ECLI:NL:GHAMS:2024:1642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
23-001808-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens belaging met contactverbod en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van belaging van de aangeefster, met wie hij een relatie heeft gehad. De belaging vond plaats in de periode van juni 2021 tot en met november 2022, waarbij de verdachte herhaaldelijk contact zocht met de aangeefster, ondanks haar duidelijke verzoeken om geen contact meer op te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren, zoals via e-mail, sms, en door fysiek aanwezig te zijn op locaties waar de aangeefster zich bevond, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 80 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, waarbij de verdachte zich dient te onthouden van elk contact met de aangeefster. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in overweging genomen, evenals de herhaalde schendingen van eerdere voorwaarden door de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001808-23
datum uitspraak: 4 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-170491-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsvrouw, de gemachtigde en de moeder van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2021 tot en met 14 november 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , (door meermalen):
- e-mail-berichten en/of brieven en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten te sturen aan die voornoemde [benadeelde] , en/of te bellen (al dan niet via whatsapp) naar die voornoemde [benadeelde] en/of
- langs te gaan bij de woning en/of de straat en/of het werk en/of evenementen van voornoemde [benadeelde] en/of,
- langs te gaan bij de woning van de moeder van voornoemde [benadeelde] en/of,
- contact te zoeken met vrienden en kennissen van voornoemde [benadeelde] ,
met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de periode van de belaging dient te worden ingekort. De verdachte en aangeefster hadden tot medio april 2022 een relatie waardoor er niet geconcludeerd kan worden dat de periode van belaging vanaf dat moment begon te lopen. De relatie en de dynamiek tussen de verdachte en aangeefster waren turbulent, gekenmerkt door meerdere keren uit elkaar te gaan en weer bij elkaar te komen. Hierdoor was het voor de verdachte moeilijk om de grens te onderscheiden van wanneer het contact gewenst of ongewenst was. De raadsvrouw stelt dat er daarom pas sprake is van belaging vanaf het stopgesprek met de politie op 17 mei 2022.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Naarmate het gedrag vaker voorkomt kan er eerder van stelselmatigheid worden gesproken, maar dat betekent niet dat een relatief korte duur en/of een beperkte frequentie van gedragingen het bestaan van stelselmatigheid altijd uitsluit; zeker niet wanneer de inbreuk in de persoonlijke levenssfeer als zeer indringend kan worden aangemerkt.
Vaststelling van feiten
Het hof stelt op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast. Uit het dossier volgt dat de verdachte diverse malen, tegen haar uitdrukkelijke wens in, contact heeft gezocht met de aangeefster, zijn ex-partner, in de periode van 1 juni 2021 tot en met 14 november 2022. Dit deed hij op een indringende wijze, onder meer door haar (lange) berichten te sturen, haar woning en straat te bezoeken, naar evenementen te gaan waar de aangeefster aanwezig was, bij de woning van haar moeder langs te gaan, en contact te zoeken met vrienden en kennissen van de aangeefster.
Medio juni 2021 is de relatie tussen de aangeefster en de verdachte uitgegaan. De aangeefster blokkeerde de verdachte op WhatsApp en sociale media en verzocht hem geen contact meer met haar op te nemen. In juli 2021 deed de verdachte desondanks meerdere pogingen om in contact te komen met de aangeefster. Hij stond op een avond rond 23:30 uur voor de woning van de aangeefster en verklaarde via de intercom dat hij van haar hield en naar binnen wilde komen. De aangeefster dreigde toen met het inschakelen van de politie. Tevens benaderde de verdachte in dezelfde maand diverse vriendinnen en kennissen van de aangeefster om contact met haar te krijgen. Eind juli 2021 ontving de aangeefster een brief met een kaart van de verdachte, waarin hij vroeg of zij konden praten.
In augustus 2021 verscheen de verdachte driemaal bij [sportclub] , waar de aangeefster op dat moment groepslessen gaf. De verdachte was hiervan op de hoogte, omdat zij deze lessen ook gaf tijdens hun relatie. In september 2021 ontving de aangeefster een bericht van iemand met wie zij aan het daten was, met een screenshot van een [website 1] -bericht van de verdachte waarin hij een foto gebruikte waarop de aangeefster ook stond. Tijdens een demonstratie in september probeerde de verdachte wederom contact met de aangeefster te zoeken, wat zij weigerde. Aangeefster gaf aan dat zij niet met de verdachte wilde praten.
In oktober 2021, tijdens een
[evenement]-evenement, begon de verdachte tegen de aangeefster te schreeuwen en haar te intimideren. In november 2021 bezocht de verdachte de moeder van de aangeefster. De moeder vertelde de verdachte dat de aangeefster naar een tantra-evenement in [plaats 1] ging, waarna de verdachte een bericht naar de organisatie van het evenement stuurde waarin hij een romantisch gebaar aankondigde. Vervolgens volgde de verdachte de aangeefster in de trein naar [plaats 1] en sprak hij haar in de trein aan. De aangeefster gaf wederom aan dat hij haar met rust moest laten. Bij terugkomst uit [plaats 1] vond de aangeefster twee post-its op haar deurmat met de woorden “luid” en “duidelijk”. De volgende dag kwam zij de verdachte tegen in het [plek] . Verdachte heeft verklaard dat hij vaker rondjes loopt in het [plek] , in de hoop aangeefster daar tegen te komen.
In december 2021 begon de verdachte een vriendin van de aangeefster berichten te sturen over “clearings” (een soort monologen om jezelf leeg te maken). De aangeefster ervoer extreem veel stress door de situatie en werd heel erg bang. Zij besprak met haar coach dat zij toch contact met de verdachte moest opnemen. Nadat de verdachte een afscheidsceremonie had voorgesteld, en vrienden van de verdachte op aangeefster bleven inpraten en haar overtuigden dat zij weer bij de verdachte moest terugkomen, hebben aangeefster en verdachte gedurende korte tijd (tot medio april 2022) weer een relatie met elkaar gekregen. Na de daaropvolgende relatiebreuk gaf de aangeefster opnieuw aan dat de verdachte haar met rust moest laten en dat zij naar de politie zou gaan als hij dat niet zou doen.
In mei 2022 heeft de verdachte drie lange e-mails naar aangeefster verstuurd, waarna de aangeefster hem op 8 mei 2022 een mail stuurde met – wederom – het verzoek om te stoppen. Op 14 mei 2022 kwam de aangeefster de verdachte tegen op een festival.
Op 17 mei 2022 heeft de politie een stopgesprek met de verdachte gevoerd. In dit gesprek heeft de politie de verdachte nadrukkelijk aangegeven dat aangeefster absoluut niet meer verder wil met de verdachte. De politie heeft toen ook aangegeven wat de consequenties zouden zijn als de verdachte aangeefster wederom zou benaderen, te weten aangifte en strafrechtelijke gevolgen.
Op 11 juni 2022 klom de verdachte desondanks naar het slaapkamerraam van de aangeefster, om te zien of zij daar met iemand anders was. Naar aanleiding van dit incident heeft de politie op 21 juni 2022 nogmaals contact opgenomen met de verdachte, en hem medegedeeld dat het absoluut ongewenst en onrechtmatig is wat hij doet. Verdachte gaf aan dat hij aangeefster nog een brief wilde overhandigen. Verdachte gaf ook aan dat hij het voor lief zou nemen als dat betekende dat hij zou worden aangehouden.
Op 6 juli 2022 wachtte de verdachte ongeveer 30 tot 45 minuten bij de woning van aangeefster en volgde hij haar op de fiets naar de stad. Hij fietste met haar mee naar het Leidseplein, terwijl aangeefster in paniek en overstuur was en tegen de verdachte schreeuwde dat hij moest oprotten. Aangeefster was inmiddels doodsbang voor verdachte geworden en belde 112. Later op diezelfde dag sprak de verdachte haar wederom aan, terwijl zij met een vriendin op een terras zat. Ook toen heeft aangeefster 112 gebeld. De verdachte werd daarop op 6 juli 2022 aangehouden door de politie. Bij zijn aanhouding had de verdachte de schoenen van de aangeefster bij zich, die hij uit haar fietstas had weggenomen..
Op 8 juli 2022 is de verdachte door de rechter-commissaris uit zijn inbewaringstelling geschorst, met onder andere een contactverbod met aangeefster als schorsingsvoorwaarde. Op 11 november 2022 stuurde de verdachte desondanks een e-mail van 66 pagina’s aan de aangeefster, en op 14 november 2022 stuurde hij haar dezelfde e-mail nogmaals.
Belaging
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Hierbij betrekt het hof in het bijzonder dat de verdachte vanaf juni 2021 tot en met december 2021 op diverse manieren contact probeerde te krijgen met de aangeefster, ondanks herhaalde en duidelijke uitlatingen van de aangeefster dat zij geen contact met hem wilde hebben. De verdachte zocht daarbij niet alleen direct contact met haar via berichten en zijn fysieke aanwezigheid bij haar woning, in de trein van Nederland naar [plaats 1] en bij evenementen en in het park, maar trachtte ook indirect contact te krijgen door haar vrienden en familie te benaderen. In april 2022 heeft de aangeefster opnieuw aangegeven geen contact te willen met de verdachte. Na een stopgesprek op 17 mei 2022 met de politie, heeft de verdachte geprobeerd naar het raam van de woning van de aangeefster te klimmen en heeft hij haar een maand later – en nadat hij opnieuw door de politie was aangesproken op het onacceptabele karakter van zijn aanhoudende gedrag – bij haar huis opgewacht en op de fiets achtervolgd, ondanks haar duidelijke en herhaalde verzoeken om met rust gelaten te worden. Zelfs nadat aan de verdachte een contact- en locatieverbod door de rechter-commissaris is opgelegd, heeft de verdachte op 11 en 14 november 2022 uitzonderlijk lange e-mails van 66 pagina’s naar de aangeefster gestuurd. Het voorgaande toont aan dat de verdachte volhardend is geweest in zijn pogingen om met aangeefster in contact te komen en zich daarin op geen enkele manier heeft laten stoppen. De verdachte was zich bewust van het feit dat hij moest stoppen en dat het contact ongewenst was, maar hij bleef desondanks doorgaan. Door zijn gedragingen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, waardoor zij zich begrijpelijkerwijs zeer gestrest en onveilig heeft gevoeld.
Door zich op deze wijze te gedragen en te handelen en zich tegen de uitdrukkelijke wens van aangeefster in op voornoemde indringende wijze te gedragen, hetgeen stress en gevoelens van onveiligheid veroorzaakte bij aangeefster, zijn naar het oordeel van het hof de in de bewezenverklaring genoemde handelingen van de verdachte, alles bij elkaar genomen, aan te merken als belaging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2021 tot en met 14 november 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , (door meermalen):
- e-mailberichtenen, brieven en sms-berichten en whatsapp-berichten te sturen aan die voornoemde [benadeelde] , en,
- langs te gaan bij de woning, de straat, het werk en evenementen van voornoemde [benadeelde] , en,
- langs te gaan bij de woning van de moeder van voornoemde [benadeelde] , en,
- contact te zoeken met vrienden en kennissen van voornoemde [benadeelde]
met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen en te dulden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit arrest zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft de bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals de politierechter dat heeft gedaan, en gevorderd dat die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een lagere straf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het niet nodig is de bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat een meldplicht geen meerwaarde heeft en de ambulante behandelingen goed zijn verlopen. Bovendien heeft de reclassering geschreven dat het recidiverisico laag is en heeft de verdachte sinds zijn veroordeling door de politierechter geen contact meer gehad met de aangeefster.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op tijdstippen in de periode van juni 2021 tot en met november 2022 schuldig gemaakt aan belaging, door zeer herhaaldelijk en op vele manieren contact te zoeken met aangeefster. Hij heeft zich telkens opgedrongen, terwijl zij hem uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat niet te willen. Zelfs de herhaalde waarschuwingen van de politie én de schorsingsvoorwaarden van de rechter-commissaris heeft de verdachte genegeerd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grens van het toelaatbare ver overschreden en daarmee stelselmatig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit soort feiten wordt als buitengewoon beangstigend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van de aangeefster dat zij zich niet meer veilig voelde in haar woning in Amsterdam en als gevolg van de belaging naar [plaats 2] is verhuisd.
Persoon van de verdachte
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren gebracht ter terechtzitting.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 25 november 2022.
Gelet op de aard en ernst van het feit en mede gelet op het reclasseringsadvies van Inforsa van 25 november 2022, en daarbij ook het e-mailbericht van 15 mei 2024 waaruit volgt dat het standpunt van de reclassering ongewijzigd is, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Deze bijzondere voorwaarden houden een meldplicht, een ambulante behandeling bij de Waag en een contactverbod in. Het hof acht dit noodzakelijk om de verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van het zoeken van contact met de aangeefster en ter voorkoming van het opnieuw plegen van soortgelijke feiten.
Voorts acht het hof de oplegging van een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Contactverbod ex 38v Sr
Het hof ziet daarnaast – ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten – aanleiding aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, bestaande uit een contactverbod met de aangeefster voor de duur van vijf jaren, waarbij de verdachte zich dient te onthouden van ieder contact met haar. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder dat is begaan, de (naar het oordeel van het hof daaruit voortvloeiende) kans op toekomstige recidive, en voorts het gegeven dat de verdachte herhaaldelijk de wensen van aangeefster, de waarschuwingen van de politie én de schorsingsvoorwaarden van de rechter-commissaris heeft genegeerd. Verdachte volhardt in zijn ongewenste gedrag, zelfs wanneer hem duidelijk is dat hij daarmee de grenzen van aangeefster en de wet overschrijdt. Het hof acht in dit verband voorts zorgwekkend dat de verdachte, nadat de politierechter hem al had veroordeeld en nadat aangeefster naar [plaats 2] was verhuisd, eveneens naar [plaats 2] is gegaan en zich daar bovendien heeft aangemeld bij dezelfde sportschool als die waaraan aangeefster is verbonden. Enig begrip voor het belang van aangeefster om van ieder contact met verdachte verstoken te blijven blijkt daaruit (nog steeds) niet.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, bevelen dat voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster.

Verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

Namens de aangeefster is in hoger beroep verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter hoogte van € 11.650,32, bestaande uit € 7.650,32 materiële- en € 4.000,00 immateriële schade. Dit verzoek is toegelicht door de gemachtigde ter terechtzitting in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd, zij het dat de immateriële schade kan worden gematigd tot een bedrag van € 2000,00.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet aan de orde is. De maatregel van artikel 36f kan enkel worden opgelegd indien de schade evident is en min of meer wordt erkend door de verdachte. De verdediging betwist dat dit het geval is. Bovendien is de vordering omvangrijk en is het voor de verdediging niet makkelijk vast te stellen welke schade er al was en hoe het zit met de causaliteit tussen de impact van de belaging en de opgevoerde bedragen. De vordering is om die reden voor de civiele rechter aangewezen.
Het hof stelt voorop dat – hoewel het slachtoffer zich in het strafproces niet tijdig heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Het hof overweegt in dit verband als volgt.
Het hof zal, anders dan gevorderd door de gemachtigde van de benadeelde partij, niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft namelijk onvoldoende kunnen vaststellen dat de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht voor de gevorderde schade aansprakelijk is. In het bijzonder overweegt het hof dat de opgevoerde schade omvangrijk is, diverse posten omvat en dat bovendien, gelet op het late tijdstip van de indiening van de toelichting en onderbouwing van deze posten, de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad om zich hierop voor te bereiden en onvoldoende gelegenheid heeft gehad om hiertegen (gemotiveerd) verweer te kunnen voeren. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om over te gaan tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij, ook niet schattenderwijs.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij de reclassering
Dat veroordeelde zich - gedurende de proeftijd - zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3]. De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Ambulante behandeling
Dat de veroordeelde zich - gedurende de proeftijd - zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Contactverbod
Dat de veroordeelde - gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of contact zoekt met het slachtoffer in de huidige zaak, mevrouw [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1992).
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer in de huidige zaak, mevrouw [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1992).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.R.O. Mooy en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juni 2024.
Mr T.J. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 16 juni 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina’s 3-7, PV VGL).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster van [benadeelde] :
[verdachte] en ik zijn medio juni 2021 uit elkaar gegaan. Ik heb toen meerdere berichten ontvangen van [verdachte] via Whatsapp waarin [verdachte] bleef aandringen dat wij toch nog moesten afspreken. Ik heb [verdachte] toen geblokkeerd op Whatsapp en Social Media en verzocht geen contact meer met mij op te nemen. In juli 2021 stond [verdachte] omstreeks 23:30 uur ineens dan toch voor mijn woning. Ik hoorde dat hij via de intercom vertelde dat hij toch van mij houdt. Daarnaast wilde hij graag binnenkomen. Dit is ook de eerste keer dat ik gedreigd had met de politie. Ik heb [verdachte] toen aangegeven dat het ongezond was en dat hij weg moest gaan. Diezelfde maand in 2021 heeft [verdachte] toen aan diverse vriendinnen en kennissen van mij gevraagd om tot mij door te breken. [verdachte] had hen gevraagd om met mij te praten en mij ervan te overtuigen dat ik bij hem terug moest komen. Eind van de maand juli 2021 zag ik dat ik een brief in mijn brievenbus had ontvangen. In de brief stond of wij konden praten en ik zag dat de brief ondertekend was door [verdachte] .
In augustus 2021 merkte ik op dat [verdachte] voor het eerst opdook bij [sportclub] aan de [adres 2] . Ik gaf daar groepslessen en [verdachte] was hiervan op de hoogte omdat ik deze lessen ook gaf toen wij nog een relatie hadden. Ik denk dat [verdachte] drie keer langs is geweest bij [sportclub] . In september 2021 ontving ik een bericht van iemand met wie ik aan het daten was, met een screenshot van een bericht van [verdachte] . Ik zag in de screenshot dat [verdachte] iets plaatste in een [website 2] . Ik las dat hij een oproep deed om te vragen of iemand zijn jas had gevonden. Hij gebruikte hiervoor een foto waar ik ook op stond.
In september 2021 deed ik mee aan een demonstratie. Ik zag dat [verdachte] hier toen ook op kwam dagen. Ik zag dat hij naar mij toe kwam en dat hij met mij wilde praten. Ik heb hem toen wederom aangegeven dat ik niet met hem wilde praten.
De weken hierna ben ik [verdachte] wel vaak tegen gekomen bij [evenement] . [verdachte] is een keer tegen mij uitgevallen tijdens een evenement van [evenement] medio oktober 2021. Hij begon toen tegen mij te schreeuwen en te intimideren.
In november 2021 stond [verdachte] ineens bij mijn moeder op de stoep. Mijn moeder heeft hem toen binnen gelaten en toen heeft hij twee uur op haar ingepraat. Mijn moeder heeft [verdachte] toen verteld dat ik naar een tantra-evenement ging in [plaats 1] . Ik weet dat [verdachte] heeft gegoogeld op Tantra + [plaats 1] , dit weet ik omdat hij mij dit achteraf heeft verteld. Op die manier kwam hij uit op [organisatie] . [verdachte] heeft vervolgens een e-mail gestuurd naar de organisatie van [organisatie] waarin hij aangaf dat hij een wanhopig romantisch gebaar zou maken. Ik heb [verdachte] toen kort gedeblokkeerd. Ik heb toen een bericht gestuurd dat hij mij nogmaals met rust moet laten en dat ik hem niet meer wil zien of wil spreken. Toen ik thuiskwam uit [plaats 1] , zag ik dat er op mijn deurmat twee post-its lagen met op de één "luid" en de ander "duidelijk”. De dag erna kwam ik [verdachte] ook nog eens tegen in het [plek] .
Per december 2021 begon [verdachte] een vriendin, genaamd [naam] , lastig te vallen met clearings. Ik ervoer tijdens dit alles extreem veel stress. Ik werd dan ook ineens heel erg bang. Ik heb toen besproken met mijn coach dat ik toch weer contact moest opnemen. Ik wilde dat wij normaal tegen elkaar zouden doen als wij elkaar zouden zien. Ik hoorde dat [verdachte] toen zei dat wij dan een soort afscheidsceremonie moesten doen. Ik heb hier toen aan meegewerkt om te hopen dat het toch zou stoppen. Na deze afscheidsceremonie ben ik naar vrienden van [verdachte] gegaan. Zij bleven die avond op mij in praten en hebben mij overtuigd dat ik weer bij [verdachte] terug moest komen. Uiteindelijk maakte dit dat wij samen naar Costa Rica op vakantie zijn gegaan. Medio april 2022 zijn wij voor de laatste keer uit elkaar gegaan. Ik heb toen wederom aangegeven dat hij mij met rust moet laten en dat ik naar de politie zou gaan als hij dit niet zou doen.
Medio mei 2022 heeft [verdachte] mijn coach gemaild dat hij toch nog met mij wilde praten. Ik was meegenomen in de cc van deze e-mail en ik heb toen gereageerd met twee zinnen dat het moest stoppen. Ik heb toen vier lange e-mails ontvangen waarin hij van alles uit de relatie aanhaalt en dergelijke. Op 9 mei 2022 [
het hof begrijpt: 17 mei 2022] heeft er vervolgens een stop-gesprek plaatsgevonden met de politie. De politie heeft toen [verdachte] dringend verzocht te stoppen met contact te zoeken en dat als hij dit niet zou doen, hij zich schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Op 14 mei 2022 kwam ik [verdachte] tegen op een festival. Op zaterdag 11 juni 2022 werd ik door mijn buren gebeld. Zij vertelde mij dat zij zagen dat [verdachte] op zijn rug op de grond lag. [verdachte] vertelde de buren dat hij graag binnen wilde komen omdat hij mij niet wakker wilde maken. [verdachte] had die ochtend namelijk geprobeerd om mijn raam in te klimmen via de buren.
Ik ben door alle acties van [verdachte] erg gestrest geraakt. Ik voel mij genoodzaakt te verhuizen
omdat ik niet meer normaal kan leven. [verdachte] belemmert mij in mijn dagelijks doen en
laten en maakt systematisch inbreuk op mijn privacy. Door de acties van [verdachte] voel ik mij ook niet veilig. Ik durf geen rondje meer door het [plek] te gaan en als ik bijvoorbeeld naar mijn
woning fiets, dan zet ik zo snel mogelijk mijn fiets in het fietsenrek en wil ik eigenlijk naar binnen sprinten.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 10, PV VGL).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op dinsdag 17 mei 2022 omstreeks 09.30 uur heb ik een stopgesprek gevoerd met de heer [verdachte] .
In het gesprek heb ik aangegeven dat mevrouw [benadeelde] absoluut niet meer verder met
wil. Aangegeven wat de consequenties zouden zijn bij wederom benaderen van hem op welke manier dan ook na dit gesprek. [benadeelde] zou namelijk aangifte doen en dat het strafrechtelijke gevolgen gaat hebben.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 6 juli 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina’s 11-13, PV VGL).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster van [benadeelde] :
Op 6 juli 2022 tussen 11:00 uur en 11:30 uur dacht ik dat ik mijn ex vriend zag in de weerspiegeling van het raam van de woning tegenover mij. Ik kon niet zien of hij het was. Later bij de aanhouding bleek hij het dus wel te zijn die het portiek van die woning in liep. Ik herkende bij de aanhouding zijn kleren. Omstreeks 12.00 uur reed ik met mijn fiets over de Marnixstraat. Ik zag mijn ex aan de overkant fietsen. Ik belde direct 112. Hij reed uit het niets ineens naast mij. Terwijl ik nog met de politie belde merkte ik dat ik overstuur en in paniek raakte. Ik heb tegen mijn ex geschreeuwd dat hij op moest rotten en ben compleet uit mijn plaat gegaan. Ik merkte dat ik doodsbang ben voor hem.
Ik ontmoette daarna een vriendin in een café op het Leidseplein. Ik zat bij het café toen mijn ex vriend aankwam. Hij kwam bij ons aan de tafel gehurkt zitten en vroeg aan mij of ik met hem wou praten. Ik heb toen 112 nog een keer gebeld. De serveerster van het café heeft mijn ex-vriend toen van het terras afgestuurd. Toen de politie aangekomen was, is de politie mijn ex-vriend gaan zoeken en hebben hem uiteindelijk aangetroffen, hij stond zich om de hoek om te kleden. De agenten vroegen aan mij of de schoenen die hij vasthield van mij waren. Dit waren inderdaad mijn schoenen. Mijn ex vriend bekende dat hij de schoenen uit mijn fietstas had gepakt.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 8-9, PV VGL).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Naar aanleiding van de aangifte ter zake stalking die aangever [benadeelde] deed op 16 juni jl nam ik verbalisant contact op met deze aangeefster. Aangeefster verklaarde mij dat door de wijkagent in mei jl een stopgesprek was gevoerd met haar ex partner [verdachte] en dat hij vervolgens dus onlangs had getracht tegen de gevel van haar woning te klimmen. volgens aangeefster [benadeelde] probeert [verdachte] steeds in haar omgeving te verkeren en ook zou hij trachten informatie te verkrijgen via de mensen uit de omgeving van [benadeelde] .
Op 21 juni 2022 omstreeks 11.30 uur had ik verbalisant telefonisch contact met [verdachte] en tijdens dit gesprek bleek het volgende:
-Dat hij nog op de hoogte is van het stopgesprek en dat hij zich realiseert dat hij stom is geweest op 11 juni jl.
-Dat hij aangeefster inderdaad nog de brief had willen overhandigen.
Hierop heb ik [verdachte] gezegd dat het absoluut ongewenst is en dat hij onrechtmatig bezig is in verband met het stopgesprek. De brief wil hij, mogelijk via gemeenschappelijke vrienden, alsnog aangeefster overhandigen. Hij zei het voor lief te nemen als hij dan hiervoor wordt aangehouden.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 12, PV OHS).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 11 november 2022 heb ik een mail ontvangen van [benadeelde] . Zij liet weten dat zij een mail heeft ontvangen van [verdachte] ondanks dat aan hem een contact- en locatieverbod is opgelegd. Op 14 november 2022 ontvangt [benadeelde] van [verdachte] nogmaals dezelfde mail. Bij beide emailberichten staat als afzender vermeld “ [verdachte] [emailadres] ” en beide emailberichten bevatten dezelfde inhoud, namelijk 60 pagina’s geschreven tekst en 6 pagina’s WhatsApp gesprek. Ik heb vervolgens het integraal bevragingssysteern geraadpleegd en bij [verdachte] , geboren op 28 augustus 1989 bevonden dat hem op 8 juli 2022 schorsende voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een contact- en locatie verbod met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1992. De schorsende voorwaarden zijn aan de verdachte opgelegd onder het parketnummer 13/170491-22.
6.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 juli 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina’s 19-26, PV VGL).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
Ik heb vandaag ongeveer 30 a 45 minuten voor de woning van mijn ex-vriendin gestaan. Ik ben ook vaker in het [plek] . Dan loop ik ook een rondje door het park en dan hoop ik haar tegen te komen.
Nadat wij het hebben uitgemaakt gaf zij aan geen contact meer met mij te willen. Ik heb wel een ding gedaan wat als stalking over zou kunnen komen. Ik heb een gesprek gehad met haar moeder en haar moeder gaf aan dat ze naar [plaats 1] zou gaan met de trein. Ik ben toen ook in de trein gestapt toen zij naar [plaats 1] vertrok. Toen heb ik haar in de trein gezien en hebben we 3 uur gesproken. Daarna ben ik uitgestapt.
Ik ben op dit moment obsessief met mijn ex bezig en kan haar niet loslaten. Ik sta elke ochtend met haar op. Ik denk veel aan haar.
Op zaterdag 11 juni 2022 had ik een brief voor haar geschreven. Die wilde ik aan haar geven. Ik ben naar haar huis gereden en heb geprobeerd in haar slaapkamerraam naar binnen te kijken. Ik ben toen via de buren naar boven geklommen. Ik wilde door het raam kijken of ze met een andere man samen was.
7.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 21 mei 2024 heeft afgelegd, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik na het stopgesprek op 17 mei 2021 contact met mijn ex heb opgezocht. Ik ben naar haar slaapkamerraam geklommen en ik heb haar ook een keer benaderd toen ik resultaten had gekregen over mijn ziekte van Lyme. Het klopt ook dat ik haar op 11 en 14 november 2022 een brief heb gestuurd en daarmee het contactverbod heb geschonden.