ECLI:NL:GHAMS:2024:1498

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
23-000654-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling, wapenbezit en drugsbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2023. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder mishandeling van zijn levensgezel, het voorhanden hebben van een wapen met munitie en het bezit van drugs. De tenlastelegging omvatte mishandeling op twee verschillende data, waarbij de verdachte zijn levensgezel op gewelddadige wijze heeft aangevallen. Daarnaast werd hem verweten opzettelijk een hoeveelheid harddrugs en een vuurwapen in zijn woning te hebben gehad. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 30 april en 30 mei 2024 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en het vuurwapen in zijn woning, ondanks zijn ontkenning. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de drugs, aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000654-23
datum uitspraak: 30 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-273337-22 en 13-301026-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1993,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2024 en 30 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw - naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn levensgezel/vriendin), [slachtoffer] , heeft mishandeld door [slachtoffer] (met kracht) - éénmaal of meermalen tegen haar be(e)n(en) te trappen en/of te schoppen en/of - éénmaal of meermalen in haar gezicht/gelaat en/of op/tegen haar hoofd te slaan en/of stompen en/of - te duwen;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] (met kracht): - éénmaal of meermalen tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of - éénmaal of meermalen een hand over haar mond en neus te leggen en/of - éénmaal of meermalen aan haar haren te trekken en/of - éénmaal of meermalen haar gezicht te bewerken;
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid metamfetamine en/of MDMA en/of cocaine en/of heroine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of MDMA en/of cocaine en/of heroine, zijnde metamfetamine en/of MDMA en/of cocaine en/of heroine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1e van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 patronen van het kaliber .22LR, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van feit 3 en 4

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat bewezenverklaring van het onder 3 en 4 tenlastegelegde moet volgen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de drugs in de witte dressoirkast (onder feit 3) en het voorhanden hebben van een wapen en munitie in diezelfde witte dressoirkast (onder feit 4).
Het hof overweegt als volgt.
Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij een wapen, munitie en verschillende soorten harddrugs voorhanden heeft gehad (feiten 3 en 4). Het hof stelt voorop dat zowel voor het ‘voorhanden hebben’ van een wapen met munitie in de zin van artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, als voor het ‘aanwezig hebben’ van drugs als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet, is vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen, én dat deze goederen zich binnen zijn machtssfeer bevonden.
De verdachte heeft bekend dat hij de drugs in de [winkel] tas, die hij op 23 oktober 2022 naar buiten gooide, opzettelijk aanwezig heeft gehad. Tijdens de doorzoeking van zijn woning diezelfde dag, werd in een witte dressoirkast in de keuken een plastic zakje met drugs en een vuurwapen met daarin 9 patronen aangetroffen. De verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en het vuurwapen in deze dressoirkast. Vooropstaat dat de verdachte de enige huurder en de enige bewoner is van deze woning. In beginsel gaat het hof er vanuit dat de persoon die in een woning verblijft wetenschap heeft van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn machtssfeer bevinden. Van de verdachte mag onder deze omstandigheden een redelijke verklaring worden verlangd voor de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen met munitie.
De verdachte is meerdere keren gehoord en gevraagd om een verklaring voor de aanwezigheid van deze goederen in zijn woning. Een redelijke verklaring hiervoor bleef uit, tot de verdachte tegenover de reclassering heeft verklaard dat hij een week voor de doorzoeking een huisfeestje had gegeven, waarbij mensen aanwezig waren die zich mogelijk met criminele activiteiten bezighielden. Tijdens dat huisfeestje zouden de drugs en het vuurwapen zonder medeweten van de verdachte in de dressoirkast kunnen zijn gelegd. Ook op de terechtzitting in hoger beroep bleef de verdachte bij deze verklaring. Op de vraag ter terechtzitting in hoger beroep of het de neef van de verdachte kan zijn geweest die de goederen in de dressoirkast heeft gelegd, antwoordde de verdachte dat hij niemand de schuld wil geven.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is. Daarbij stelt het hof voorop dat de verdachte pas in een laat stadium met deze verklaring is gekomen. Immers, tijdens eerdere verhoren door de politie, de rechter-commissaris en bij de raadkamer gevangenhouding heeft de verdachte, hoewel daartoe steeds in de gelegenheid gesteld, niets verklaard over een huisfeestje in zijn woning. De verklaring die de verdachte uiteindelijk ten overstaan van de reclassering en ter terechtzitting in hoger beroep heeft gegeven, is naar het oordeel van het hof ontoereikend. Zo heeft de verdachte geen inzicht gegeven in de vraag wie er op het feestje aanwezig waren en waarom iemand zonder zijn medeweten een vuurwapen en drugs op een makkelijk toegankelijke plek in zijn woning, namelijk een dressoirkast in de keuken, zou willen bewaren. Dit klemt te meer nu de verdachte er klaarblijkelijk geen bezwaar tegen heeft om verboden spullen van andere mensen in zijn woning voorhanden te hebben. Zo bewaarde hij ook willens en wetens de [winkel] tas met harddrugs voor een ander. Daarover heeft de verdachte immers verklaard dat hij wel wist dat er in die tas iets strafbaars zat. Deze redengevende feiten en omstandigheden doen veronderstellen dat een alternatief scenario waarin zonder wetenschap van de verdachte een ander de tas met drugs en het wapen met patronen in de door hem bewoonde woning heeft geplaatst, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven.
Nu een redelijke verklaring voor de aanwezigheid van de verdovende middelen, het vuurwapen en de munitie is uitgebleven, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad en dat hij de feitelijke macht hierover uitoefende in die zin dat hij over de goederen kon beschikken. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat ook het voorhanden hebben van het zakje met drugs en het vuurwapen met patronen in de dressoirkast wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 31 december 2020 te Amsterdam [slachtoffer] , heeft mishandeld door [slachtoffer] meermalen tegen haar benen te trappen of te schoppen en meermalen in haar gezicht en tegen haar hoofd te slaan en te stompen en te duwen;
2.
hij op 23 oktober 2022 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam te slaan en een hand over haar mond en neus te leggen en aan haar haren te trekken;
3.
hij op 23 oktober 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en MDMA en cocaïne en heroïne;
4.
hij op 23 oktober 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1e van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type P22, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 patronen van het kaliber .22LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in geval van een (deels) voorwaardelijke straf de proeftijd te beperken tot één jaar. Voorts heeft zij verzocht om de bijzondere voorwaarde van diagnostiek en ambulante behandeling niet opnieuw op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen. Dit zijn bijzonder kwalijke feiten, mede omdat de verdachte en het slachtoffer elkaar goed kenden. De verdachte heeft met de mishandelingen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs, een vuurwapen en munitie in zijn woning. Met zijn handelen, ook met het enkele aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs, heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke harddrugs en de bijbehorende handel daarin, die niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dat er in de woning naast drugs ook een wapen en munitie werden aangetroffen, maakt het gevaar alleen maar groter. Het voorhanden hebben van een wapen met patronen veroorzaakt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Bij de strafbepaling heeft het hof ook gekeken naar het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor drugsfeiten.
Voorts heeft het hof kennis genomen van het rapport van de reclassering van 19 januari 2023. In dit rapport adviseert de reclassering om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met een vijftal bijzondere voorwaarden op te leggen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij bereid is om zich aan alle geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden. Mede met het oog op het voorkomen van recidive, acht het hof een deels voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden wenselijk.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, waarbij het hof tot oplegging van een zelfde straf komt als door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarbij zal het hof met betrekking tot het voorwaardelijk strafdeel ook dezelfde door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met dien verstande dat de gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uur.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat de proeftijd ten tijde van het plegen van feit 1 bijna was verstreken en met dit feit nooit iets is gebeurd totdat de nieuwe feiten zich voordeden. Subsidiair heeft zij verzocht om de vordering (al dan niet gedeeltelijk) toe te wijzen en om te zetten naar een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. De tenuitvoerlegging kan derhalve worden bevolen. Echter, mede gelet op de ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof de tenuitvoerlegging van de vordering op dit moment niet opportuun. De goede weg die de verdachte - die een zwaar leerwerktraject volgt - lijkt te zijn ingeslagen, wordt mogelijk doorkruist als de verdachte, die in verband met de onderhavige strafzaak al een aantal maanden in detentie heeft doorgebracht, opnieuw gedetineerd raakt of een taakstraf moet uitvoeren. Derhalve zal het hof de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Meldplicht bij reclassering en houden aan de aanwijzingen
De verdachte meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2] . De verdacht blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
De verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Diagnostiek & Ambulante behandeling
De verdachte werkt mee aan diagnostiek en laat zich, indien nodig, behandelen door forensische polikliniek [kliniiek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De verdachte verblijft binnen een begeleid woontraject van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1997) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Pistool (Omschrijving: PL 1300-2022225306-G6251607. Walther P22)
- 9 STK Munitie (Omschrijving: PL 1 300-2022225306-G6251618. .22).
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022224306-G6251614, Blauw, merk: Xtc)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251563-12.19g. MDMA)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251558, Vermoedelijk 2FM)
- 12 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-G6251560-13.29 gram, Cocaïne) - 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251561 -5.98gram. Cocaïne)
- 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251565, Vermoedelijk coke)
- 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251568-20.36g. Ketamine)
- 14 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-20222225306-6251573-17.8g. wit, merk: Ketamine)
- 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-G6251575, wit poeder, merk: Ketamine)
- 13 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251577-14.49gram, 2FMC)
- 18 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251564, meerkleurig, merk: XTC)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-G6251584-48.63gram, Brok cocaïne)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-G6251612, paars, merk: xtc)
- 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251616, Roze, merk: Pillen)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251617, groen, merk: pil in twee brokjes)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251622, Metamfetamine)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-20222225306-625631, Ketamine)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251637, Cocaïne in brokjes)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251638, Envelop met tekst)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251641, Krantenknipsel)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251642, Bruin, merk: brokjes)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251614, Blauw, merk: XTC opdruk red bull)
- 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-625 1612, XTC)
- 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251616, XTC)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251617, Groen, merk: pil in twee brokjes)
- 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251612, Paars, merk: XTC)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251614, Blauw, merk: XTC)
- 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251616, Roze, merk: in brokjes)
- 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL 1300-2022225306-6251617, Groen, merk: pil in twee brokjes).
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 5 december 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2020, parketnummer 13-301026-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Gelast de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. N.E. Kwak en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 mei 2024.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]