2.Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden eindvonnis onder 1.1 tot en met 1.24 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Ook het hof zal daar van uitgaan, voor zover in hoger beroep nog van belang. [appellanten] hebben met de eerste grief aangevoerd dat de kantonrechter een aantal feiten onvolledig heeft vastgesteld. De omstandigheid dat een aantal feiten in de optiek van [appellanten] onvolledig is, doet aan de juistheid van die feiten echter niet af. Het staat de kantonrechter vrij alleen die feiten op te nemen die hij van belang acht voor de beslissing. Het hof zal de stellingen van [appellanten] in de toelichting op deze grief wel in aanmerking nemen bij de bespreking van de overige grieven, voor zover relevant. De grief kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Deze feiten, waar nodig aangevuld met andere onomstreden feiten, zijn de volgende.
a. [geïntimeerde] was tot 6 oktober 2022 eigenaar van het pand [straatnaam] 131 te [plaats] , hierna: het pand. Het pand bestaat uit een begane grond met daarboven vier verdiepingen waaronder een zolder. Sinds medio 2008 verhuurde [geïntimeerde] in het pand woonruimte aan (ex)studenten.
b. Met ingang van 1 april 2017 is een nieuwe schriftelijke huurovereenkomst gesloten (hierna: de huurovereenkomst), met daaraan gehecht de daarop van toepassing zijnde ‘General Conditions’ (hierna: AB). Daarop wordt een huurprijs genoemd van
€ 4.390,00 per maand. Daaraan voorafgaande had [geïntimeerde] ingaande 1 februari 2016 eveneens een huurovereenkomst (met een huurprijs van € 4.375,00 per maand) gesloten met [appellant 1] als ‘Principal Lessee’ en anderen met bepalingen die gelijkluidend zijn (afgezien van de data) aan de hierna genoemde bepalingen.
De huurovereenkomst ingaande 1 april 2017 vermeldt het gehele pand als huurobject. De naam en overige gegevens van [geïntimeerde] zijn daarop voorgeprint.
c. De huurovereenkomst vermeldt onder artikel 1.2
Lesseeeerst de naam en overige gegevens van de
Principal Lessee(voorgeprint), waarachter de naam en gegevens van [appellant 1] met de hand zijn bijgeschreven. Artikel 1.2 eindigt met de woorden:
and all the Lessee Names listed and detailed in Schedule 4.
d. Bij de huurovereenkomst behoren voorgeprinte aanhangsels waarop per aanhangsel de naam en overige gegevens van een andere individuele bewoner (dan [appellant 1] ) met de hand is ingevuld, gevolgd door de handtekening van de betreffende bewoner.
e. In artikel 1.5 van de huurovereenkomst is bepaald:
onder a: de aanvangsdatum (1 april 2017)
onder b: de duur (6 maanden)
onder c: de einddatum (30 september 2017)
onder d: de termijn van een verlenging (6 maanden)
onder e: de uiterlijke ontruimingsdatum (31 maart 2018).
f. Artikel 12 van de huurovereenkomst bepaalt:
12 CHANGING OF OCCUPANTS
Changing of occupants and alterations to the Lessee Names in Schedule 4 of this Agreement is prohibited except with signed mutual written agreement In advance between the Lessor and the Lessee. It is expected that each of the Lessee Names is agreeing to the term of the tenancy stated in section 1.5b and the new Lessee also undertakes to vacate the rented property on the date of expiry in 1.5c or, if the tenancy has been extended, vacate the rented property on the final date of vacating stated In 1.5e at the latest, removing all personal belongings and undertakes to deliver up the accommodation in accordance with sections 2.7 and 6 of this agreement and article 3,4 of the General Conditions in Schedule 5. There is a maximum of nine (9) occupants permitted in the leased property defined in article 1.4 and all occupants must at all times be listed as Lessee Names in Schedule 4 of this Agreement and all Lessee Names will comply with the Domicile terms in Article 10 of this Agreement.
g. Artikel 4.1 AB verbiedt de huurder onder meer om het gehuurde onder te verhuren aan derden zonder de schriftelijke toestemming van de verhuurder.
Artikel 4.2 AB bepaalt dat de verhuurder voorwaarden aan de toestemming kan verbinden, en artikel 4.3 dat een gegeven toestemming alleen het betreffende individu geldt.
Artikel 4.5 AB bepaalt dat de huurder bij overtreding van bovenstaande bepalingen een boete verbeurt van tweemaal de huur per dag, met een minimum van € 45,38 per dag, met het recht van de verhuurder om (onder meer) volledige schadevergoeding te vorderen.
Artikel 9.3b AB bepaalt dat de huurder bij een betalingsachterstand een daarover berekende rente van 1,5 % per maand verschuldigd is.
h. Elke hierna genoemde appellant heeft het pand bewoond vanaf (ongeveer):
[appellant 1] : februari 2016
[appellant 2] : medio 2014
[appellant 3] : februari 2017
[appellant 4] : september 2017
[appellant 6] : januari 2018
[appellant 5] : november 2017
[appellant 7] : november 2017
[appellant 9] : september 2018
[appellant 8] : juli 2018.
i. Met uitzondering van [appellant 9] en [appellant 8] hebben [appellanten] van [geïntimeerde] toestemming gekregen om het pand te bewonen, heeft ieder van hen een waarborg van € 1.000,00 aan [geïntimeerde] betaald en heeft ieder van hen een aanhangsel als bedoeld onder d. ondertekend (met uitzondering van [appellant 1] die de onder c. e.v. bedoelde huurovereenkomst heeft ondertekend).
j. Op het moment waarop [appellant 1] in het pand kwam wonen woonden daar in totaal (inclusief [appellant 1] ) negen personen.
k. [geïntimeerde] heeft bij brief van 6 december 2017 van zijn zaakwaarnemer, gericht aan [appellant 1] , de huurovereenkomst opgezegd tegen 31 maart 2018, met als reden dat – volgens [geïntimeerde] – de tijdelijke huurovereenkomst dan eindigt. Bij e-mail van 31 december 2017 heeft [appellant 1] medegedeeld niet in te stemmen met de huuropzegging.
Partijen hebben daarop gecorrespondeerd zonder overeenstemming te bereiken over de kwalificatie van de huurovereenkomst of een beëindiging daarvan.
l. Bij brief van 12 februari 2018 heeft de (toenmalige) advocaat van [geïntimeerde] medegedeeld dat deze niet zal instemmen met nieuwe bewoners van het pand, maar dat wel aanspraak wordt gemaakt op betaling van de volledige huur.
m. Bij e-mail van 26 februari 2018 heeft [appellant 1] aan de toenmalige advocaat medegedeeld dat de bewoners aanspraak maken op huurbescherming en dat zolang [geïntimeerde] bij vertrek van een zittende huurder niet instemt met een nieuwe huurder een overeenkomstig deel van de prijs voor de leegstaande kamer(s) met gemeenschappelijke voorzieningen op de huurprijs in mindering zal worden gebracht.
n. Vervolgens hebben partijen de mogelijkheid onderzocht van een minnelijke regeling zonder dat deze tot stand is gekomen.
o. [geïntimeerde] heeft via zijn gemachtigde bij brief van 3 januari 2019 – onder handhaving van het standpunt dat de huurovereenkomst eindigt per 31 maart 2018 – de huurovereenkomst aan [appellant 1] , [appellant 2] , [appellant 3] ‘en overige bewoners’ opgezegd tegen 1 juli 2019, op de grond dat hij in verband met zijn persoonlijke situatie het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik. Daarnaast heeft hij zich in de brief op het standpunt gesteld dat zij ernstig tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, hetgeen de ontbinding daarvan rechtvaardigt omdat zij het gehuurde zonder toestemming van [geïntimeerde] aan derden in gebruik hebben gegeven, de huurprijs niet volledig hebben voldaan en hun onderhoudsverplichtingen niet hebben vervuld.
p. Bij brief van zijn advocaat van 25 februari 2019 heeft [appellant 1] de huur opgezegd per 1 april 2019. [appellant 1] is uit het pand vertrokken. De huurbetalingen voor het gehele pand die werden verricht door [appellant 1] worden sindsdien verricht door [appellant 6] .
q. [appellant 3] , [appellant 2] en [appellant 8] hebben de bewoning van het pand beëindigd en hebben de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 april 2020.
r. Na het vertrek van [appellant 1] uit het pand is diens plaats ingenomen door
[naam] , die daarvoor geen toestemming heeft gekregen van [geïntimeerde] . [naam] is inmiddels eveneens uit het pand vertrokken.
s. Bij e-mail van 23 november 2020 heeft de advocaat van [appellanten] [geïntimeerde] geïnformeerd over huurderswisselingen die hadden plaatsgevonden. Van de appellanten bewoonden [appellant 4] , [appellant 5] , [appellant 7] en [appellant 9] het pand toen samen met vijf andere personen. Dit was ook de stand van zaken op de datum waarop het eindvonnis is uitgesproken. Voor de bewoning door de vijf andere personen heeft [geïntimeerde] geen toestemming gegeven.
t. [appellanten] zijn naar aanleiding van het eindvonnis (zie hierna) een executie kort geding gestart met als inzet schorsing van de ontruiming. De vordering van [appellanten] is afgewezen en de woning is vrijwillig ontruimd.
u. Op 6 oktober 2022 heeft [geïntimeerde] het pand geleverd aan derden.