ECLI:NL:GHAMS:2024:1629

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23-000404-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met eigen vrijspraakoverweging in hoger beroep tegen verdachte in zaak van poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2023. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van de aangeefster, die op 22 juni 2021 als prostituee werkzaam was in een peeskamer. De aangeefster verklaarde dat een Duitssprekende klant haar keel dichtkneep, waarna deze vluchtte. Tijdens het onderzoek in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een eigen vrijspraakoverweging. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De camerabeelden en het signalement van de dader kwamen niet overeen met de verdachte, en er was geen DNA-bewijs dat de verdachte op de plaats delict was. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000404-23
datum uitspraak: 7 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-149297-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2001,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof onderstaande vrijspraakoverweging in de plaats stelt van die van de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken omdat er – kort gezegd – onvoldoende bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op of zware mishandeling van de aangeefster [aangeefster].
Het hof overweegt het volgende.
Op 22 juni 2021 was [aangeefster] als prostituee werkzaam in een peeskamer aan de [adres 2]. Zij heeft verklaard dat een Duitssprekende klant haar met beide handen bij haar keel greep en haar keel dichtkneep waardoor zij geen lucht meer kreeg. [aangeefster] heeft op de noodknop gedrukt en de klant is, waarschijnlijk nadat hij geschrokken is van de sirene, uit de peeskamer van [aangeefster] weggerend. Tijdens de vlucht van de klant uit de peeskamer van [aangeefster] viel uit zijn kleding een pasje op de grond. Dit bleek later een creditcard op naam van de verdachte te zijn.
De vraag die ter beantwoording aan het hof voorligt, is of kan worden vastgesteld dat de verdachte de klant is die op 22 juni 2021 de keel van [aangeefster] heeft dichtgeknepen. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden relevant.
Het dossier bevat scherpe (
‘stills’van) camerabeelden van de directe omgeving van de peeskamer van [aangeefster] aan de [adres 2] – namelijk van de [adres 3] (camera 48) en van de omgeving Nieuwmarkt (camera 56) – rond de tijd van het incident. Op deze scherpe camerabeelden heeft de verdachte zichzelf herkend. Daardoor kan worden vastgesteld dat de verdachte zich op de datum en rond het tijdstip van het incident in de directe omgeving van de peeskamer van [aangeefster] bevond.
Daarnaast bevat het dossier (
‘stills’van) camerabeelden van de voorgevel van [adres 2] waarop de voordeur van de peeskamer van [aangeefster] te zien is. Op deze camerabeelden is te zien dat op
22 juni 2021 om 00:35 uur een gekleed persoon de peeskamer van [aangeefster] betreedt en dat een persoon (naar het lijkt zonder kleding aan) de peeskamer om 00:42 uur rennend verlaat met iets wat lijkt op een bundeltje kleding in de armen. Op deze camerabeelden heeft de verdachte zichzelf niet herkend. Daarbij komt dat de kwaliteit van de (
‘stills’van de) camerabeelden van [adres 2] van een zodanig matige kwaliteit zijn dat daarop geen duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken waarneembaar zijn, zodat het hof niet kan vaststellen dat de persoon op de scherpe camerabeelden (de verdachte) dezelfde persoon is als op de (
‘stills’van de) camerabeelden van [adres 2].
[aangeefster] heeft de dader omschreven als een man met een normaal postuur van 1.65 m – 1.75 m, blond haar en blauw groene ogen. Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de verdachte circa 1.85 m lang is en bruin haar en bruine ogen heeft. Het hof concludeert dan ook dat het signalement van de dader dat door [aangeefster] is gegeven op de meest basale kenmerken (kleur ogen, kleur haar en lengte) niet overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van de verdachte.
Na het incident, tijdens het forensisch onderzoek, is de hals van de aangeefster bemonsterd. Het DNA-profiel van de verdachte is vergeleken met het DNA-mengprofiel dat in de hals van de aangeefster is aangetroffen. Uit de resultaten van dat DNA-onderzoek is geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte in de hals van de aangeefster, terwijl overdracht van biologische sporen, gelet op de handeling – het met twee blote handen dichtknijpen van de keel – wel voor de hand ligt.
Op basis van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die op 22 juni 2021 de keel van [aangeefster] heeft dichtgeknepen, zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2024.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.