ECLI:NL:GHAMS:2024:159

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
23-002616-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen en veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende overval met vuurwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het medeplegen van een gewapende overval, maar het hof heeft de verdachte nu veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze overval. De overval vond plaats op 29 november 2020 te Opmeer, waarbij meerdere slachtoffers met vuurwapens zijn bedreigd en beroofd van dure horloges. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval door het ter beschikking stellen van een voertuig en zich in de nabijheid van de plaats delict ophield. De verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de overval, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar zonder bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002616-21
datum uitspraak: 23 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer
15-303122-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2002,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 29 november 2020 te Opmeer , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen, 2, althans een of meerdere horloges (van het merk Rolex en/of Tag Heuer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde1] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde2] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 2, althans een of meerdere horloges (van het merk Rolex en/of Tag Heuer), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde1] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde2] en/of [slachtoffer 5] met vuurwapen(s), althans (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft benaderd en/of
- daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga liggen, Geef jullie klokken" en/of "Niks doen, wat heb je om je pols. Inleveren" en/of "liggen en blijf liggen handen bij je hoofd" en/of "Op de grond en geef alles af" en/of
- [slachtoffer 3] met een (doorgeladen) vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voowerp tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of richting die Van [slachtoffer 3] heeft geschoten en/of
- [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of
- [benadeelde2] met een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voowerp, tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) (nogmaals) tegen het achterhoofd geslagen en/of geschopt en/of
- 2, althans een of meerdere malen, heeft/hebben geschoten;
Feit 1 subsidiair
[medeverdachte] en/of andere (thans) onbekende personen op of omstreeks 29 november 2020 te Opmeer , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2, althans een of meerdere horloges (van het merk Rolex en/of Tag Heuer), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan die anderen en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde1] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde2] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
[medeverdachte] en/of andere (thans) onbekende personen op of omstreeks 29 november 2020 te Opmeer , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 2, althans een of meerdere horloges (van het merk Rolex en/of Tag Heuer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde1] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde2] en/of [slachtoffer 5] met vuurwapen(s), althans (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft benaderd en/of
- daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga liggen, Geef jullie klokken" en/of "Niks doen, wat heb je om je pols. Inleveren" en/of "liggen en blijf liggen handen bij je hoofd" en/of "Op de grond en geef alles af" en/of
- [slachtoffer 3] met een (doorgeladen) vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voowerp tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of richting die Van [slachtoffer 3] heeft geschoten en/of
- [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of
- [benadeelde2] met een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voowerp, tegen het achterhoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) (nogmaals) tegen het achterhoofd geslagen en/of geschopt en/of
- 2, althans een of meerdere malen, heeft/hebben geschoten
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 november 2020 te Opmeer opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- zijn voertuig beschikbaar te stellen en/of dit voertuig als vluchtauto ter beschikking stellen en/of
- samen met die [medeverdachte] en/of andere (thans) onbekende personen het pand (van het bedrijf [bedrijf] ) voor te verkennen en/of
- die [medeverdachte] en/of andere (thans) onbekende personen naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- zich in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden en/of op de uitkijk gestaan en/of
- die [medeverdachte] en/of andere (thans) onbekende personen van de plaats van het misdrijf naar elders te vervoeren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 primair is tenlastegelegd, het medeplegen van de gewapende overval, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen niet komen vast te staan.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de gewapende overval.
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnotities bepleit dat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken omdat de verdachte geen enkele rol van betekenis bij de overval heeft gehad en niet wist dat deze overval gepleegd zou worden. De enige hulp die de verdachte mogelijk heeft verleend is het ter beschikking stellen van een voertuig, maar aangezien de verdachte onwetend is gehouden over het doel, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op zijn bijdrage en opzet had op de overval, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en twee andere tot nu toe onbekend gebleven mannen op 29 november 2020 omstreeks 02.50 uur, op industrieterrein [plaats 1] te Opmeer , een gewapende overval hebben gepleegd op meerdere personen, waarbij gebruik is gemaakt van vuurwapens en waarbij twee horloges zijn buitgemaakt, te weten een Rolex en een Tag Heuer.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat deze drie daders van de overval (en de verdachte, zie hierna) voorafgaand aan de overval in een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken] naar de plaats delict zijn gereden en na afloop van de overval in diezelfde Volkswagen Polo, met hoge snelheid, van de plaats delict zijn weggereden. Dit voertuig staat op naam van de vriendin van de verdachte, te weten [naam] .
De verdachte heeft verklaard dat hij deze Volkswagen Polo van [naam] had geleend en dat hij in de avond van 28 november 2020 rond 22.00 uur eerst [medeverdachte] heeft opgehaald en daarna de twee mannen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij vanaf dit moment met deze drie mannen was en dat zij zich met zijn vieren in de Volkswagen Polo bevonden. De verdachte heeft in dit verband erkend dat hij ten tijde van de overval in dit voertuig aanwezig was.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de Volkswagen Polo in de nabijheid van de plaats delict, op een oprit geparkeerd stond met de voorzijde richting de straatkant. Volgens [getuige 1] liep de motor van dit voertuig, omdat hij die niet heeft horen starten. [getuige 2] heeft – voor zover voor het hof relevant – verklaard:
“(…) zag ik dat er een aantal jongens aan kwamen rennen(het hof begrijpt: de daders van de overval)
en dat zij in die auto sprongen. Vervolgens zag ik dat die auto wegscheurde”,
“(…) die jongens sprongen de auto in en vervolgens reed de auto gelijk weg”en, op de vraag hoe de auto geparkeerd stond:
“(…) met de voorzijde in de richting van de weg, dus klaar om weg te rijden”.
Nadat de Volkswagen Polo, met daarin de verdachte en de daders van de overval, met hoge snelheid van de plaats delict is weggereden, is dit voertuig op 29 november 2020 omstreeks 03.10 uur op een parkeerterrein aan [adres 2] te Zwaag gearriveerd. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de vier inzittenden van dit voertuig uitstappen, eerst [medeverdachte] vanaf de achterbank aan de bijrijderskant en daarna de verdachte vanaf de bijrijdersstoel. Beiden trekken buiten hun jas aan. Ook de twee tot nu toe onbekend gebleven mannen stappen uit en lopen daarna weg.
De verdachte en [medeverdachte] zijn op [adres 2] te Zwaag gebleven, tot zij daar op 29 november 2020 omstreeks 04.25 uur door de politie zijn aangehouden. Uit de verklaring van de beveiliger van het parkeerterrein, die de camerabeelden heeft bekeken, volgt dat zij in de tussentijd nog op de achterbank van de Volkswagen Polo hebben gezeten. De verdachte heeft dit ter terechtzitting van het hof bevestigd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat achter de bestuurdersstoel van de Volkswagen Polo – tussen de achterbank en deze stoel – een openstaande tas op de grond stond met daarin de twee buitgemaakte horloges. Volgens de politieagenten die de Volkswagen Polo hebben doorzocht waren deze horloges direct zichtbaar.
Het proces-verbaal van bevindingen rondom de aanhouding van de verdachte houdt – voor zover hier van belang – in, als relaas van verbalisant [verbalisant] :
“Ik vroeg aan [verdachte] : “Wat doen jullie om 04.15 uur ’s nachts mannen?” [verdachte] vertelde mij: (…) Ik: “En hoe zijn jullie hier dan gekomen?” [verdachte] : “Wij waren toen het nog licht was met de bus gekomen. Wij wachten op een vriend die ons een lift wil geven.”Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij tegen de politie heeft gelogen.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat het telefoontoestel van de verdachte op 29 november 2020 van 00:35:18 uur tot en met 00:39:07 uur – enkele uren voorafgaand aan de overval – zendmasten heeft aangestraald op [plaats 1] te Opmeer .
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij toen met de drie anderen was.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden duiden op betrokkenheid van de verdachte bij de gewapende overval. Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde: medeplichtigheid.
De verdachte heeft deze redengevendheid niet ontzenuwd. Tijdens zijn verhoor door de politie heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Dat deed hij ook ten overstaan van de rechter-commissaris. Afgezien van een korte, ontkennende verklaring in zowel de raadkamer gevangenhouding van de rechtbank als die van het hof, heeft de verdachte eerst op de terechtzittingen in eerste aanleg van 7 juni 2021 en, uitgebreider, 26 augustus 2021 verklaard. De verklaring van de verdachte komt er, kort gezegd, op neer dat hij – nadat [medeverdachte] en de twee mannen waren opgehaald en zij nog bij een coffeeshop waren gestopt om een jointje te halen – in de Volkswagen Polo op de bijrijdersstoel in slaap is gevallen. Hij werd pas wakker toen dit voertuig op enig moment met hoge snelheid wegreed, wat kort na de overval moet zijn geweest. Van deze overval weet hij niets. Hij zou die nacht met de anderen naar twee meisjes gaan om plezier te maken. De bij hem (in een sok in de binnenzak van zijn jas) aangetroffen 45 pillen en 2 wikkels met wit poeder – waarover de verdachte heeft verklaard dat het ‘harddrugs’ betrof – waren hiervoor bedoeld.
Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof wijst er in dat verband op dat [naam] , de vriendin van de verdachte, heeft verklaard dat zij de verdachte de bewuste nacht om 01.30 uur nog telefonisch heeft gesproken en dat de verdachte toen zei, dat hij op dat moment de auto probeerde te parkeren en dat hij daarna naar huis zou gaan. Voorts wijst het hof in dit verband op de verklaring die [medeverdachte] ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, onder meer inhoudende:
“Ik zei tegen hem(het hof begrijpt: de verdachte)
om op de bijrijdersstoel te gaan zitten. (…) Ik heb hem gevraagd om rechtsvoor te zitten en de motor stond nog aan”. Dit spoort niet met de verklaring van de verdachte dat hij lag te slapen. Tot slot betrekt het hof in zijn overwegingen dat het onaannemelijk is dat de daders van een gewapende overval, waarbij vuurwapens worden gebruikt, in de gereedstaande vluchtauto, waarvan de motor draaide, een onwetende persoon – in dit geval nota bene de gebruiker van de auto – zouden achterlaten, met bijvoorbeeld het risico dat deze persoon er in de auto vandoor zou gaan.
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt het hof tot de conclusie dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat de verdachte – die die avond/nacht ruim 5 uren met de anderen is opgetrokken – van tevoren weet heeft gehad van de geplande overval – ’s nachts om 02.50 uur, op een industrieterrein, waarvan de buit in het voertuig van de verdachte is achtergelaten – en dat hij daarvoor de Volkswagen Polo ter beschikking heeft gesteld alsmede dat hij zich ten tijde van de overval, in de nabijheid van de plaats delict, in de gereedstaande vluchtauto met draaiende motor ophield, kennelijk om deze te bewaken en niet onbemand achter te laten. De onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 29 november 2020 te Opmeer , tezamen en in vereniging met anderen, een horloge van het merk Rolex, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [benadeelde1] en [slachtoffer 4] en [benadeelde2] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
[medeverdachte] op 29 november 2020 te Opmeer , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge van het merk Tag Heuer, toebehorende aan [slachtoffer 1]
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat de daders
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [benadeelde1] en [slachtoffer 4] en [benadeelde2] en [slachtoffer 5] met vuurwapens hebben benaderd en
- daarbij de woorden hebben toegevoegd: "Ga liggen. Geef jullie klokken" en "Niks doen, wat heb je om je pols. Inleveren" en "Liggen en blijf liggen handen bij je hoofd" en "Op de grond en geef alles af" en
- [slachtoffer 3] met een doorgeladen vuurwapen tegen het achterhoofd heeft geslagen en richting die Van [slachtoffer 3] heeft geschoten en
- [slachtoffer 4] met een vuurwapen tegen het achterhoofd heeft geslagen en
- [benadeelde2] met een vuurwapen tegen het achterhoofd heeft geslagen en vervolgens tegen het achterhoofd geslagen of geschopt en
- tweemaal hebben geschoten
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 29 november 2020 te Opmeer opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- zijn voertuig beschikbaar te stellen en
- zich in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te houden.
Hetgeen onder feit 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Het onvoorwaardelijk deel van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf heeft de verdachte in voorarrest doorgebracht; per 23 november 2021 is de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval in de nachtelijke uren op de openbare weg, een industrieterrein, waarbij meerdere slachtoffers door drie gewapende overvallers zijn benaderd en beroofd. De overvallers hebben de slachtoffers met vuurwapens bedreigd en geslagen en er is twee keer (gericht) geschoten. Twee slachtoffers hebben als gevolg van het gebeuren een flinke hoofdwond opgelopen. De buit betrof twee dure horloges.
Het kan niet anders zijn dan dat deze heftige gebeurtenis bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid heeft gecreëerd. Een gewapende overval is een zeer ernstig feit en het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke geweldsfeiten hiervan nog lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden, zoals herbelevingen en problemen in het dagelijks functioneren.
Ook al was de verdachte niet een van de daders van deze overval, hij heeft met zijn strafbare handelen opzettelijk bijgedragen aan de grove inbreuk die op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers is gemaakt.
Gelet op de ernst van het feit komt enkel de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf in aanmerking.
Bij het bepalen van de duur van deze straf, heeft het hof rekening gehouden met (de aard van) de bijdrage die de verdachte aan de gewapende overval heeft geleverd.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de Justitiële Documentatie van de verdachte, waaruit enerzijds blijkt dat de verdachte eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld, maar anderzijds dat de verdachte na het begaan van het onderhavige feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte uitgebreid verklaard over de positieve weg die hij, na zijn detentie in deze zaak, is ingeslagen. Het hof spreekt de hoop uit dat de verdachte deze weg blijft bewandelen en dat hij voorgoed afscheid heeft genomen van zijn criminele verleden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Anders dan de rechtbank zal het hof, gezien de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarden verbinden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 950,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen en de benadeelde partij heeft in hoger beroep de oorspronkelijke vordering gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering inhoudelijk niet weersproken.
Het hof overweegt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is – gelet op het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.800,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen en de benadeelde partij heeft in hoger beroep de oorspronkelijke vordering gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering inhoudelijk niet weersproken.
Het hof overweegt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is – gelet op het bepaalde in artikel 6:166 BW – tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48, 49, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 950,00 (negenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de daders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 950,00 (negenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
19 (negentien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of de daders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.800,00 (duizend achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de daders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde2] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.800,00 (duizend achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of de daders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 november 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. S. Jongeling en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van mr. L. Gouw en mr. J.E. Betlem, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.