ECLI:NL:GHAMS:2024:1497

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
23-001316-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar in functie door een kopstoot

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar, [benadeelde], door hem op 1 april 2023 een kopstoot te geven. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd, omdat het niet kon instemmen met de vrijspraak van de politierechter. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde zware mishandeling, maar het hof achtte de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling wel bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte de ambtenaar had mishandeld door hem een kopstoot te geven, wat leidde tot een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de ambtenaar die zijn werk deed. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, waarvan een deel voorwaardelijk, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 525,00 werd toegewezen. Het hof overwoog dat de mishandeling tegen een ambtenaar in functie een strafverzwarende omstandigheid was en dat de ernst van het feit niet kon worden genegeerd. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor ambtenaren die belast zijn met openbaar gezag.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001316-23
datum uitspraak: 30 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-089187-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2024 en 30 mei 2024, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 1 april 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] (werkzaam als Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de gemeente Vervoerbedrijf Amsterdam) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een kopstoot tegen diens (linker-)kaak, althans hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 april 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, [benadeelde] (werkzaam als Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de gemeente Vervoerbedrijf Amsterdam) heeft mishandeld door een kopstoot tegen diens (linker-)kaak, althans hoofd te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet kan verenigen met het vonnis in eerste aanleg.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 april 2023 te Amsterdam [benadeelde] (werkzaam als Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij de gemeente Vervoerbedrijf Amsterdam) heeft mishandeld door een kopstoot tegen diens linkerkaak te geven.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte integraal vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de wens van de verdachte om per 30 april 2026 te kunnen naturaliseren. Daartoe heeft zij aangevoerd dat een geldboete vanaf € 900,00 of een taakstraf voor de duur van 36 uur of meer een probleem kunnen vormen voor de naturalisatie van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een kopstoot gegeven aan een buitengewoon opsporingsambtenaar in functie. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze ambtenaar en hem pijn en een vervelende ervaring bezorgd, terwijl hij gewoon zijn werk deed. Het handelen van de verdachte getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een mishandeling door middel van een kopstoot geldt als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 150 uur. De omstandigheid dat de mishandeling is begaan tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar is strafverzwarend.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het oog op het voorkomen van recidive ziet het hof aanleiding om een gedeelte van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen. Echter, omdat het geweld is begaan tegen een ambtenaar in functie, doet een straf zoals verzocht door de raadsvrouw van de verdachte geen recht aan de ernst van het gepleegde feit. Naar het oordeel van het hof is een taakstraf van minder dan 36 uur dan ook niet aan de orde.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 525,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering volledig moet worden toegewezen en dat ter zake daarvan een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen en subsidiair om het bedrag te matigen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de kopstoot geen grote impact heeft gehad en dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij, omdat hij escalerend heeft gehandeld door de verdachte een duw te geven.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van [benadeelde]. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier geen aanknopingspunten dat [benadeelde] onnodig escalerend zou hebben opgetreden jegens de verdachte. Dit blijkt ook niet uit de camerabeelden. Ook de stelling van de raadsvrouw dat de kopstoot geen grote impact op het slachtoffer heeft gehad volgt het hof, gelet op de (aanvullende) letselverklaring en onderbouwing van de vordering, niet. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 april 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. N.E. Kwak en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 mei 2024.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]