ECLI:NL:GHAMS:2024:1527

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
000854-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klaagschrift tot opheffing van beslag op een iPhone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die de opheffing van het beslag op haar iPhone (goednummer 6259472) verzocht. Het klaagschrift is op 16 november 2023 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 13 maart 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 14 mei 2024 is klaagster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman van klaagster heeft betoogd dat het onwaarschijnlijk is dat de telefoon verbeurd zal worden verklaard, aangezien het onderzoek gereed is en er geen witwassen met de telefoon heeft plaatsgevonden. De advocaat-generaal heeft echter gesteld dat het klaagschrift ongegrond verklaard moet worden, omdat het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet.

Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat bij een klaagschrift gericht tegen een beslag, de rechter moet nagaan of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Dit houdt in dat als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal overgaan, het beslag moet blijven voortduren. Het hof heeft geconcludeerd dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter in hoger beroep de verbeurdverklaring van de iPhone zal bevelen. Daarom heeft het hof het klaagschrift ongegrond verklaard.

De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Tegen deze beschikking kan klaagster binnen veertien dagen na betekening beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000854-23 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002384-23
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat, mr. S.C. van Klaveren,
Falckstraat 15-29, 1017 VV Amsterdam.

1.Inhoud klaagschriftHet klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klaagster van het hierna genoemde voorwerp:

- iPhone (goednummer 6259472).

2.2. ProcesgangHet klaagschrift is op 16 november 2023 bij het hof ingekomen.

Op 13 maart 2024 heeft de advocaat-generaal zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal en de raadsman van klaagster op 14 mei 2024 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

3.3. Beoordeling

Beoordeling

De raadsman van klaagster heeft teruggave aan klaagster bepleit van de inbeslaggenomen iPhone en daartoe – kort samengevat - aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het hof de telefoon verbeurd zal verklaren, nu het onderzoek gereed is en het witwassen niet is begaan of voorbereid met behulp van de telefoon.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond verklaard dient te worden, omdat het strafvorderlijk belang zich tegen teruggave verzet.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat, zoals in dit geval, is gelegd op grond van artikel 94 Sv, moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo niet, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Bij die belangen kan het gaan om het aan de dag brengen van de waarheid – ook in een zaak betreffende een ander dan de klaagster – of om het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het belang van strafvordering vordert ook het voortduren van het beslag als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b lid 1, aanhef en onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 552f Sv (Vgl. HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, rechtsoverweging 2.3.1)
Aan het hanteren van het criterium of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter – kort gezegd – tot de oplegging van een straf of maatregel overgaat, ligt ten grondslag dat het onderzoek in raadkamer doorgaans plaatsvindt op een moment dat het onderzoek nog loopt, dus voordat de strafzaak inhoudelijk wordt behandeld. Daarbij heeft het onderzoek in raadkamer een summier karakter, waarbij de beoordeling van het beklag plaatsvindt op grond van de informatie die op dat moment voorhanden is over de strafzaak. De rechter die oordeelt over het beklag, kan slechts in zeer beperkte mate vooruitlopen op de beslissingen die zullen worden genomen in de strafzaak (Vgl. HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, rechtsoverweging 2.3.2)
Anders dan de raadsman vindt het hof niet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter in hoger beroep de verbeurdverklaring van de iPhone zal bevelen. Het klaagschrift zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.4. BeslissingHet hof:

Verklaart het klaagschrift ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, R.D. van Heffen en A.R.O. Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 4 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan de klaagster, binnen veertien dagen na de betekening daarvan, beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.