats C] van belang is bij wie [minderjarige ] zijn hoofdverblijfplaats heeft, ziet het hof aanleiding eerst de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] te bespreken.
Het wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten – voor zover in deze zaak van belang – de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De standpunten
5.4
De vader is van mening dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] bij hem te bepalen. Hij stelt daartoe het volgende. Dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de moeder toekomt en dat [minderjarige ] daarom zijn hoofdverblijfplaats bij haar heeft, hebben de ouders afgesproken en de financiële afspraken zijn daarop afgestemd. De vader begrijpt niet dat de bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige ] bij hem geen reële optie is. Hij heeft sinds kort een nieuw appartement met een (aparte) slaapkamer, waardoor het in zijn woning mogelijk is om een eigen plek en bed voor [minderjarige ] te realiseren. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] zou financieel voordeliger zijn en rust en duidelijkheid voor [minderjarige ] toekomstperspectief creëren. Voor zover de moeder haar verhuizing naar [plaats C] doorzet, is het in het belang van [minderjarige ] dat zijn hoofdverblijf bij de vader zal zijn.
5.5
De moeder betwist de stellingen van de vader. Zij voert aan dat [minderjarige ] zijn hoofdverblijf bij haar heeft, omdat hij de meeste tijd doorbrengt bij haar, hetgeen volgt uit de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling. Voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats zoals vastgelegd in het ouderschapsplan is een wijziging van omstandigheden nodig, waarvan geen sprake is. De moeder geeft uitvoering aan de in het ouderschapsplan vastgelegde afspraken. De vader beschikt niet over een geschikte woning om met [minderjarige ] in te kunnen wonen.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. [minderjarige ] heeft sinds het uiteengaan van de ouders zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [minderjarige ] gewend is aan deze situatie en gebaat is bij continuïteit op dit punt. De door de vader genoemde wijziging in zijn woonsituatie die met zich brengt dat er thans een slaapkamer in zijn woning beschikbaar is, maakt voor het hof niet dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] zou moeten wijzigen. Het hof neemt verder in aanmerking dat de vader weliswaar frequent contact heeft met [minderjarige ] , maar dat [minderjarige ] het grootste deel van de tijd inclusief de meeste nachten, bij de moeder verblijft en dat dit zo zal blijven gelet op de hierna nog te motiveren beslissing over de vervangende toestemming voor de verhuizing van moeder met [minderjarige ] naar [plaats C] . Het hof acht het gelet op het voorgaande niet in het belang van [minderjarige ] om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen en zal dit verzoek van de vader dan ook afwijzen.
Vervangende toestemming
5.7
Het hof zal hierna het verzoek van de moeder bespreken om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen.
Het wettelijk kader
5.8
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind zijn belast, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking dienen te nemen.
De standpunten
5.9
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank voor zover haar verzoeken zijn afgewezen om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen, en om hem aan te melden bij basisschool [basisschool] en bij de kinderopvang/BSO in [plaats C] . Zij voert hiertoe – samengevat – het volgende aan. De noodzaak om te verhuizen naar [plaats C] is groot. De moeder en haar partner hebben [in] 2023 een dochter gekregen en de huidige oude sociale huurwoning van 42 vierkante meter van de moeder in [plaats A] is te klein om met haar twee kinderen en haar partner te bewonen. Bovendien hebben de moeder en haar partner een gezinswoning in [plaats C] gekocht, waarin zij willen wonen. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte niet in de belangenafweging heeft betrokken dat als het verzoek tot vervangende toestemming afgewezen zou worden, de moeder daarmee grotendeels gescheiden zou worden van haar pasgeboren baby en partner die in [plaats C] verblijven, en dat het gezin daardoor niet, dan wel nauwelijks samen kan zijn. Ook heeft de moeder op dit moment dubbele woonlasten, terwijl zij dat financieel niet meer kan dragen. De moeder heeft de verhuizing voorbereid en doordacht en heeft zich ingespannen om het gesprek hierover aan te gaan met de vader, maar dit onderwerp is voor hem onbespreekbaar. De reistijd zal toenemen met (slechts) circa 20 minuten voor een enkele reis. De basisschool [basisschool] heeft plek voor [minderjarige ] . De moeder is bereid om de extra kosten die de vader moet maken als gevolg van de verhuizing te compenseren en denkt daarbij met name aan een vergoeding van de benzinekosten. De verhuizing is in het belang van [minderjarige ] en hij heeft zelf ook aangegeven graag te willen verhuizen naar [plaats C] . Daarnaast stelt de moeder dat de door haar voorgestelde zorgregeling laat zien dat de vader op een frequente, substantiële en onbelaste manier contact kan hebben met [minderjarige ] .
5.1
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het verzoek van de moeder om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen terecht heeft afgewezen en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft de noodzaak om te verhuizen naar [plaats C] niet aangetoond. Van haar kan verwacht worden dat zij in [plaats A] blijft wonen, aangezien zij daar werkt, zij en haar partner niet economisch gebonden zijn aan [plaats C] en zij een goedkopere woning kan kopen in [plaats A] . Bovendien wist de moeder voordat zij de woning in [plaats C] kocht, dan wel haar voornemen om te verhuizen kenbaar had gemaakt, dat de vader niet instemde met een verhuizing. De vader betwist dat de moeder vanaf het begin met hem heeft willen overleggen. Daarnaast heeft de moeder de verhuizing niet voldoende doordacht en voorbereid. Zij schetst een te optimistisch beeld van de situatie na een eventuele verhuizing met [minderjarige ] naar [plaats C] . De vader betwist de door de moeder gestelde reistijd tussen [plaats A] en [plaats C] , meent dat de reistijd langer is en dat zij bij de berekening daarvan geen rekening heeft gehouden met de terugreis van [minderjarige ] . Daarnaast is niet gebleken dat BSO [BSO] plek heeft voor [minderjarige ] . Er is geen sprake van compensatie, nu [minderjarige ] tijd met zijn vader (in zijn vertrouwde omgeving) zou verliezen. Er wordt niet, dan wel nauwelijks gecommuniceerd tussen de ouders zonder tussenkomst van de advocaten en de vader vreest voor contactverlies wanneer de moeder met [minderjarige ] zou verhuizen. De door de moeder voorgestelde zorgregeling komt niet tegemoet aan de belangen van [minderjarige ] . Het zwaartepunt van de zorgtaken kwam, en komt, overdag voor rekening van de vader en de ouders ervaren hun ouderschap en de zorgregeling als co-ouderschap. Een verhuizing zal een enorme inbreuk zijn op het contact tussen [minderjarige ] en de vader. [minderjarige ] is geworteld in [plaats A] en door een verhuizing zullen zijn leefomgeving, opvoedsituatie, school, voetbal, vrienden, reistijd en dagelijks contact met de vader veranderen.
Het advies van de raad
5.11
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de huidige situatie schadelijk is voor [minderjarige ] en moet stoppen. De raad is het eens met de overweging van de rechtbank dat de ouders met elkaar moeten overleggen over een eventuele verhuizing naar [plaats C] . De ouders hebben dat tot op heden echter niet gedaan. De raad ziet het verdriet van de vader dat er zaken in het leven van hem en [minderjarige ] veranderen. [minderjarige ] leeft op dit moment in twee werelden en heeft het recht om met zijn beide ouders een band op te bouwen, en ook met zijn zusje. De raad meent dat de huidige situatie niet in het belang van [minderjarige ] is en adviseert het hof de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] te verhuizen, zodat [minderjarige ] onderdeel kan zijn van het gezin van de moeder. Hij kan dan in [plaats C] naar school gaan. De raad adviseert de ouders in gesprek te gaan met elkaar, zodat er rust komt.
De beoordeling
5.12
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De ouders zijn in 2021 uit elkaar gegaan. De vader woont sinds maart 2021 in het centrum van [plaats A] en de moeder is met [minderjarige ] in de echtelijke (huur)woning in [plaats A] blijven wonen, waar zij op dit moment nog steeds woont. In november 2021 zijn de ouders het onder 3.2 genoemde ouderschapsplan en de daarin opgenomen zorgregeling overeengekomen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting in hoger beroep is besproken, is gebleken dat er op dit moment feitelijk sprake is van de volgende reguliere zorgregeling:
  • de vader haalt [minderjarige ] elke ochtend bij de moeder op om hem naar school te brengen;
  • de vader haalt [minderjarige ] maandag op uit school en gaat met hem naar voetbaltraining, waarna hij [minderjarige ] om 18.00 uur terugbrengt naar de moeder;
  • de moeder haalt [minderjarige ] op dinsdag en donderdag bij de BSO op;
  • de vader haalt [minderjarige ] op woensdag op uit school en gaat met hem naar judo en voetbaltraining;
  • de vader haalt [minderjarige ] op vrijdag op uit school, waarna [minderjarige ] tot zaterdag 18.00 bij hem verblijft en de vader hem vervolgens weer naar de moeder terugbrengt.
Op enig moment ontstond bij de moeder de wens om te verhuizen, omdat zij zwanger raakte van haar huidige partner en de woning in [plaats A] te klein is voor een gezin met twee kinderen. De moeder en haar partner hebben [in] 2023 een dochter gekregen en zij hebben in datzelfde jaar een woning gekocht in [plaats C] . De moeder verblijft elk weekend met haar partner, dochter en [minderjarige ] in [plaats C] .
5.13
Het belang van de moeder bij een verhuizing naar [plaats C] is daarin gelegen dat haar huidige woning te klein is voor een gezin met twee kinderen en dat zij kan samenwonen met haar partner, dochter en [minderjarige ] in een voor het gezin geschikte woning.
5.14
Tegenover het belang van de moeder staat het belang van de vader om zijn huidige rol in het leven van [minderjarige ] te behouden en onverminderd contact en omgang met [minderjarige ] te hebben. Hij heeft doordeweeks frequent contact met [minderjarige ] en dit zal met een verhuizing van [minderjarige ] naar [plaats C] veranderen.
5.15
Ten aanzien van [minderjarige ] overweegt het hof dat voorop staat dat het in zijn belang is om met zijn beide ouders frequent en onbelast contact te hebben. Daarnaast heeft hij een zusje gekregen en het hof acht het in zijn belang dat hij met haar een band kan opbouwen.
5.16
De vraag is of het belang van de moeder zo zwaarwegend is dat daaraan doorslaggevende betekenis toekomt. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. De moeder heeft naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd dat er voor haar een noodzaak bestaat om naar [plaats C] te verhuizen. Zij heeft sinds februari 2022 een relatie met haar huidige partner, met wie zij [in] 2023 een dochter heeft gekregen. De woning van de moeder in [plaats A] is aantoonbaar te klein voor een gezin met twee kinderen. De moeder heeft aan de hand van objectieve maatstaven, zoals de huidige stand van zaken op de woningmarkt, voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar financieel gezien niet mogelijk is om een andere (geschikte gezins-)woning te huren of te kopen in (de meer directe omgeving van) [plaats A] . Zij heeft daarom met haar partner een voor het gezin geschikte eengezinswoning gekocht in [plaats C] . De moeder dient, als gevolg van de bestreden beschikking, noodgedwongen in [plaats A] te blijven wonen en zij kan als gevolg daarvan niet voltijds een gezin vormen met haar partner en dochter. De moeder is enkel in het weekend voor langere tijd aaneengesloten beschikbaar voor haar dochter. De contacten op doordeweekse dagen zijn beperkt en van korte duur. De partner van de moeder vertrekt op die dagen in de namiddag weer met de dochter naar [plaats C] . De moeder heeft daarnaast op dit moment dubbele woonlasten die zij financieel niet meer kan dragen, als gevolg waarvan zij inmiddels een betaalachterstand heeft ten aanzien van haar huurwoning in [plaats A] . Gelet op het voorgaande bestaat aan de zijde van de moeder zowel een sociale als financiële noodzaak om naar [plaats C] te verhuizen. Het hof is van oordeel dat de moeder een zwaarwegend belang heeft om voor haar dochter te kunnen zorgen en een gezin te kunnen vormen met haar partner, dochter en [minderjarige ] . Verder is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige ] is, zoals ook de raad ter zitting in hoger beroep heeft benadrukt, dat hij deel kan uitmaken van het gezinsleven met zijn moeder en zusje. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [minderjarige ] in zijn brief aan het hof onder meer te kennen heeft gegeven dat hij met zijn zusje in [plaats C] wil wonen, dat hij het leuk vindt in [plaats C] en dat hij daar vrienden en vriendinnen heeft. [minderjarige ] is op dit moment acht jaar oud en zit in groep 5 van de basisschool. Hij is nog jong en daardoor nog in staat om zich aan te passen aan een nieuwe woonomgeving in [plaats C] , waar hij nu ook al ieder weekend verblijft. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het leven van haar en [minderjarige ] in [plaats C] goed heeft geregeld voor zover het aankomt op huisvesting, school en BSO.
De verhuizing van [minderjarige ] naar [plaats C] zal betekenen dat het contact tussen de vader en [minderjarige ] zal veranderen. De moeder heeft een voorstel voor een zorgregeling gedaan waarbij de vader naar het oordeel van het hof voldoende gecompenseerd wordt in zijn tijd met [minderjarige ] . Hoewel het contact tussen de vader en [minderjarige ] minder frequent zal zijn, zal het wel langer aaneengesloten worden. Daarnaast heeft de moeder aangeboden maandelijks een bedrag aan de vader over te maken waarin zij het aantal kilometers dat hij extra (naar [plaats C] ) moet rijden zal vermenigvuldigen met de standaard kilometervergoeding van € 0,21. Het hof gaat ervan uit dat de moeder dit aanbod gestand zal doen. Onder deze omstandigheden vindt het hof de verandering van het contact tussen de vader en [minderjarige ] niet onaanvaardbaar.
5.17
Op grond van de genoemde omstandigheden en belangen komt het hof tot het oordeel dat het belang van de moeder, en daarmee samenhangend dat van [minderjarige ] , om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader en [minderjarige ] bij afwijzing van het verzoek van de moeder. Hetgeen de vader verder nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5.18
Het hof zal de bestreden beschikking gelet op het voorgaande vernietigen voor zover daarbij het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen is afgewezen en dit verzoek alsnog toewijzen. Gelet op het voorgaande zal het hof eveneens vervangende toestemming verlenen voor de aanmelding van [minderjarige ] bij basisschool [basisschool] en BSO [BSO] in [plaats C] , zoals de moeder heeft verzocht, tegen welke verzoeken de vader geen zwaarwegende bezwaren heeft aangevoerd.
Verbod en nakoming
5.19
De toewijzing van de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen en [minderjarige ] aan te melden bij basisschool [basisschool] en BSO [BSO] in [plaats C] brengt met zich dat de verzoeken van de vader om de moeder te verbieden om met [minderjarige ] naar [plaats C] te verhuizen en haar te verbieden [minderjarige ] in te schrijven op een andere school of bij een andere huisarts en/of tandarts zullen worden afgewezen. Ook brengt toewijzing van de verzoeken van de moeder met zich dat het hof het verzoek van de vader zal afwijzen om de moeder te veroordelen tot nakoming van het ouderschapsplan in die zin dat zij gehouden is om in [plaats A] te verblijven op de momenten dat zij de zorg voor [minderjarige ] heeft conform het ouderschapsplan.
Zorgregeling
Het wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW – voor zover hier van belang – kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen onder meer een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De standpunten
5.21
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat de door haar voorgestelde zorgregeling is opgesteld voor de situatie dat [minderjarige ] in [plaats C] woont en daar naar de basisschool en BSO gaat. In eerste aanleg heeft de moeder verklaard dat [minderjarige ] , als zij met hem naar [plaats C] verhuist, in [plaats A] kan blijven voetballen. Aangezien de rechtbank heeft overwogen dat er in dat geval te veel reistijd voor [minderjarige ] ontstaat, is de moeder nu van mening dat [minderjarige ] ook in [plaats C] kan voetballen. De voorgestelde zorgregeling is volgens de moeder een flinke uitbreiding ter compensatie van de verhuizing.
5.22
De vader meent dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling een vermindering van het contact tussen [minderjarige ] en hem oplevert, aangezien [minderjarige ] dan niet meer op maandag bij hem zal zijn. Daarnaast zal het een drastische wijziging van de continuïteit van de zorg in de vertrouwde omgeving zijn, omdat de vader [minderjarige ] dan niet meer elke dag naar school kan brengen. Ook worden [minderjarige ] en de ouders met een lange reistijd geconfronteerd.
Het advies van de raad
5.23
De raad acht het van belang dat er een ruime weekendregeling vastgelegd wordt en dat in de week dat [minderjarige ] niet in het weekend bij de vader verblijft een extra mogelijkheid voor contact tussen de vader en [minderjarige ] wordt georganiseerd.
De beoordeling
5.24
Het hof overweegt dat er vanwege de verhuizing van de moeder met [minderjarige ] naar [plaats C] sprake zal zijn van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW en dat dit aanleiding geeft voor een andere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Uitgaande van de situatie dat [minderjarige ] verhuist naar [plaats C] heeft de moeder een voorstel gedaan voor een zorgregeling zoals onder 4.2 is vermeld. De moeder heeft ter zitting toegelicht dat zij bedoeld heeft dat [minderjarige ] , in het weekend dat hij bij de vader is, op vrijdag, zaterdag en zondag overnacht bij de vader en dat de vader [minderjarige ] op maandagochtend naar school brengt. Het hof is van oordeel dat, hoewel de reistijd voor de vader zal toenemen bij een verhuizing van de moeder naar [plaats C] , de afstand tussen [plaats A] en [plaats C] niet van dien aard is dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling praktisch onuitvoerbaar zal zijn. De grootste wijziging van de zorgregeling houdt in dat de vader [minderjarige ] na de verhuizing niet meer iedere dag naar school kan brengen. Met de moeder is het hof van oordeel dat [minderjarige ] bijna een leeftijd heeft bereikt waarbij hij zelfstandig naar school zal kunnen gaan. Voor het wegvallen van de overige contactmomenten wordt de vader, zoals eerder vermeld, in tijd gecompenseerd. Het hof ziet daarom aanleiding om een zorgregeling te bepalen in overeenstemming met het verzoek van de moeder, met dien verstande dat [minderjarige ] op woensdag na school of voetbaltraining bij de vader zal zijn tot donderdagochtend naar school waarbij de vader [minderjarige ] naar school brengt en verder dat [minderjarige ] op maandagochtend naar school wordt gebracht door de ouder bij wie hij de dag ervoor heeft overnacht, en acht deze zorgregeling ook in het belang van [minderjarige ] . Het hof acht een extra mogelijkheid voor contact tussen [minderjarige ] en de vader in het weekend dat [minderjarige ] bij de moeder verblijft niet in het belang van [minderjarige ] , omdat dit voor hem een onrustige situatie zal opleveren. Bovendien zal er, zoals hiervoor is vermeld, wekelijks contact zijn tussen [minderjarige ] en de vader op woensdag uit school tot donderdag naar school. Het hof zal de door de vader voorgestelde zorgregeling niet beoordelen, nu deze regeling is opgesteld vanuit het uitgangspunt dat [minderjarige ] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft en het hof, zoals hiervoor is overwogen, in overweging 5.6 het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] te wijzigen, zal afwijzen.
5.25
Het hof acht zich, mede gelet op het advies van de raad ter zitting in hoger beroep, voldoende voorgelicht om deze beslissingen te nemen, zodat geen aanleiding bestaat hierover een raadsonderzoek te gelasten, zoals de vader heeft verzocht. Het hof zal het verzoek van de vader om een raadsonderzoek te bevelen dan ook afwijzen.
KIES traject
5.26
Ten aanzien van het verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige ] deel te laten nemen aan het KIES traject, althans een zodanige beslissing te nemen dat [minderjarige ] deel kan nemen aan het KIES traject, overweegt het hof als volgt. De vader heeft onvoldoende onderbouwd dat de school van [minderjarige ] geadviseerd zou hebben om [minderjarige ] deel te laten nemen aan het KIES traject. Daar komt nog bij dat vaststaat dat er tussen de ouders conflicten bestaan, maar dat deze conflicten naar het oordeel van het hof niet opgelost worden door een deelname van [minderjarige ] aan een KIES traject. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om op een verantwoorde manier invulling te geven aan het gezag dat zij samen uitoefenen. Daar hoort bij dat [minderjarige ] zo min mogelijk belast wordt met de meningsverschillen tussen de ouders. Het hof gaat ervan uit dat met deze beschikking een einde wordt gemaakt aan de onrust en onduidelijkheid die door de procedures voor zowel de ouders als [minderjarige ] is ontstaan.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.27
De vader heeft in hoger beroep verzocht bij toewijzing van het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing, de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De moeder heeft verzocht de beschikking wel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het hof zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren en overweegt daartoe als volgt. Met de raad is het hof van oordeel dat de onzekerheid rondom de hoofdverblijfplaats, de verhuizing en de zorgregeling uitermate schadelijk is voor [minderjarige ] . In deze situatie moet voor [minderjarige ] zo snel mogelijk duidelijkheid komen. Het hof acht het niet in het belang van [minderjarige ] dat de huidige onzekere situatie nog langer voortduurt. Het verzoek van de vader om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zal dan ook afgewezen worden.
5.28
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in beide zaken
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met ingang van heden met [minderjarige ] te verhuizen naar [plaats C] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige ] aan te melden bij basisschool [basisschool] in [plaats C] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige ] aan te melden bij een kinderopvang/BSO waarbij de moeder [minderjarige ] in de eerste plaats zal inschrijven bij BSO [BSO] in [plaats C] ;
stelt een zorgregeling vast waarbij [minderjarige ]
de ene week:
  • op dinsdag, woensdag en vrijdag door de moeder naar school wordt gebracht;
  • op maandag en vrijdag door de moeder opgehaald wordt uit school;
  • op dinsdag en donderdag bij de BSO opgehaald wordt door de moeder;
  • op zaterdag en zondag bij de moeder is;
  • op woensdag uit school of na de voetbaltraining bij de vader is en daar overnacht en de vader hem op donderdag naar school brengt,
en waarbij [minderjarige ]
de andere week:
  • op dinsdag, woensdag en vrijdag door de moeder naar school wordt gebracht;
  • op maandag door de moeder wordt opgehaald uit school;
  • op dinsdag en donderdag bij de BSO opgehaald wordt door de moeder;
  • op woensdag uit school of na de voetbaltraining bij de vader is en daar overnacht en de vader hem op donderdag naar school brengt;
  • op vrijdag door de vader opgehaald wordt uit school;
  • op zaterdag en zondag bij de vader verblijft, wat betekent dat [minderjarige ] in deze week op vrijdag, zaterdag en zondag bij de vader overnacht;
met dien verstande [minderjarige ] op maandagochtend naar school wordt gebracht door de ouder bij wie hij de dag ervoor heeft overnacht.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. J.F. Miedema en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 18 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.