ECLI:NL:GHAMS:2024:1549

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23-002178-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van levensgezel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn levensgezel. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de benadeelde partij in hun gezamenlijke woning. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 maart 2024 heeft de advocaat-generaal vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit, terwijl de verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op de mishandeling en een alternatieve verklaring gaf voor de verwondingen van de benadeelde.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, het hof achtte de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en de wederrechtelijke vrijheidsberoving wel bewezen. Het hof overwoog dat de verdachte zijn levensgezel had mishandeld door haar bij de nek te pakken en aan haar been te trekken, en dat hij haar had belet de woning te verlaten door de voordeur op slot te doen en haar telefoon af te pakken.

De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 21 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, en een contactverbod van 3 jaren met de benadeelde partij. Het hof legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meld- en behandelverplichting bij de reclassering. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd ingetrokken, waardoor het hof hier niet op hoefde te beslissen. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van bescherming van het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002178-23
datum uitspraak: 19 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-109910-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland 1]) op [geboortedag 1] 1967,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, diens raadsman en de advocaat van het slachtoffer naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 26 april 2023 te Amstelveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, zijn vrouw, [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- bij de keel/hals/nek heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel/nek van die [benadeelde] heeft dicht gedrukt/geknepen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de buik, in elk geval het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of heeft geschopt/getrapt en/of
- bij haar been/voet heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) aan haar been/voet heeft getrokken en/of
- bij haar hoofd/gezicht heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar hoofd/gezicht tegen de vloer, althans een hard ondergrond, heeft gestoten/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 26 april 2023 te Amstelveen, althans in Nederland, zijn levensgezel [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- bij de keel/hals/nek heeft te pakken en/of (vervolgens) de keel/nek van die [benadeelde] dicht te drukken/knijpen en/of
- in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de buik, in elk geval het lichaam, te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen en/of
- bij haar been/voet vast te pakken en/of (vervolgens) (met kracht) aan haar been/voet te trekken en/of
- bij haar hoofd/gezicht vast te pakken en/of (vervolgens) haar hoofd/gezicht tegen de vloer, althans een hard ondergrond, te stoten/slaan;
2.
hij op 26 april 2023 te Amstelveen, althans in Nederland, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd in zijn, verdachtes woning, gelegen aan de [adres 2], immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [benadeelde] zich in die woning bevond en/of toen die [benadeelde] die woning wilde verlaten de voordeur van die woning op slot gedaan en/of (vervolgens) de sleutel uit het slot van die voordeur gehaald en/of aldus belet die [benadeelde] woning te verlaten en/of
- terwijl die die [benadeelde] de politie/hulpdiensten wilde bellen (meermalen) haar telefoon(s) afgepakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu de verdachte geen opzet heeft gehad op de mishandeling en hij een alternatief scenario heeft geschetst voor de ontstane pijn en het letsel bij de aangeefster. Zo zou de verdachte per ongeluk met zijn nagels in de nek van aangeefster hebben gekrast toen hij probeerde te voorkomen dat zij van het bed op de grond viel. De pijn aan het been van aangeefster is volgens de verdachte te verklaren doordat haar been klem zat en zij met kracht tegen de deur heeft geschopt. Tot slot is het volgens de verdediging, anders dan verbalisanten en getuigen hebben verklaard, niet mogelijk om door de voordeur van buiten naar binnen te kijken. Ook heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde omdat gelet op de korte duur geen sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bovendien de aangeefster zelf sleutels tot haar beschikking had.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, gezien de omstandigheden waaronder de aangeefster door de verbalisanten werd aangetroffen, zoals is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten.
Daarnaast ziet het hof in de overgelegde foto’s en hetgeen is aangevoerd met betrekking tot het glas in de voordeur geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisanten nu zij in hun proces-verbaal hebben gerelateerd dat de voordeur deels doorzichtig glas bevat en zij de aangeefster achter het glas op de grond hebben zien liggen.
Het verweer van de raadsman wordt hiermee verworpen en het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling van zijn levensgezel.
Ook acht het hof bewezen dat de verdachte zijn levensgezel wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd. Dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, dit van korte duur is geweest en de sleutels van de aangeefster ergens in de woning lagen, doet hieraan niet af. Het handelen van de verdachte levert zowel voor wat betreft de aard als de duur in de gegeven omstandigheden het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de aangeefster op. Voor wat betreft de vrijheidsberoving doelt de wetgever immers op het iemand doen vertoeven, zonder dat de dader daartoe gerechtigd is, op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. Ook dit verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 26 april 2023 te Amstelveen, zijn levensgezel [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met kracht
- bij de nek te pakken en
- aan haar been/voet te trekken.
2.
hij op 26 april 2023 te Amstelveen opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd in zijn, verdachtes woning, gelegen aan de [adres 2], immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [benadeelde] zich in die woning bevond en toen die [benadeelde] die woning wilde verlaten de voordeur van die woning op slot gedaan en vervolgens de sleutel uit het slot van die voordeur gehaald en aldus die [benadeelde] belet de woning te verlaten en
- terwijl die die [benadeelde] de politie/hulpdiensten wilde bellen haar telefoon afgepakt.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden geadviseerd door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar en met oplegging van een contactverbod op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft verzocht om af te zien van oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38v Sr.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn echtgenote in hun gezamenlijke woning tijdens een ruzie hardhandig bij de nek gepakt en aan haar been getrokken. Daarna heeft hij de sleutels uit de voordeur getrokken, die op slot zat, en haar belet de politie te bellen. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en voor haar een angstige situatie in het leven geroepen. Zij heeft door toedoen van de verdachte pijn ondervonden. Daarbij komt dat dit haar is aangedaan in haar eigen woning door de persoon bij wie zij zich in die tijd bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen en niet laten zien dat hij bewust is van de ernst van zijn gedrag.
Het hof heeft bij de op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gezien de ernst van het huiselijke geweld en het opgelopen letsel is het hof van oordeel dat een andere straf dan een vrijheidsstraf niet aan de orde is en legt het hof, alles overwegende en anders dan de advocaat-generaal en de raadsman hebben verzocht, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf onder de bijzondere voorwaarden van een meld- en behandelverplichting op.
Daarnaast acht het hof het aangewezen om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, in de vorm van een contactverbod met de aangeefster voor de duur van drie jaren, waarbij de verdachte op geen enkele manier contact mag zoeken met de aangeefster, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van het andermaal plegen van strafbare feiten. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de hardnekkig ontkennende houding van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte eerder contact heeft gezocht met de aangeefster terwijl hij lopende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een contactverbod opgelegd had gekregen. De inhoud van de door de advocaat van de benadeelde partij, in het hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring geeft steun aan dit oordeel. Daaruit blijkt ook dat het slachtoffer nog steeds erg angstig is en niets met de verdachte te maken wil hebben. Zij verblijft op een voor de verdachte onbekende locatie.
Voorts zal het hof bevelen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het hof acht dit aangewezen nu uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep het beeld naar voren komt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich opnieuw belastend zal gedragen jegens de aangeefster. De enkele omstandigheid dat de verdachte na het vonnis in eerste aanleg geen contact meer heeft gezocht met de aangeefster maakt dat oordeel niet anders, temeer nu dat feitelijk onmogelijk was omdat de aangeefster zich op een geheime locatie bevindt en voor de verdachte onvindbaar is.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een vrijheidsbeperkende maatregel van na te melden duur en aard passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaande uit € € 500,- materiële schadevergoeding terzake van toekomstige medische kosten en € 4.000,- aan immateriële schadevergoeding. De politierechter heeft de vordering deels toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de benadeelde partij te kennen gegeven dat zij zich niet langer wenst te voegen in de strafzaak en aangekondigd de vordering tot schadevergoeding in te trekken. Het hof begrijpt dat de benadeelde partij haar vordering niet wenst te handhaven en beschouwt de vordering als ingetrokken zodat het hof om die reden niet zal beslissen op de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57, 282, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak. Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde], geboren [geboortedag 2] 1993 te [geboorteland 2]. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. P.F.E. Geerlings en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2024.