[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad:
- [geïntimeerde] als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen arrest aan [appellant] te betalen:
a. ter zake van het teveel betaalde bedrag aan [geïntimeerde] betreffende de vaste vergoeding voor de werkzaamheden van € 16.577,- althans, dat het hof, voor zover het van oordeel is dat partijen geen vaste prijs zijn overeengekomen, een onafhankelijke deskundige zal benoemen om een redelijke prijs voor de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden vast te stellen en [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van het teveel betaalde bedrag, vast te stellen op basis van de door de deskundige vastgestelde redelijke prijs;
b. € 4.000,- ter zake van het door [appellant] betaalde voorschot voor de aanschaf van materialen, eventueel verminderd met een bedrag aan materialen waarvan [geïntimeerde] door middel van bonnen kan aantonen dat hij deze materialen daadwerkelijk heeft ingekocht;
c. € 1.140,- ter zake van de door [appellant] betaalde factuur van [naam] ;
d. € 1.205,10 aan buitengerechtelijke incassokosten;
e. de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf het moment dat [geïntimeerde] in verzuim verkeert, (het hof begrijpt: althans) vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg, tot aan de dag der algehele voldoening;
f. althans zodanige bedragen en/of beslissingen als het hof in goede justitie redelijk acht;
- [geïntimeerde] zal veroordelen:
a. tot afgifte en teruggave van de boot en de daarbij behorende onderdelen, waaronder maar niet uitsluitend de onderdelen zoals opgenomen in randnummers 82 en 83 van de memorie van grieven, zulks binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen arrest, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag of dagdeel dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,- of een zodanig bedrag dat het hof in goede justitie redelijk acht;
b. voor zover het hof van oordeel is dat de boot niet door of op initiatief van [geïntimeerde] bij [naam] is gebracht: tot teruggave van alle onderdelen die niet in de boot aanwezig blijken te zijn, hetgeen door [appellant] definitief kan worden vastgesteld na het ophalen van de boot bij [naam] , binnen twee weken na een dergelijk verzoek hiertoe door [appellant] , zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag of dagdeel dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,- of een ander bedrag dat het hof in goede justitie redelijk acht;
- [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.