ECLI:NL:GHAMS:2024:1700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.336.770/01 en 200.336.770/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders na ernstige misdrijven en impact op kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om het gezag over de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank Noord-Holland had op 11 oktober 2023 bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd werd en dat de moeder alleen het gezag zou uitoefenen. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep aangetekend en verzocht om schorsing van de beschikking. De moeder steunde de beslissing van de rechtbank.

Het hof heeft de zaak op 18 juni 2024 behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op juiste gronden het gezamenlijk gezag heeft beëindigd. De vader is eerder veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting van de moeder, wat een onaanvaardbaar risico voor de kinderen met zich meebrengt. De vader verblijft momenteel in een kliniek en heeft een contactverbod met de moeder en de kinderen. Het hof oordeelt dat de moeder alleen het gezag moet uitoefenen, gezien de impact van de misdrijven op haar en de kinderen, en de onmogelijkheid voor de ouders om samen te werken in het belang van de kinderen.

De vader's verzoek tot schorsing van de beschikking werd afgewezen, omdat het hof in de hoofdzaak uitspraak deed. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van bescherming van de kinderen en de moeder, en de onmogelijkheid van gezamenlijke gezagsuitoefening onder de huidige omstandigheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.336.770/01 (
gezag) en
200.336.770/02 (
schorsing)
Zaaknummer rechtbank: C/15/337014 / FA RK 23-815
Beschikking van de meervoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak van
[de vader] ,
op dit moment verblijvende in de [kliniek ] [plaats] te Poortugaal,
verzoeker in hoger beroep,
verzoeker in het incident tot schorsing,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer,
en
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verweerster in het incident tot schorsing,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Sazoglu te Den Haag.
Het hof heeft verder als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] );
- de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (verder te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 11 oktober 2023 bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag uitoefent.
De vader is het daar niet mee eens. Ook verzoekt de vader om de werking van de beslissing van de rechtbank te schorsen. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank. Het hof beslist dat de rechtbank op juiste gronden het gezamenlijk gezag van de ouders heeft beëindigd. Ook beslist het hof dat de vader geen belang heeft bij het verzoek tot schorsing. Het hof legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 9 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 11 oktober 2023.
2.2
De moeder heeft op 28 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder ingekomen een bericht van de zijde van de vader met bijlagen van 25 april 2024.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken en de inhoud van beide gesprekken ter zitting zakelijk weergeven.
2.5
De zitting heeft op 6 mei 2024 plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder (aanwezig via videobeeldverbinding), bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.A.S. Regout.
De GI is niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (verder ook wel gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [in] 2011 in [plaats A] met elkaar gehuwd. Dit huwelijk is op 15 januari 2020 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op 26 november 2019.
3.2
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2011 te [plaats B] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ,
verder ook wel gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De ouders oefenden tot de bestreden beschikking het gezamenlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 23 april 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 23 april 2022. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd op 20 april 2022 tot 23 oktober 2022. De GI is daarna nog enige tijd betrokken geweest bij de kinderen binnen het drangkader.
3.4
De vader is door de rechtbank Den Haag bij vonnis van 20 december 2021 veroordeeld wegens verkrachting van de moeder in de periode van 14 september 2018 tot 11 november 2020, meermalen gepleegd en samen met een medepleger. Tevens is een poging tot zware mishandeling bewezenverklaard. De misdrijven hebben plaatsgevonden in de echtelijke woning waar ook de kinderen woonden. Het vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden. De vader is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Ook is een terbeschikkingstelling met voorwaarden, waaronder een klinische opname en behandeling in een forensische klinische instelling, opgelegd. Verder heeft de rechtbank een contactverbod opgelegd ten aanzien van de moeder en de kinderen voor de duur van vier jaar, anders dan onder toezicht en begeleiding van de reclassering en andere hulpverleningsinstanties op het gebied van jeugdbescherming. Op 24 februari 2024 is de vader voorwaardelijk in vrijheid gesteld en daarbij is het door de moeder verzochte locatieverbod als bijzondere voorwaarde toegevoegd. De vader verblijft sindsdien in de [kliniek ] te Poortugaal.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is bepaald dat de moeder alleen het gezag over de kinderen toekomt.
In de zaak met zaaknummer 200.336.770/01 (gezag)
4.2
De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te wijzen dan wel aan haar te ontzeggen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen.
In de zaak met zaaknummer 200.336.770/02 (schorsing)
4.4
De vader verzoekt de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen totdat in hoger beroep is beslist.
4.5
De moeder verzoekt het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen dan wel de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.336.770/01 (gezag)
De standpunten
5.1
De vader voert aan dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag van de ouders heeft beëindigd. Hij wil een vader zijn voor de kinderen en dit betekent dat hij ook beslissingen moet kunnen nemen over de kinderen. De vader is van mening dat hij in het belang van de kinderen overleg kan voeren met de moeder. Er is onvoldoende ingezet om de communicatie tussen de ouders ten behoeve van de kinderen te verbeteren. Er kan onderzocht worden hoe het ouderschap vorm kan krijgen zonder dat de ouders contact met elkaar hoeven te hebben. Bovendien zal de communicatie makkelijker verlopen nu hij in de [kliniek ] zit.
5.2
De moeder is van mening dat de beslissing van de rechtbank bekrachtigd moet worden. Er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders indien zij met het gezamenlijk gezag belast blijven. Ook is het anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de moeder alleen met het gezag over de kinderen wordt belast. De moeder is niet in staat en zal in de toekomst ook niet in staat zijn tot enig overleg met de vader. De moeder en de kinderen zijn nog steeds in behandeling voor het trauma dat zij hebben opgelopen als gevolg van de delicten gepleegd door de vader. Van de moeder kan en mag niet verwacht worden dat zij contact heeft en in overleg treedt met de vader.
Het advies van de raad
5.3
De raad heeft in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Er zijn geen mogelijkheden voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in onderling overleg kunnen treden. De moeder is op dit moment en ook in de nabije toekomst niet in staat om dit contact met de vader te kunnen leggen. Ook is voor gezamenlijk gezag vereist dat de vader weet hoe de ontwikkeling van de kinderen verloopt.
Het wettelijk kader
5.4
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen, het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dit artikel wordt verwezen naar de toetsingsgronden in artikel 1:251a BW. De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien: (a.) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b.) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De beoordeling door het hof
5.5
Aan het hof ligt de vraag voor of de rechtbank op juiste gronden heeft beslist om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om in deze zaak een beslissing te kunnen nemen en ziet geen aanleiding om, zoals verzocht door de vader, een raadsonderzoek te gelasten.
5.6
Hoewel de wetgever als uitgangspunt heeft genomen dat ouders samen het gezag over hun kinderen uitoefenen, kunnen zich situaties voordoen waarin hierop een uitzondering wordt gemaakt. In deze zaak is van een dergelijke situatie sprake. De vader is schuldig bevonden aan het plegen van ernstige misdrijven, waaronder verkrachting (tezamen met een bekende van de vader) en een poging tot zware mishandeling van de moeder in de woning waar de kinderen ook woonden. De bewezenverklaring in het strafvonnis van 20 december 2021 ziet op ernstige strafbare feiten die getuigen van een dader die met totale onverschilligheid voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van zijn (voormalige) echtgenote en de moeder van zijn kinderen, haar jarenlang heeft misbruikt in de echtelijke woning die voor het gezin een veilige plek zou moeten zijn.
Het strafvonnis maakt melding van een onderzoek naar de geestesvermogens van de vader. Door de deskundigen is de vader gediagnosticeerd met een ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline, antisociale en paranoïde trekken. In de strafzaak heeft de rechtbank de conclusies van de deskundigen tot de hare gemaakt en geoordeeld dat de vader zonder intensieve behandeling een gevaar vormt voor de veiligheid van personen. Dit maakt dat langdurige (klinische) behandeling van de vader, gericht op (nadere) diagnose en het behandelen en stabiliseren van zijn persoonlijkheidsproblematiek, noodzakelijk is. De strafrechter heeft de vader gevangenisstraf en maatregelen opgelegd zoals vermeld onder 3.4. Er geldt nog steeds een contact- en locatieverbod ten aanzien van de moeder en er kan slechts onder strikte voorwaarden onder begeleiding contact met de kinderen plaatsvinden.
5.7
Dat bovenstaande grote impact heeft gehad op de moeder en de kinderen blijkt uit de intensieve behandeltrajecten. De moeder ondergaat momenteel nog steeds EMDR-therapie voor de verwerking van de opgelopen trauma’s. De kinderen hebben ook therapie nodig (gehad). De kinderen waren op het moment van de arrestatie in de woning aanwezig en hebben gezien dat hun moeder onder meer een opgezwollen gezicht en meerdere bloedingen in het gezicht had. De therapie van [minderjarige 2] is inmiddels afgerond, maar voor [minderjarige 1] wordt de therapie nog voortgezet.
5.8
In het licht van alles wat er is gebeurd tussen de ouders, de persoonlijkheid van de vader en de kwetsbaarheid van de moeder en de kinderen, staat voor het hof vast dat van de moeder niet verlangd kan worden dat zij met de vader het ouderlijk gezag uitoefent. Evident is dat de gezamenlijke gezagsuitoefening ten koste zou gaan van het welzijn van de moeder en daarmee ook impact heeft het welzijn van de kinderen. Het hof benadrukt daarbij hetgeen de raad ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, te weten dat ook sprake is van kindermishandeling als kinderen worden blootgesteld aan mishandeling van een van hun ouders door de andere ouder.
Bovendien kan, gelet op de voorgeschiedenis, ook niet van de moeder verwacht worden dat zij telkens door tussenkomst van een derde met de vader communiceert over de te nemen gezagsbeslissingen. Het is in het belang van deze kwetsbare kinderen dat de moeder voortvarend beslissingen kan nemen met betrekking tot de nodige hulpverlening en dat zij bijvoorbeeld niet afhankelijk zijn van toestemming van de vader voor schoolreisjes en vakantiebestemmingen.
5.9
Voor een gezamenlijke gezagsuitoefening is bovendien vereist dat een ouder (in)zicht heeft in hetgeen de kinderen nodig hebben. Ook op dit moment geldt nog steeds een contactverbod waarbij de vader niet rechtstreeks contact mag opnemen met de moeder en slechts onder strikte voorwaarden met de kinderen. Het op gelijkwaardig niveau kunnen bespreken van gezagsbeslissingen en het kunnen wegen van elkaars argumenten is niet goed mogelijk. Ook heeft de vader onvoldoende zicht op het leven van de kinderen en waar hun behoeften liggen.
5.1
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat het anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen het gezag over hen uitoefent. Dit maakt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
In de zaak met zaaknummer 200.336.770/02 (schorsing)
5.11
De vader heeft in het incident gevraagd om schorsing van de werking van de bestreden beschikking. Omdat het hof met deze beslissing uitspraak in de hoofdzaak doet, heeft de vader geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van zijn schorsingsverzoek. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.336.770/01 (gezag)
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
In de zaak met zaaknummer 200.336.770/02 (schorsing)
wijst af het verzoek van de vader tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. M.C. Schenkeveld en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 18 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.