ECLI:NL:GHAMS:2024:1602

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
200.337.134/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de ouders over hun kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2023, waarin de moeder eenhoofdig gezag over de kinderen was toegewezen. De vader pleitte voor gezamenlijk gezag, terwijl de moeder de beschikking steunde. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag. De vader heeft in zijn verweer aangevoerd dat de kinderen niet klem zitten tussen de ouders en dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag de problemen niet oplost. De moeder daarentegen heeft gesteld dat de situatie al jarenlang problematisch is en dat verbetering niet te verwachten valt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, gezien de negatieve communicatie tussen de ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten, in het belang van de kinderen. De vader's verzoek is afgewezen en de beschikking is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.337.134/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/337923/FA RK 23-1289
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.W.E. Vermeer te Zaandam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking op 22 november 2023 - voor zover hier van belang - het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag over de kinderen toegewezen (hierna: de bestreden beschikking).
De vader is het daar niet mee eens en vindt dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen moeten houden. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 24 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 6 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 25 april 2024, met een bijlage.
2.3
De voorzitter heeft op 30 april 2024, met de kinderen gesproken in het bijzijn van de griffier. De voorzitter heeft ter zitting kort samengevat de inhoud van deze gesprekken meegedeeld.
2.4
De zitting heeft op 2 mei 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door R. Planting. Voorts was namens de raad R. Bark als toehoorder aanwezig.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [plaats B] en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2010 te [plaats B] .
3.2
De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 14 juli 2014 gescheiden. De ouders oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de kinderen wordt belast.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, naar het hof begrijpt, het inleidend verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en het verzoek om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, alsnog af te wijzen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:251a, lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal beoordelen of de rechtbank het gezamenlijk ouderlijk gezag terecht heeft beëindigd en de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft belast. Tussen de ouders is niet in geschil, en ook voor het hof staat vast, dat sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n BW.
Standpunten van de ouders
5.3
De vader stelt dat de rechtbank het gezamenlijk gezag onterecht heeft beëindigd. Deze beslissing is bovendien overhaast genomen zonder de kinderen daarover te horen en het raadsrapport af te wachten. Uit dit inmiddels verschenen rapport van 22 april 2024, blijkt dat de kinderen helemaal niet klem zitten tussen de ouders en ook niet dreigen te raken. Het beëindigen van het gezag lost de ernstige verstoring van de relatie tussen de ouders ook niet op. Zij blijven de zorg over de kinderen delen en zullen dus met elkaar moeten blijven overleggen, aldus de vader.
5.4
De moeder stelt dat de rechtbank het gezamenlijk gezag terecht heeft beëindigd. De communicatie tussen de ouders gaat zeer moeizaam en het klemcriterium is wel degelijk aan de orde. Het gezamenlijk nemen van beslissingen over de kinderen is niet mogelijk. De vader frustreerde gezagsbeslissingen, zodat bijvoorbeeld vakanties niet door konden gaan en een noodzakelijke beugel voor [minderjarige 1] niet kon worden geplaatst omdat de vader daarvoor geen toestemming wilde geven. De slepende situatie tussen de ouders duurt al tien jaar voort en de vader toont geen inzicht in zijn eigen handelen, dus een verbetering van de situatie valt niet meer te verwachten. Als de moeder de vader iets vraagt met betrekking tot de kinderen krijgt zij enkel verwijten en scheldkanonnades terug. Dit is alleen maar erger geworden in de afgelopen jaren. Het stadium van hulpverlening is al lang gepasseerd. Eerdere hulpverlening die is ingezet, is onvoldoende gebleken om het tij te keren, aldus de moeder.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad is bezorgd over het negatieve communicatiepatroon tussen de ouders. Het lukt de ouders dan ook niet om samen beslissingen te nemen en de verwachting is dat dit niet binnen afzienbare tijd nog zal verbeteren, temeer nu zij het stadium van hulpverlening inmiddels zijn gepasseerd. De vader lijkt daarnaast onvoldoende inzicht te hebben in de impact van zijn manier van communiceren. Mocht er desondanks nog een mogelijkheid zijn om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, dan is dat in het belang van de kinderen, aangezien er in de toekomst sowieso communicatiemomenten over de kinderen zullen blijven, aldus de raad.
Beoordeling door het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die de minderjarige aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Voorts overweegt het hof, net als de rechtbank, dat uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verstandhouding tussen de ouders al jarenlang ernstig verstoord is. Het lukt hen niet om het welbevinden van de kinderen centraal te stellen en om op een positieve en constructieve manier te communiceren. Ondanks de inzet van hulpverlening van het jeugdteam [plaats B] in 2021, is verbetering uitgebleven. De communicatie lijkt vooral te bestaan uit ernstige verwijten en dreigementen die de vader richting de moeder heeft geuit. Dat deze verwijten een reactie zijn op eerdere gebeurtenissen maakt deze niet minder ernstig. Daarnaast bevestigen de zich in het dossier bevindende WhatsApp berichten van de vader de stelling van de moeder dat de vader zich jegens [minderjarige 1] ernstig kleinerend heeft uitgelaten. Dat de vader hiervan spijt heeft maakt dit niet minder kwetsend. Verder loopt de moeder er tegenaan dat zij niet of niet op tijd toestemming krijgt van de vader voor kwesties die de kinderen rechtstreeks raken, zoals de toestemming die nodig is voor familiebezoek in het buitenland en toestemming om [minderjarige 1] een beugel aan te laten meten. Weliswaar heeft de vader aangegeven dat hij hierover eerst meer informatie wenste te ontvangen voordat hij hiervoor toestemming gaf, vaststaat echter dat het ontbreken van tijdige toestemming indruist tegen het belang van de kinderen. Tenslotte blijkt uit WhatsApp berichten van de vader dat hij, op momenten dat hij boos is op de moeder, zelf afstand neemt van zijn gezag. Gelet op het voorgaande is gebleken dat het de ouders in de afgelopen jaren niet is gelukt het negatieve communicatiepatroon te doorbreken. Daaruit concludeert het hof, net als de rechtbank, dat ieder overleg op ouderniveau onmogelijk is en de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt. Niet valt te verwachten dat hier op afzienbare termijn verbetering in zal komen.
5.7
Op grond van het voorgaande is het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. Het hof voegt daaraan toe dat uit het inmiddels verschenen raadsrapport van 22 april 2024 - ten behoeve van de naderende zitting bij de rechtbank over de invulling van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen - blijkt dat de raad ten aanzien van [minderjarige 2] een omgang met de vader adviseert in de vorm van een 50/50 regeling. Desgevraagd heeft de raad ter zitting in hoger beroep verklaard dat het feit dat de moeder alleen het gezag heeft over de kinderen, niet in de weg hoeft te staan aan het uitvoeren van een 50/50 omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] als deze door de rechtbank zou worden vastgelegd, aangezien de moeder sinds de geboorte van de kinderen al het voortouw nam in de zaken die voor de kinderen geregeld moesten worden.
5.8
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader in hoger beroep afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen. Het hof merkt hierbij, wellicht ten overvloede, op dat dit niet wegneemt dat de moeder zich dient te (blijven) houden aan de op haar rustende informatie- en consultatieverplichting ten opzichte van de vader, zodat de vader goed en gedegen op de hoogte is en blijft van wat er in het leven van de kinderen speelt.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 11 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.