ECLI:NL:GHAMS:2024:1531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
000833-23 en 000834-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerechtshof Amsterdam in verzoekschriften tot schadevergoeding en rechtsbijstand

Op 4 juni 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken met rekestnummers 000833-23 en 000834-23, waarin verzoeker schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand vorderde. De verzoekschriften zijn op 31 oktober 2023 ingediend. De advocaat-generaal heeft op 22 maart 2024 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 14 mei 2024 is verzoeker niet verschenen. De verzoeken zijn gericht op een schadevergoeding van € 10.790,00 voor geleden schade door voorlopige hechtenis en € 340,00 voor rechtsbijstandkosten.

Het hof heeft vastgesteld dat het hof Den Haag de bevoegde instantie is, aangezien de zaak daar het laatst is vervolgd. De aanwijzing van het hof Amsterdam als zittingsplaats voor het hof Den Haag is per 1 januari 2024 beëindigd. Het hof heeft besloten dat de stukken naar het hof Den Haag moeten worden verzonden voor verdere behandeling. De strafzaak tegen verzoeker is bij arrest van het hof Den Haag op 2 oktober 2023 geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De beslissing van het hof is dat het zich onbevoegd verklaart om de verzoeken ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering te behandelen. De gerechtsjurist van het hof zal de stukken verzenden naar het hof Den Haag. Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000833-23 (530 Sv) en 000834-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001580-21
Beschikking op de verzoekschriften op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. T. Šandrk,
Veerkade 8-C, 3016 DE Rotterdam.

1.Procesverloop

De verzoekschriften zijn op 31 oktober 2023 bij dit hof ingekomen.
Op 22 maart 2024 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 14 mei 2024 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn advocaat zijn met kennisgeving hiervan niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

De verzoeken strekken tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 10.790,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
  • bij arrest van hof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, van 2 oktober 2023 is de strafzaak tegen verzoeker met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht;
  • omdat de zaak te Amsterdam is behandeld, zijn onderhavige verzoeken door de administratie van het hof Den Haag doorgestuurd aan de administratie van het hof Amsterdam;
- de aanwijzing ex artikel 62a Wet op de rechtelijke organisatie, waardoor het hof Amsterdam een aangewezen zittingsplaats was voor het hof Den Haag, is per 1 januari 2024 beëindigd.
Het hof stelt vast dat het hof Den Haag de instantie is waarvoor de zaak het laatst werd vervolgd. Om die reden is niet dit hof, maar het hof Den Haag bevoegd tot behandeling van onderhavige verzoekschriften. Het hof zal daarom bepalen dat de stukken zullen worden gezonden naar het hof Den Haag ter verdere behandeling.

4.Beslissing

Het hof verklaart zich onbevoegd de verzoeken ex artikel 530 en 533 te behandelen en
bepaalt dat de gerechtsjurist van het hof de stukken verzendt naar het hof Den Haag ter verdere behandeling.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, R.D. van Heffen en A.R.O. Mooy,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 4 juni 2024.