ECLI:NL:GHAMS:2024:1460

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/386
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

Op 30 september 2021 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Na ongegrondverklaring van het bezwaar op 8 februari 2022, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft op 17 maart 2023 het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In hoger beroep is enkel de proceskostenvergoeding in geschil. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor de beroepsfase, maar dat vanwege de afwezigheid van belanghebbende en zijn gemachtigde bij de zitting van de rechtbank, alleen een vergoeding voor de indiening van het beroepschrift wordt toegekend. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 657, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactoren voor de bewerkelijkheid van de zaak. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de heffingsambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente over het griffierecht en de proceskostenvergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 23/386
8 mei 2024
uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)
tegen de uitspraak van 17 maart 2023 in de zaak met kenmerk AMS 22/1382 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 30 september 2021 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
Op 8 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4.
Hangende het beroep heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag vernietigd.
1.5.
Bij uitspraak van 17 maart 2023 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’):
“De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt de naheffingsaanslag;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de wettelijke rente over de aan eiser toegekende griffierecht[en] en proceskosten, te rekenen vanaf vier weken na verzending van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.”
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Met dagtekening 9 oktober 2023 en 16 april 2024 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. In laatstgenoemd stuk schrijft (de gemachtigde van) belanghebbende bereid te zijn het hoger beroep in te trekken op voorwaarde dat voor de proceshandelingen in de bezwaarfase € 624 per procespunt wordt toegekend. In dit kader verwijst hij naar de conclusie van Advocaat-Generaal R.J. Koopman van 1 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:235.
1.8.
Met dagtekening 19 december 2023 en 1 mei 2024 heeft de heffingsambtenaar nadere stukken ingediend.
1.9.
Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij brief van 18 april 2024 heeft het Hof partijen geïnformeerd dat het onderzoek is gesloten.

2.Feiten

Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende reeds vóór de uitspraak op bezwaar bewijsstukken heeft overgelegd waaruit bleek dat sprake was van laden en lossen en niet van parkeren.

3.Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is alleen nog de proceskostenvergoeding in beroep in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

5.1.
Het Hof is met partijen van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor de beroepsfase. Doordat eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren bij de zitting van de rechtbank, wordt alleen een vergoeding toegekend voor de indiening van het beroepschrift.
5.2.
De heffingsambtenaar zal worden veroordeeld in de kosten van belanghebbende voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bij de behandeling van het beroep en het hoger beroep. Die kosten worden vastgesteld op afgerond € 657 (€ 437,50 + € 218,75). Daarbij is voor het beroep uitgegaan van 1 punt, een waarde per punt van € 875 en wegingsfactor 0,5 (licht). Voor het hoger beroep is uitgegaan van 1 punt, een waarde per punt van € 875 en wegingsfactor 0,25 (zeer licht).
5.3.
Voor de gehanteerde wegingsfactoren is redengevend dat het Hof de bewerkelijkheid en complexiteit van het beroep en het hogerberoep als gering respectievelijk zeer gering waardeert. De werkbelasting voor de gemachtigde kon daarom (zeer) beperkt zijn.
5.4.
Het Hof vindt in de conclusie van A-G Koopman geen aanleiding een ander tarief toe te passen. Om die reden blijft de proceskostenvergoeding in bezwaar ongewijzigd (2 punten voor het bezwaarschrift en de hoorzitting, een waarde per punt van € 296 en wegingsfactor 0,5).
5.5.
Het hoger beroep is gegrond.

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarin niet is beslist over de proceskostenvergoeding in beroep;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor het geding in beroep en in hoger beroep, vastgesteld op € 657 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht voor het hoger beroep van € 136 aan belanghebbende te vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de wettelijke rente over het aan belanghebbende te vergoeden griffierecht voor het hoger beroep en over de toegekende proceskostenvergoeding voor het beroep en hoger beroep, te rekenen vanaf vier weken na verzending van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: