In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1] tot 14 juni 2024. De moeder van [minderjarige 1] is het niet eens met deze verlenging en heeft hoger beroep aangetekend. De gecertificeerde instelling (GI) en de vader van [minderjarige 1] steunen de verlenging. De moeder verzoekt ook om de benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige 1], maar dit verzoek is afgewezen omdat er geen belangenconflict is aangetoond. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en de onveilige thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat zij in staat is om de zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen, maar het hof oordeelt dat er nog te veel zorgen zijn om een terugplaatsing te rechtvaardigen. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de uithuisplaatsing te bekrachtigen, gezien de noodzaak van stabiliteit en structuur voor [minderjarige 1]. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek om een bijzondere curator afgewezen.