ECLI:NL:GHAMS:2024:1598
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige en afwijzing van het schorsingsverzoek
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft op 5 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitgesproken voor de duur van zes maanden. De ouders, [de vader] en [de moeder], zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij ook verzocht hebben om schorsing van de werking van de beschikking. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de ondertoezichtstelling ondersteund.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 hebben de ouders hun bezwaren tegen de ondertoezichtstelling toegelicht. Zij stellen dat de rechtbank hen niet behoorlijk heeft opgeroepen en dat er geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar het belang van [minderjarige]. De ouders zijn van mening dat de ondertoezichtstelling niet gerechtvaardigd is, omdat zij actief bezig zijn met het vinden van passend onderwijs voor [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben echter zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige], die al geruime tijd niet naar school gaat.
Het hof heeft de argumenten van de ouders overwogen, maar oordeelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De ouders hebben niet voldoende samengewerkt met de GI en andere betrokken instanties, wat de hulpverlening bemoeilijkt. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek tot schorsing van de ouders af. De ouders zijn verantwoordelijk voor het welzijn van [minderjarige] en het hof benadrukt het belang van samenwerking met de hulpverlening.