ECLI:NL:GHAMS:2024:1550

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23-001580-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van uitvoer van cocaïne en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 5 kilogram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van €10.000,00. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een iets andere bewezenverklaring gekomen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en het voorhanden hebben van contant geld dat afkomstig was uit een misdrijf.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig verkregen was door een onrechtmatige doorzoeking van de auto van de medeverdachte. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende reden was voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, waardoor de doorzoeking rechtmatig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte samen op een afgelegen plek waren aangetroffen met de drugs en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne en het witwassen van het geldbedrag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het geldbedrag en een telefoon, verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de handel in verdovende middelen, wat aanzienlijke gevolgen heeft voor de maatschappij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001580-23
datum uitspraak: 19 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-271170-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
1. subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21
oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland. tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 5 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, gesealde pakketten met cocaïne heeft afgegeven aan een koerier en/of de
middelconsole van diens auto heeft helpen demonteren om voornoemde pakketten in te
verbergen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam en/of Hoorn, in elk geval in Nederland, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer contante geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 10.534 euro, (sub a) - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren, en/of - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den), en/of (sub b) - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt (van het onder 2 bewezenverklaarde) dan de rechtbank.

4.Bewijsoverweging

4.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in hoger beroep – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 aangevoerd sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto nu geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en de doorzoeking heeft plaatsgevonden zonder toestemming van de verdachte dan wel de medeverdachte. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de uitvoer van de verdovende middelen en dat hij ook niet kon weten dat de verdovende middelen zouden worden uitgevoerd. Tot slot is volgens de verdediging geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte nu de verdachte geen bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de uitvoer van de verdovende middelen om hem aan te merken als medepleger.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte de aanwezigheid van de grote hoeveelheid cash-geld kan verklaren. Subsidiair zou geen sprake zijn geweest van een verhullingshandeling.
4.3.
Oordeel van het hof
Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld aan te voeren dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto van de medeverdachte waardoor het bewijs onrechtmatig is verkregen en dus niet gebruik mag worden overweegt het hof als volgt.
Feiten en omstandigheden
Het hof sluit zich wat betreft de feiten en omstandigheden aan bij de rechtbank en stelt aldus op basis van de inhoud van het dossier vast dat de verbalisanten op 21 oktober 2022 een grijze Nissan hebben zien staan op een afgelegen plek. Wanneer zij de Nissan benaderen stapt een persoon uit aan de bestuurderszijde. Dit blijkt de medeverdachte [medeverdachte] te zijn, eigenaar van de Nissan. Nadat een van de verbalisanten een man hoort vragen om hem eruit te laten, opent hij de achterdeur en treft op de achterbank de verdachte aan. De verdachte verklaart dat de medeverdachte problemen had met de transmissie van de Nissan en wijst naar de middenconsole. De verbalisant [verbalisant 1] ziet dat de gehele middenconsole is verwijderd uit de Nissan en dat de onderdelen op de achterbank liggen. Ook ziet de verbalisant [verbalisant 1] een plastic tas liggen op de achterbank. Van buiten de Nissan kon deze verbalisant in die tas kijken. In de tas zag hij een plastic sealbag met iets van bruin tape. De tas lag direct naast de plek waar de verdachte zich bevond in de Nissan. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat harddrugs worden verpakt in blokken voorzien van bruin tape en in luchtdichte sealbags. Hierop had verbalisant [verbalisant 1] sterk het vermoeden dat de verdachte en de medeverdachte middelen als bedoeld in de Opiumwet aanwezig hadden. Vervolgens heeft de verbalisant in de tas gekeken en zag daarin vijf blokken.
Onrechtmatig verkregen bewijs
Het hof merkt op dat verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij van buiten de auto – die voorzien was van een buitenlands kenteken – in de tas kon kijken. De verbalisant ziet vervolgens – op aanwijzingen van de verdachte – ook dat de gehele middenconsole is verwijderd. Van een doorzoeking was op dat moment nog geen sprake en het hof ziet geen reden te twijfelen aan het proces-verbaal van bevindingen over hetgeen de verbalisant op dat moment heeft waargenomen. Dat zich in het dossier geen foto bevindt van de achterbank van de auto met daarop de tas zoals deze is aangetroffen doet hieraan niet af.
Dit voorgaande is naar het oordeel van het hof voldoende aanleiding voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Mede gelet op het vermoeden dat er sprake was van overtreding van de Opiumwet en de overige voornoemde omstandigheden, is het hof van oordeel dat dit een verdenking oplevert van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv en dat op basis van artikel 96b Sv het voertuig doorzocht mocht worden. In zoverre faalt het verweer.
Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld aan te voeren dat een en ander zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv overweegt het hof als volgt. Van de verdediging mag worden verlangd, als zij een beroep doet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering, dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van die bepaling vermelde factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De eerste factor is “het belang dat het geschonden voorschrift dient”. De tweede factor is “de ernst van het verzuim”. De derde factor is “het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt”. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533). De raadsvrouw heeft weliswaar bewijsuitsluiting bepleit – zonder zich overigens uitdrukkelijk rekenschap te geven van de gevallen waarin dit rechtsgevolg in aanmerking kan komen volgens HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5322 – maar heeft dit betoog niet gemotiveerd aan de hand van voormelde factoren. Het betoog van de raadsvrouw blijft daarom verder onbesproken.
Medeplegen
Evenals de rechtbank is het hof op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van drugs uit Nederland. Met betrekking tot de uitvoer overweegt het hof dat onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet ook wordt begrepen het ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, of het in een naar het buitenland bestemd voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben. Voor een bewezenverklaring is dan ook niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. Het hof stelt hierover het volgende vast. De verdachte is samen met de medeverdachte in de auto met drugs aangetroffen. De medeverdachte heeft verklaard dat hij cocaïne zou transporteren naar Parijs. Hij zou dit doen op 21 oktober 2022 in de ochtend. De verbalisanten hebben de auto aangetroffen met een open middenconsole waaronder een verborgen ruimte zat terwijl er vijf blokken cocaïne in een tas naast de verdachte op de achterbank zaten. De medeverdachte heeft verklaard dat de drugs in de verborgen ruimte zouden worden gestopt, wat duidt op een langere rit. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat ook hij wist dat het om drugs ging, en dat hij was gevraagd te helpen die te verbergen. Dit alles tezamen maakt dat het hof van oordeel is dat de verdachte vol opzet had op de uitvoer van de drugs.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte elkaar kenden. Voorts staat in de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte dat hij de "vijf stukjes" en de "10K" moest geven aan "die Belg die kale...die sterke". Het hof gaat ervan uit dat met de "vijf stukjes" wordt gedoeld op de aangetroffen cocaïne en dat met de kale, sterke Belg de medeverdachte, die blijkens het dossier de Belgische nationaliteit en een kaal hoofd heeft, bedoeld wordt. Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte en de medeverdachte samen op de afgelegen plek hebben afgesproken om de drugs van de verdachte aan de medeverdachte te overhandigen en dat zij daar op het moment dat de politie hen benaderde bezig waren de drugs in de auto van de medeverdachte te verbergen. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het aandeel van de verdachte niet kleiner is dan dat van de medeverdachte. Zonder de verdachte was de cocaïne immers niet terechtgekomen in de auto van de medeverdachte, waarin de verdachte bezig was met het verbergen van de drugs toen de politie arriveerde.
Overweging ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde (witwassen)
Het hof stelt vast dat een bedrag van € 10.000,00 in coupures van € 50,00 bij de verdachte is aangetroffen. Het hof constateert dat dit correspondeert met de 10K uit het hiervoor aangehaalde berichtenverkeer op de telefoon van de verdachte. Evenals de rechtbank heeft uiteengezet is ten aanzien van dit geld een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ontstaan nu het gaat om een aanzienlijk geldbedrag dat was gebundeld en bestond uit dezelfde coupures. De verdachte is bovendien aangetroffen in een auto met naast hem een tas met 5 kilogram cocaïne. Hoewel het vermoeden bestaat dat het geld afkomstig is uit de drugshandel kan het hof niet vaststellen dat het geld in direct verband kan worden gebracht met een specifiek gepleegd misdrijf. Het hof zal daarom het toetsingskader voor witwassen hanteren dat uit vaste rechtspraak volgt. Nu sprake is van een verdenking van witwassen is het aan de verdachte om een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de herkomst van het geld. De verdachte heeft bij de politie en in eerste aanleg verklaard dat hij het geld in bewaring had voor een vriend, maar heeft hier verder geen informatie over gegeven. De verdachte heeft in hoger beroep geen verklaring willen afleggen over de herkomst van het geld. De verklaring van de verdachte is niet concreet en verifieerbaar. Gelet hierop komt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het ten laste gelegde geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte dit geld heeft witgewassen. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 534,00 nu dit bedrag op een andere plek is aangetroffen en dit geen aanzienlijk hoog geldbedrag is om voorhanden te hebben.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram cocaïne.
2.
hij in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram cocaïne.
3.
hij in de periode van 20 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te Amsterdam een contant geldbedrag van in totaal 10.000,00 euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat voornoemd geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 en 3.

1. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, van 21 oktober 2022 met nummer PL1300-2022223090-8 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , (doorgenummerde pagina’s 01-06):

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 21 oktober 2022 omstreeks 00:15 uur bevonden wij ons op een afgelegen plek in het natuurgebied Gaasperplas te Amsterdam. Aldaar zagen wij een personenauto merk Nissan voorzien van Franse kentekenplaten. Wij zagen dat een persoon aan de bestuurderszijde uit de Nissan stapte. Wij kunnen de persoon als volgt omschrijven: man, donkere huidskleur, 35-40 jaar, normaal postuur, 1,85-190 cm, kaal. De persoon bleek [medeverdachte] te zijn. Ik hoorde een stem vanuit de Nissan die zei: "Kunt u mij eruit laten?" Ik opende het portier aan de rechterachterzijde. Ik zag daar een persoon die bleek te zijn: [verdachte] . [verdachte] zei dat hij een vriend was van [medeverdachte] . Ik zag dat [verdachte] naar de middenconsole wees van de Nissan. Ik zag dat de gehele middenconsole verwijderd was uit de Nissan. Ik zag dat de onderdelen van de middenconsole op de achterbank lagen. Ik zag dat op de achterbank een rode plastic tas lag van de supermarkt " [winkel] ". Ik kon vanaf buiten de Nissan in de tas kijken. Ik zag in de tas een plastic sealbag met iets van bruin tape. Ik zag dat de tas direct naast de plek lag waar [verdachte] zich bevond in de Nissan. Het is mij ambtshalve bekend dat harddrugs verpakt worden in blokken voorzien van bruin tape en in luchtdichte sealbags.
Ik hoorde dat [medeverdachte] woonde in Frankrijk en dat hij in Amsterdam kwam voor drugs. Ik keek in de plastic [winkel] tas. Ik zag dat in de plastic tas vijf (5) sealbags met daarin bruin getapete blokken vermoedelijk harddrugs zaten. Ik zag dat elk blok een rood etiket had met het logo van het automerk "Ferrari". Ik heb ter indicatie, middels een drugswape, de inhoud van een blok getest. Ik zag dat de drugswape blauw uitsloeg wat inhoudt dat de substantie in de blokken verdovende middelen betreft. Wij, verbalisanten, hebben getracht de blokken verdovende middelen te wegen. Echter de ons ter beschikking zijnde weegschaal kan maar tot 1 kilogram meten. Wij zagen dat de blokken elke per stuk zwaarder was dan 1 kilogram.

2. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, van 21 oktober 2022 met nummer PL1300-2022223090-26, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 10], (doorgenummerde pagina 8):

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik begeleidde [verdachte] naar ons dienstvoertuig. Ik zag dat [verdachte] op de achterbank plaats nam. ik zag dat hij heen en weer schoof. Ik zag vervolgens dat er een pakketje uit zijn rechter jaszak viel. Ik pakte het pakketje op. Ik zag dat het een stapel geld betrof. Ik zag dat twee pakketjes briefgeld bij elkaar werden gehouden met elastieken.

3. Een kennisgeving van inbeslagneming van 21 oktober 2022, met nummer PL1300-2022223090-12, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , niet doorgenummerd:

Object: geld (biljetten)
Aantal: 199 stuks
Bijzonderheden: 9.950,00 euro in 50 biljetten.

4. Een kennisgeving van inbeslagneming van 21 oktober 2022, met nummer PL1300-2022223090-37, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , niet doorgenummerd:

Object: geld (biljetten)
Aantal: 1 stuks
Bijzonderheden: 50,00 euro, hoort bij de 9.950 euro.

5. Een geschrift, te weten een rapport met bijlagen van 4 november 2022, opgesteld door rapporteur [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 87-97):

Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van rapporteur [verbalisant 5] :
In de Nissan zijn aanpassingen in de middenconsole van het voertuig gemaakt. Er is een klep gemaakt van de chassis/bodem. De middenconsole en de handrem moesten worden gedemonteerd en worden verwijderd, een klep in de bodem [moest worden] verwijderd, waarna de ontstane ruimte gebruikt kan worden om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Uit de gegevens verkregen van de KVI blijkt dat de eigenaar van de voornoemde personenauto is:
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]

6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 21 oktober 2022 met nummer PL1300-2022223090, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3] , (doorgenummerde pagina’s 54-63):

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik ben in Nederland omdat ze mij hebben gestuurd voor een transport. Ik zou cocaïne transporteren naar Parijs. Ik zou de cocaïne vanmorgen (het hof begrijpt: 21 oktober 2022) naar Parijs moeten brengen. Ik wilde de cocaïne verstoppen.

7. Een geschrift, te weten een ID-staat met nummer [nummer 1] met aanmaakdatum 21 oktober 2022 (doorgenummerde pagina 64):

Personalia
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Nationaliteit: Belgische

8. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2024.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik weet wie de medeverdachte [medeverdachte] is. Hij heeft mij benaderd en gevraagd of ik de drugs kon verbergen. Ik heb contact met hem gehad via Whatsapp. Ik wist dat het om drugs ging vanwege de vorm van de tas en de wijze waarop het eruit zag. Ik heb verteld wat [medeverdachte] moest doen met de middenconsole zodat hij de drugs kon verstoppen.

9. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, van 22 december 2022 met nummer PL1300-2022223090, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] , ongenummerd:

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op de uitgelezen telefoon van [verdachte] zijn meerdere chatberichten aangetroffen. Op 27 juni 2022 begint deelnemer [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ) een chat met deelnemer [telefoonnummer 2] die weergegeven wordt als " [naam] ". Vanaf 12 oktober 2022 13:03 uur tot en met 20 oktober 2022 21:07 uur stuurt ( [verdachte] ) op het eerst genoemde tijdstip een foto door met daarop een witkleurig cilindervormig stuk geperst poeder wat op een weegschaaltje ligt. Ambtshalve weet ik dat het zeer gelijkend is op een bolletje cocaïne wat door zogenaamde "bolletjeslikkers" wordt ingeslikt zodat deze gesmokkeld kunnen worden van het ene land naar het andere land. Op 19 oktober 2022 22:58 uur stuurt ( [verdachte] ) een filmpje door. Op het filmpje is te zien dat er een wit blok met wit geperst poeder wordt vastgehouden door een persoon met handschoenen aan. Er is ingezoomd op het blok waardoor de persoon voor de rest niet te zien is. Op het witte blok is een afdruk van het logo van "Ferrari" te zien. Onder het blok is een plastic sealbag te zien. Op 20 oktober 2022 om 21:06 uur stuurt " [naam] " een spraakbericht met daarin de volgende tekst: "Brother luister, kan jij twee dingen voor mij doen.. kan jij van die geld die ik je briefjes die, die, die samen waren.. die van vijftig euro aanpakken ..dat is tien K...dat moet naar die [medeverdachte] , die kale...die sterke.. enne die vijf stukjes moeten ook naar hem. Kan je dat regelen". Daarna stuurt " [naam] " een tweede spraakbericht niet daarin de volgende tekst: "Is duidelijk niet die groene briefjes geven...alleen maar die, die gele.. dus die vijftigjes…niet die honderdtjes".

10. Een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2022 met nummer PL1300-2022223090, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] , (doorgenummerde pagina’s 35-38):

Tijdlijn telefoon [verdachte]
20-10-2022 23:37:20 uur maakt notitie met de woorden: Ghost, tester, proka, blokken. geld.

11. Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 28 oktober 2022, met nummer PL1300-2022223090-38, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 8] , (doorgenummerde pagina’s 100-101):

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik zag vier identieke bruine blokken in een plastic zak die aan mij werd overgedragen door een collega van het dactylab. Twee blokken werden door mij bemonsterd. De bemonsteringen werden veiliggesteld en voorzien van spoor Identificatie Nummers (SIN) [nummer 2] en [nummer 3] .

12. Een geschrift, te weten een laboratoriumrapport met rapportnummer [nummer 4] van 9 november 2022, opgesteld door rapporteur drs. [verbalisant 9] , (doorgenummerde pagina 102):

Item SIN Omschrijving Bevat
85725 [nummer 2] 1 plastic zakje met wit cocaïne poeder en brokjes Cocaïne
85726 [nummer 3] 1 plastic zakje met wit cocaïne poeder en brokjes Cocaïne
Cocaïne vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet.

13. Een kennisgeving van inbeslagneming van 21 oktober 2022, met nummer PL1300-2022223090-11, opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 2] (ongenummerd):

Goednummer: PL1300-2022223090-6250286
Object: verdovende middelen (cocaïne)
Bijzonderheden: 1 blok

14. Een geschrift, te weten een laboratoriumrapport met rapportnummer 0958N22 van 2 november 2022, opgesteld door rapporteur drs. [verbalisant 9] , (doorgenummerde pagina 103)

Item Omschrijving bevat
6250286 1 in tape gewikkeld blok, opdruk etiket: cocaïne
Ferrari logo, met 1.01 kg samengeperst wit
poeder, indruk: Ferrari logo
Cocaïne vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bij een bewezenverklaring verzocht geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen omdat de verdachte dan niet in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling en feitelijk langer in detentie zit dan in het geval een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van dezelfde duur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne uit Nederland en het medeplegen van het afleveren, vervoeren en voorhanden hebben van ongeveer vijf kilo cocaïne. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de gezondheidsrisico’s, die afnemers van cocaïne lopen, welke risico’s algemeen bekend zijn. Immers ging het om een hoeveelheid die aldus bestemd was voor de verdere handel en verkoop van de verdovende middelen. De verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Dit alles heeft niet zelden ernstige, ontwrichtende gevolgen voor de maatschappij. Daarnaast heeft de verdachte een geldbedrag van
€ 10.000,00 witgewassen. Het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, vormt een bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer en van de openbare orde.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake de uitvoer en het bezit van harddrugs en fraudedelicten. Voor de uitvoer van harddrugs tussen de 4 en 5 kilogram is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden. Omdat sprake is van eendaadse samenloop tussen de uitvoer van de cocaïne en het vervoeren, afleveren en voorhanden hebben hiervan neemt het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 tot 38 maanden als uitgangspunt. Voor het witwassen van € 10.000,00 is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week tot twee maanden.
In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet het hof aanleiding een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten van het LOVS op te leggen. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.Beslag

Er is een geldbedrag van €10.534,15, een Apple iPhone en een personenauto merk Jaguar in beslag genomen.
De rechtbank heeft beslist dat een geldbedrag van € 10.000,00 en de Apple iPhone dienen te worden verbeurdverklaard. Het geldbedrag van € 534,15 en de Jaguar dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat conform de rechtbank over het beslag zal worden beslist. De raadsvrouw heeft zich eveneens op dat standpunt gesteld.
Het hof overweegt als volgt.
10.1
Verbeurdverklaring
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen worden verbeurdverklaard. Zij zijn daarvoor vatbaar omdat met betrekking tot die voorwerpen het onder feit 3 bewezen geachte is begaan:
- 9.950,00 EUR, goednummer 6250289
- 50,00 EUR, goednummer 6254431.
Het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerp wordt verbeurdverklaard. Het is daarvoor vatbaar omdat met betrekking tot dit voorwerp het onder feiten 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan:
- STK telefoontoestel, merk: Apple iPhone, goednummer 6250294.
10.2
Retour aan verdachte
Het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp wordt aan de verdachte terug gegeven:
- 534,15 EUR, goednummer 6250293.
10.3
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende:
- 1 STK personenauto, merk: Jaguar F-pace, goednummer 6237289.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
38 (achtendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 9950 EUR, goednummer 6250289
- 50 EUR, goednummer 6254431
- STK telefoontoestel, merk: Apple iPhone, goednummer 6250294.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 534,15 EUR, goednummer 6250293.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK personenauto, merk: Jaguar F-pace, goednummer 6237289.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. P.F.E. Geerlings, en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2024.