Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ATRH HOLDING B.V.,
2.
[appellant 2] ,
1.Het verdere geding in hoger beroep
-akte uitlaten voortprocederen zijdens [appellanten] van 25 april 2023;
-akte uitlaten voortprocederen zijdens [geïntimeerde] van 9 mei 2023;
-akte uitlating na tussenarrest van [appellanten] van 6 juni 2023, met producties;
-antwoordakte van [geïntimeerde] van 4 juli 2023, met producties.
2.De verdere beoordeling
grief I in incidenteel appelhet oordeel van de rechtbank dat zij vijf keer het geheimhoudingsbeding heeft geschonden.
Grief IV van [appellanten]betreft de vordering van [appellant 2] jegens [geïntimeerde] en strekt ertoe dat [geïntimeerde] , anders dan de rechtbank oordeelde, wel onrechtmatig jegens [appellant 2] heeft gehandeld.
Grief V van [appellanten] , voor zover deze nog niet is behandeld in het tussenarrest,is gericht tegen de beslissing van de rechtbank over de proceskosten, in conventie en in reconventie, en de kosten van het bewijsbeslag.
grief II in incidenteel appelde beslissing van de rechtbank tot compensatie van de proceskosten in conventie en in reconventie.
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 600.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de door ATRH gemaakte beslagkosten (inzake de conservatoire verhaalsbeslagen).
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat zij aansprakelijk is voor de dientengevolge door hem geleden schade;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding;
‘enige bijzonderheid en vertrouwelijke informatie betreffende ATRH Holding’. Vervolgens is bepaald dat onder ‘Vertrouwelijke informatie’ in het bijzonder wordt verstaan
‘alle informatie over (…) operationele en organisatorische kennis en gegevens (….) (technische) data of informatie’(…) ongeacht de wijze waarop MR Assist[hof: [geïntimeerde] ]
de betreffende informatie ter kennis is gekomen.’, terwijl voorts is bepaald dat de geheimhoudingsplicht tevens omvat ‘
alle gegevens van cliënten en/of andere relaties van ATRH (…) waarvan MR Assist[hof: [geïntimeerde] ]
in het kader van deze Overeenkomst kennis neemt’.
Bij de beoordeling van grief III in principaal appel staat centraal de vraag wat de reikwijdte is van bovengenoemde bepaling in de geheimhoudingsovereenkomst, in het bijzonder of daaronder ook valt het verstrekken van informatie over [appellant 2] aan derden. Voor het antwoord op die vraag is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet alleen beslissend de taalkundige uitleg van de inhoud van de overeenkomst, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepaling in de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het hof is van oordeel dat voor zover [appellant 2] in privé voor wat betreft het geheimhoudingsbeding al niet vereenzelvigd moet worden met ATRH vanwege de omstandigheid dat hij als directeur-groot aandeelhouder volledige althans doorslaggevende zeggenschap heeft binnen ATRH, hij in elk geval beschouwd kan worden als een ‘relatie’ van ATRH en dat [geïntimeerde] , als personal assistant van [appellant 2] , de reikwijdte van dit beding ook op die manier redelijkerwijs had moeten begrijpen. De informatie die [geïntimeerde] heeft gedeeld met derden betreft informatie
over[appellant 2] , namelijk met wie hij contacten onderhoudt.
(ii) de adresgegevens van het appartement van [appellant 2] in [plaats 1] ;
(iv) de naam van een vriend van [appellant 2] ;
(vii) de naam van de makelaar van [appellant 2] ;
(viii) de adresgegevens van het appartement van [appellant 2] in [plaats 2] ;
(xi) de naam van de interieur designer van [appellant 2] ;
(iii) de naam van de arbeidsrecht advocaat van [appellant 2] ; en
(xii) de naam van een andere relatie van [appellant 2] , project manager en consultant bij Clinker & Cement Consulting Limited.
Geheimhoudingsovereenkomstheeft verkregen, ontbeert iedere logica. Weliswaar zijn de woorden ‘
deze Overeenkomst’(in het zinsdeel ‘
waarvan MR Assist[hof: [geïntimeerde] ]
in het kader van deze Overeenkomst kennis neemt’) in letterlijke zin voor tweeërlei uitleg vatbaar, maar niet valt vol te houden door [geïntimeerde] dat zij dit redelijkerwijs anders heeft mogen opvatten dan dat het slaat op gegevens die zij uit hoofde van de
overeenkomst van opdrachtheeft verkregen; de Geheimhoudingsovereenkomst zou wat betreft deze informatie anders een lege huls zijn.
“Maar het[hof: [naam 1] ]
is een dubieus figuur (…) hij benadert namelijk mensen om informatie van iets te krijgen maar wij weten niet waarom en hoe of wat, wat daarachter zit. Maar voornamelijk mensen die gewoon veel weten van het bedrijf. (…) Dus toen op een gegeven moment toen had [naam 2] ook het idee van misschien heeft hij ook wel [geïntimeerde]gebeld. Jij bent natuurlijk PA. Close, dus je weet alles. (…) pas op met wat je tegen hem zegt (…)Maar dat ie een vies spelletje speelt, dat is wel zo. (…)”[geïntimeerde] was dus een uitdrukkelijk gewaarschuwd persoon toen zij in strijd met de geheimhoudingsplicht de onderhavige informatie aan [naam 1] verstrekte.
door ATRHgeleden schade onvoldoende concreet heeft onderbouwd, de boetes met 50% te matigen tot € 300.000,--. [geïntimeerde] is op grond van artikel 6:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wettelijke rente verschuldigd over dit bedrag, aangezien zij als gevolg van de dagvaarding op 12 september 2019 in verzuim is geraakt. Het voorgaande betekent dat grief III van [appellanten] in principaal appel grotendeels slaagt en dat grief I van [geïntimeerde] in incidenteel appel geen succes heeft.
- tussen partijen staat vast dat [naam 1] opzettelijk schade heeft toegebracht aan [appellant 2] en ATRH door het voeren van een lastercampagne;
- [geïntimeerde] heeft het tussen haar en ATRH overeengekomen geheimhoudingsbeding geschonden, en geen plausibele verklaring gegeven voor het feit dat zij informatie en contactgegevens van relaties van ATRH en [appellant 2] heeft gedeeld met derden;
- [geïntimeerde] was in het gesprek dat tussen haar en [naam 2] (de partner van [appellant 2] ) heeft plaatsgevonden op 26 november 2017, gewaarschuwd dat [naam 1] ‘vieze spelletjes’ zou spelen en dat hij bezig was [appellant 2] zwart te maken;
-uit de WhatsApp conversatie van 29 november 2017 blijkt dat [geïntimeerde] wist dat het ging om de publicatie van een voor [appellant 2] belastend artikel.
[geïntimeerde] : ‘hoe laat gaan jullie starten?’[naam 1] : ‘Digitale zandloper, 04.00, Ding dong you’ve got mail’[geïntimeerde] ‘Dus hij krijgt duizenden keren die email’[naam 1] ‘Ja, bcc Dan weet hij naar wie het gegaan is’[geïntimeerde] : ‘Die krijgt echt een hartverzakking’[naam 1] : ‘En dan weet hij wie over 7 dagen de quote krijgt’Uit dit berichtenverkeer blijkt van een aftelmechanisme tot het moment dat het artikel over [appellant 2] in de Quote wordt gepubliceerd, en voorts dat [geïntimeerde] weet hoe zeer [appellant 2] hiervan zal schrikken. [geïntimeerde] heeft hiertegen ingebracht dat uit dit WhatsApp verkeer zou blijken dat [geïntimeerde] door [naam 1] voor het eerst op de hoogte wordt gebracht van wat er op handen is (het artikel in Quote) maar het hof acht dit om meerdere redenen niet geloofwaardig. In de eerste plaats omdat [geïntimeerde] in eerder WhatsApp verkeer tussen haar en [naam 1] op 6 februari 2018 om 10.28 uur had geschreven
‘Ons leven is voorbij nadat de Quote uitkomt’, voorts omdat uit de tekst van [geïntimeerde]
‘Hoe laat gaan jullie starten’blijkt dat zij wist dat er iets op handen was en, ten slotte, omdat uit het hierna te citeren WhatsApp verkeer tussen [naam 1] en [geïntimeerde] van 20 februari 2018, nadat het artikel in Quote was verschenen, blijkt dat [geïntimeerde] reageerde met
‘briljant’op de mededeling van [naam 1] dat [appellanten]
‘vakkundig worden afgebroken’in het Quote artikel en
‘onder het zand zal verdwijnen’.
[naam 1] : ‘ [geïntimeerde] hoe is het nou’[geïntimeerde] : ‘UITSTEKEND Ik ga shoppen ’(…)[naam 1] : ‘Morgen beslag op alles he’[naam 1] : ‘Van [naam 6] ’[geïntimeerde] : ‘OMG’[naam 1] : ‘Daarom’[geïntimeerde] : ‘En de Quote morgen. Heftige dag voor de [appellant 2] brothers’[naam 1] : ‘Yep’.(….)
Uit dit WhatsApp verkeer blijkt dat [geïntimeerde] € 60.000,-- heeft ontvangen en daarover een grapje maakt tegen [naam 1] . In het licht van het vaststaande feit dat [naam 1] betrokken was bij een lastercampagne jegens [appellant 2] , had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen haar stelling dat deze betaling bestemd was voor haar eigen bedrijf Geosecurcorp nader concreet te onderbouwen alsmede van een aannemelijke toelichting te voorzien, hetgeen zij niet heeft gedaan.
: ‘Het is echt goed geschreven’[naam 1] : ‘Ja he’ ‘Vakkundig afgebroken’ ‘En hij verdwijnt onder het zand’[geïntimeerde] : ‘Ja briljant’.-Uit het WhatsApp verkeer tussen [geïntimeerde] enerzijds en [naam 3] en [naam 4] anderzijds van 27 respectievelijk 28 november 2017 blijkt dat [geïntimeerde] [naam 3] heeft gevraagd om een foto van [appellant 2] , en dat zij aan [naam 4] ook heeft gevraagd om een foto van [appellant 2] , deze op haar privé adres wilde ontvangen en voorts dat zij aan [naam 4] heeft meegedeeld dat deze het er ‘met niemand over mocht hebben’, kennelijk in verband met de bedoeling deze foto te gebruiken voor publicaties ten nadele van [appellant 2] .
[appellant 2]: bij het tussenarrest heeft het hof immers de incidentele vordering tot inzage van [appellant 2] voor een groot deel toegewezen, waarmee de noodzaak voor het conservatoire bewijsbeslag is gebleken. Dit brengt met zich dat de vordering van [appellant 2] tot veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het conservatoire bewijsbeslag voor toewijzing in aanmerking komt. Anders dan door [geïntimeerde] betoogd, heeft [appellanten] deze kosten wel voldoende onderbouwd in productie 30 bij de inleidende dagvaarding. Voor zover deze vordering ook was ingediend door
ATRHheeft de rechtbank deze terecht afgewezen: de incidentele vordering tot inzage van ATRH was immers ook terecht afgewezen (zie 3.10 van het tussenarrest).
3.Beslissing
eindvonnisvoor het overige (onderdeel 7.3 was reeds vernietigd bij het tussenarrest van dit hof van 14 februari 2023);