ECLI:NL:GHAMS:2024:146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.323.944/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer na een geschil met de werkgever

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, aangeduid als [appellant], tegen zijn werkgever, Oncampus Amsterdam B.V. Het geschil betreft de vraag of de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding na een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer was sinds 6 januari 2014 in dienst en had de functie van Tutor of English. De werkgever ontbond de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, die volgens de werkgever voortkwam uit verwijtbaar handelen van de werknemer. De werknemer betwistte dit en stelde dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld door een onzorgvuldig onderzoek naar zijn gedrag uit te voeren, wat leidde tot de verstoorde arbeidsrelatie. Het hof oordeelde dat, hoewel de werkgever steken had laten vallen in het onderzoek, er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werkgever. De werknemer had geen recht op een billijke vergoeding, omdat de verstoorde arbeidsverhouding voornamelijk het gevolg was van zijn eigen gedragingen na de ontvangst van een Letter of Concern. Het hof bekrachtigde de eerdere beslissing van de kantonrechter en veroordeelde de werknemer in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.323.944/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 10112984 EA VERZ 22-556
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 januari 2024
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mrs. L.M. Noordzij te Amsterdam.
tegen
ONCAMPUS AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.P. van Beurden te Utrecht,

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Oncampus Amsterdam genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift (tevens vermeerdering verzoek) met een productie, ontvangen ter griffie van het hof op 10 maart 2023, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovengenoemd zaaknummer, op 12 december 2022 heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen voor zover het verzoek om een billijke vergoeding en de veroordeling van Oncampus Amsterdam in de proceskosten is afgewezen en alsnog Oncampus Amsterdam zal veroordelen (i) tot betaling van een billijke vergoeding van € 62.531,20 bruto aan [appellant] vermeerderd met de wettelijke rente, (ii) om binnen zeven dagen na betekening van de te wijzen beschikking de door [appellant] in het petitum vermelde rectificatie per e-mail aan de medewerkers van Oncampus Amsterdam, de betrokken studenten en [appellant] zelf te doen toekomen, op straffe van een dwangsom, en (iii) tot betaling van de proceskosten in beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente.
Op 12 juli 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van Oncampus Amsterdam ingekomen, inhoudende het beroep van [appellant] ongegrond te verklaren althans te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] (uitvoerbaar bij voorraad) in de kosten van de procedure in beide instanties, met inbegrip van de nakosten.
Op 17 augustus 2023 is ter griffie van het hof ingekomen productie 7 van de zijde van [appellant] , inhoudende een verklaring van zijn echtgenote, [naam 1] .
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023. Bij die gelegenheid hebben mr. L.J. Eleveld namens [appellant] en mrs. Van Beurden en Warnaar namens Oncampus Amsterdam het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1. tot en met 1.27. een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. In deze zaak gaat het om het volgende.
2.2.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 6 januari 2014 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Oncampus Amsterdam en is laatstelijk werkzaam geweest in de functie van Tutor of English. De arbeidsomvang is 29,25 uur per week en zijn maandsalaris bedraagt € 2.343,70 bruto exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Op 12 oktober 2021 heeft Oncampus Amsterdam een klacht van zeven studenten ontvangen over ongepaste opmerkingen van [appellant] tijdens een online les op 8 oktober 2021 en tijdens een één-op-één online les met een student. In de klacht is vermeld dat [appellant] tijdens deze lessen de opmerkingen “
Maybe we can tell them to go back to China” en “
You should go back to China to school” heeft gemaakt.
2.4.
Op 13 oktober 2021 heeft Oncampus Amsterdam een e-mail, met als onderwerp
“I SUPPORT [appellant] !!! Fed back about IELTS class”, ontvangen van [naam 2] , een student van Oncampus Amsterdam die ook aanwezig was tijdens de betreffende online les van [appellant] . In de e-mail is, voor zover van belang, vermeld:
“Later he wanna finish the class and siad: If you guys keep doing this, don’t listen to others in English, don’t communicate with others in English, use Chinese interface social software, go home, go back to China, there are many excellent universities there, you can also get a good education, there is no need to come to the Netherlands.”
2.5.
Vervolgens heeft [naam 3] , Deputy Centre Head bij Oncampus Amsterdam (hierna: [naam 3] ), naar aanleiding van de klacht over [appellant] het zogenaamde stage 1-onderzoek (local level) uitgevoerd. Op 15 oktober 2021 heeft [naam 3] de klachten met [appellant] besproken en op 20 oktober 2021 met de studenten die de klacht hadden ingediend.
2.6.
Op 6/7 december 2021 hebben de studenten via de studentenvertegenwoordiger een klacht ingediend over de wijze waarop hun (vorige) klacht is afgehandeld. Daarop heeft [naam 4] , Chief Academic Officer (hierna: [naam 4] ), namens Oncampus Amsterdam een zogenaamd stage 2-onderzoek (centre head formal review) uitgevoerd.
2.7.
Bij brief van 4 januari 2022 heeft [naam 4] aan de studentenvertegenwoordiger onder meer geschreven:
“Following a detailed review of all the evidence for this Stage 2 complaint, I conclude that this complaint can be upheld based on the findings below: There is no dispute that the reported words were spoken during the class, although there was additional context, not included in the complaint, influenced by concerns from the teacher regarding student engagement in the lesson. This does not, however, mean that the wording used was acceptable. The wording was inappropriate, regardless of context, and caused offence to some of the students in class that day. The writing task provided by the teacher was also inappropriate and not conducive to a positive learning experience. (…)”
2.8.
Bij brief van 14 januari 2022 heeft [naam 5] , Deputy Centre Head Oncampus Sunderland (hierna: [naam 5] ), namens Oncampus Amsterdam aan [appellant] geschreven, voor zover hier van belang:
“I am writing to confirm to you that the organisation has decided to commence an investigation into allegations of inappropriate behaviour, relating to your conduct in the workplace. The alleged misconduct is in relation to the recent academic investigation into a student complaint, where comments and remarks alleged to have been made by you and were alleged to have been inappropriate and offensive. (…)”
[naam 5] heeft [appellant] in deze brief uitgenodigd voor een bijeenkomst op 20 januari 2022 en hem verzocht om materiaal dat bij het onderzoek van nut kan zijn, te overleggen.
2.9.
In een e-mail van 9 februari 2022 aan [naam 5] heeft [appellant] gereageerd op de brief van 14 januari 2022. Deze e-mail heeft [appellant] aan meerdere andere medewerkers in de cc gestuurd. In reactie daarop heeft [naam 6] per e-mail aan [appellant] laten weten dat het niet gepast was om gedurende het onderzoek anderen e-mails hierover te versturen.
2.10.
Op 10 februari 2022 heeft deze bespreking uiteindelijk plaatsgevonden. Voorafgaand aan deze bespreking heeft Oncampus Amsterdam drie documenten aan [appellant] toegestuurd, te weten de studentenklacht van 12 oktober 2021, de notulen van het gesprek op 15 oktober 2021 tussen [appellant] en [naam 3] en de brief van [naam 4] van 4 januari 2022.
2.11.
Op 21 maart 2022 heeft [appellant] zich ziek gemeld.
2.12.
In een e-mail van 21 april 2022 heeft Oncampus Amsterdam aan [appellant] voor zover van belang het volgende bericht:
“(…) As you are aware, following a student complaint, regarding inappropriate use of language and your professional conduct within the workplace, [naam 5] , Deputy Centre Head was appointed as investigating officer and has now concluded his investigation. Please find attached [naam 5] ’s investigation report with the findings and outcome of this investigation.
The outcome of this investigation is to issue you with a Letter of Concern (attached), as based on the investigation findings, it has been concluded that whilst the context in which the comments were made seems to have been misconstruced by the students, you were not mindful of how your comments or remarks may be received by international students, whose first language is not English and who may not have a full understanding of nuance. The requirement for confidentiality continues to apply and all parties included in this investigation are aware of this fact, therefore please rest assured, this matter will be kept private. (…)”
2.13.
In de Letter of Concern van 21 april 2022 is door Douglas namens Oncampus Amsterdam, voor zover hier van belang, het volgende aan [appellant] meegedeeld:
“Following our recent investigation and the discussions regarding your professional conduct within the workplace, I am writing to confirm that I have decided to informally issue you with a letter of concern following an incident which was reported as a formal student complaint on the 12th October 2021. Please note that this is not a disciplinary warning, but a record of this will be stored on your employee file.
Following a local in-centre and central academic investigations, we met to discuss the concerns raised by students regarding your professional conduct, in line with our CEG Equality & Diversity Policy. The findings of the investigation were that, on the balance of probabilities, the alleged comments do appear to have been made.”
2.14.
In een e-mail van 21 april 2022 om 9:41 uur aan [naam 7] , People Partner, UK Head Office (hierna: [naam 7] ), heeft [appellant] gereageerd op de uitkomst van het onderzoek, waarbij hij meerdere andere medewerkers in de cc heeft opgenomen. In de reactie is vermeld, voor zover hier van belang:
“Hi [naam 7] ,
Thank for this. I will respond more fully later but for now I have one question. Have you not watched the recording of the lesson on 8th October last? It was online, on Teams, was recorded, and the words the students lied about in their complaint was clearly not used, as the students were well aware within days of their complaint, and as Dr [naam 4] would have noted had she attempted to carry out a competent investigation of the facts. I’m surprised you don’t seem to have mentioned it, but your report seems somewhat slapdash at first glance. (..)
I have copied in my line managers and the quot;Executive Teamquot; as the investigation is (apparently) over and [naam 6] can scarcely accuse them of corrupt interference at this point.”
2.15.
In reactie daarop heeft [naam 7] bij e-mail van 22 april 2022 om 11:23 uur aan [appellant] bericht, voor zover hier van belang;
“My understanding is this recording has not been watched as this is the first time its existence has been raised. (..)”
2.16.
In reactie op deze e-mail bericht [appellant] dezelfde dag, met een cc aan een aantal anderen, voor zover hier van belang:
“After 6 months of investigating a lesson from October 8th last year, you gave failed to establish what records were made? That is really not a great admission to have to make, is it, [naam 7] ?
In this case I am little less mystified by [naam 4] ’s stream of lies that she emailed to a student who had not attended the lesson. It is honestly the case that she didn’t look at this in the course of her quot;investigationquot;? She accepted the word of this student without corroboration from anyone present in the lesson and disseminated her findings without notifying me, and now you disclose that she didn’t bother to check the online records. Her investigation was beyond amateur. Your whitewash is marginally more professional. (..)”
2.17.
Op 22 april 2022 om 17:03 uur heeft [appellant] aan Oncampus Amsterdam gevraagd of hij de bevindingen van het onderzoek mocht delen op Reddit. Daarbij heeft hij aangegeven dat als iemand daar ongelukkig mee was, hij bereid was om de namen te redigeren.
2.18.
Op 26 april 2022 bericht [appellant] bij e-mail aan (onder andere) [naam 5] en [naam 8] , Chief People Officer, UK Head Office (hierna: [naam 8] ), voor zover hier van belang:

Dear [naam 5] & [naam 7]
I promised to write further after reading your quot;letter of concernquot;.
Please withdraw this letter of concern. It is untrue, as you both well know, having been based on [naam 4] ’s prior lies. You should try to be better than this, even if it means showing some moral courage.”
2.19.
In reactie hierop wordt [appellant] door [naam 8] uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek, waarop [appellant] per e-mail aan haar vraagt of zij een toestemming op papier heeft van [naam 6] . In een volgende e-mail schrijft [appellant] dat hij gelet op de stroom van leugens gedurende de afgelopen zes maanden geen enkel lid van het centrale team nog kan vertrouwen en dat hij zonder de geschreven toestemming niet in gesprek gaat.
2.20.
Op 27 april 2022 en 29 april 2022 stuurt [appellant] opnieuw een e-mail aan [naam 5] en [naam 8] met het verzoek de Letter of Concern in te trekken.
2.21.
Op 3 mei 2022 heeft [naam 8] bij e-mail aan [appellant] een beëindigingsvoorstel verzonden. In de e-mail is opgenomen, voor zover hier van belang:
“I am critically aware that you are currently off work unwell, though have sent a number of emails to which you have intimated a desire for a reply.
Last week your wife, the Centre Director, signaled you are not happy in your present job and working environment following receiving the letter of concern from our recent investigation and are open to corresponding on an exit from the service of Amsterdam Foundation Campus B.V.
For that reason we are attaching a proposal for a settlement agreement.”
2.22.
In de periode van 3 tot en met 9 mei 2022 heeft [appellant] meerdere e-mails aan collega’s gestuurd, waarin hij zijn ongenoegen uit. Zo schrijft hij op 3 mei 2022 aan zijn collega [naam 9] het volgende:
“Hi [naam 9] ,
Would you be able to remove me from the distribution list for these little videos of yours? Although I’m sure you (and team) are putting every effort into their production, I think they are poorly-prepared, uninformative and genuinely risible; it’s really quite embarrassing that a company should be spending resources on this in 2022.
If I want to watch this kind of toe-curling, stream-of-consciousness ‘think piece’, I’ll sign up to TikTok. (…)”
2.23.
Op 9 mei 2022 heeft [appellant] een gesprek gehad met [naam 8] .
2.24.
In een e-mail van 10 mei 2022 bericht [naam 8] aan [appellant] , voor zover hier van belang:
“In order to clarify the position on the specific points you have raised:
- The investigation into the student complaint has concluded and you have received the outcome;
- Our process has been exhausted and there are no further stages;
- There is no intention to retract the Letter of Concern nor compel Dr [naam 4] to apologise;
- Additionally, we do not believe there is a need for any report to the ICO in respect of this matter, nor to contact the students involved;
- I have reviewed the partial recording of the 8 October 2021 IELTS class as directed by you and find no evidence to over-turn the outcome of the investigation and, from what is available to view, your behaviour in the video does not reach the standards we would expect of an ONCAMPUS colleague and we will consider if we will come back to you on this subject later; and
- Further, your failure to divulge the existence of this recording is clear evidence you did not engage fully with any of the investigations, as is sensibly required.
Regarding a number of the comments within your recent emails to and about colleagues including but not limited to myself, [naam 9] , Dr [naam 4] , [naam 6] , [naam 7] and [naam 5] (with a number of other colleagues copied on cc), I find them to be entirely inappropriate and not rooted in fact.
(…)
The volume and tone of your emails, directed to multiple colleagues across the organisation has become a cause for concern. (...) Therefore, I wish to inform you that your access to company systems has been removed and, whilst you retain access to email for correspondence purposes only, all future email correspondence from yourONCAMPUS (…) email address will be automatically routed to my inbox from now on. (...)”
2.25.
Op 30 mei 2022 heeft [appellant] de bedrijfsarts bezocht. In het advies wordt vermeld dat de klachten niet op ziekte of gebrek berusten, maar op een geschil tussen werknemer en werkgever c.q. een verschil in visie tussen partijen, zodat feitelijk sprake is van een “arbeids-conflictueuze situatie”. Geadviseerd wordt om na een korte interventieperiode in gesprek te gaan en om indien de problemen niet uiterlijk op 15 juni 2022 opgelost zijn, mediation te starten. Gelet op het niet meer aanwezig zijn van medische beperkingen is geen vervolgspreekuur gepland.
2.26.
Partijen hebben in de periode van 9 juni 2022 tot en met 29 juni 2022 onderhandeld over een vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn het niet eens geworden.
2.27.
In de periode van juli 2022 tot en met 6 september 2022 heeft er een mediationtraject gelopen, maar hebben partijen geen resultaat bereikt.

3.Beoordeling

3.1.
Oncampus Amsterdam heeft in eerste aanleg verzocht om de arbeidsovereenkomst met [appellant] zo spoedig mogelijk te ontbinden primair vanwege verwijtbaar handelen (artikel 7:669 lid 3 sub e BW), subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW) en meer subsidiair vanwege een combinatie van omstandigheden (artikel 7:669 lid 3 sub i BW), onder toekenning aan [appellant] van de transitievergoeding, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[appellant] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In zijn verweerschrift tevens houdende zelfstandig tegenverzoek heeft [appellant] verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden zonder artikel 7:671b lid 9 sub a BW daarbij te betrekken, om Oncampus Amsterdam te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de transitievergoeding van € 7.724,- bruto en een billijke vergoeding van € 60.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van Oncampus Amsterdam in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 1 februari 2023 vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand. De kantonrechter heeft de door [appellant] verzochte transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW toegekend. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Oncampus Amsterdam en dat [appellant] derhalve geen recht heeft op een billijke vergoeding. Niet gezegd kan worden dat het door Oncampus Amsterdam uitgevoerde onderzoek en de uitkomst daarvan als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan worden gekenschetst. Dat Oncampus Amsterdam daarbij kennelijk de beschikbare opname van de les niet heeft beluisterd, mag als onzorgvuldig getypeerd worden maar levert onder de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten op. Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is van een valse ontslaggrond. Dat Oncampus Amsterdam de situatie nodeloos op de spits heeft gedreven, zoals [appellant] heeft betoogd, valt uit het beschikbare feitenmateriaal niet af te leiden. Het is eerder [appellant] die door zijn e-mails de zaak verder heeft laten escaleren en ook aanstuurt op verdere verspreiding. De gedragingen van [appellant] na de ontvangst van de Letter of Concern zijn door Oncampus Amsterdam terecht als grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangemerkt. Dat Oncampus Amsterdam vervolgens onder deze omstandigheden vanaf 3 mei 2022 heeft geprobeerd in onderling overleg tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, kan evenmin als ernstig verwijtbaar worden beschouwd. Voor een billijke vergoeding is derhalve geen plaats. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.4.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.5.
Met de
grieven 1 tot en met 6bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Oncampus Amsterdam. Primair is [appellant] van mening dat Oncampus Amsterdam ernstig verwijtbaar heeft gehandeld doordat er als gevolg van laakbaar gedrag harerzijds een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan. Volgens [appellant] is de verstoorde arbeidsverhouding ontstaan door het laakbare gedrag van Oncampus Amsterdam door onzorgvuldig onderzoek te verrichten. Het onderzoek is zonder enkele basis geëscaleerd van een stage 1 naar een stage 2 onderzoek. Oncampus Amsterdam heeft de onterechte escalatie niet (voldoende) onderzocht, de video opnamen van de online les op 8 oktober 2021 ten onrechte niet bekeken, [appellant] niet op de hoogte gehouden en geen behoorlijke hoor en wederhoor toegepast. [appellant] heeft nooit de kans gekregen om te reageren op de stage 2-klacht. Ook was geen sprake van transparantie; tijdens het hele onderzoek zijn er geen documenten met [appellant] gedeeld. Oncampus Amsterdam heeft ten onrechte geweigerd om [appellant] erkenning te geven van zijn onschuld, heeft geen poging gedaan om de gemoederen te sussen en heeft een voorbarig beëindigingsvoorstel gegeven. [appellant] betwist dat hij de vermeende ongepaste opmerkingen tijdens de online les op 8 oktober 2021 heeft gemaakt; daar is ook geen bewijs voor. Subsidiair heeft Oncampus Amsterdam volgens [appellant] ernstig verwijtbaar gehandeld door een valse ontslaggrond aan te dragen. Oncampus Amsterdam heeft op 3 mei 2022 veel te voorbarig aangestuurd op ontslag door ongevraagd en uit het niets een beëindigingsvoorstel te doen. De e-mails die [appellant] heeft verstuurd na de ontvangst van de Letter of Concern waren niet onbegrijpelijk gezien de gehele context en het laakbare gedrag van Oncampus Amsterdam. Oncampus Amsterdam heeft die gedragingen ten onrechte als grond voor ontbinding aangemerkt. Zij heeft het ontbindingsverzoek enkel gedaan om het einde van de arbeidsovereenkomst te forceren, terwijl het op haar weg lag om als goed werkgever pogingen te doen de verhoudingen te verbeteren.
3.6.
Het hof stelt voorop dat geen der partijen heeft gegriefd tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst als zodanig en de daarbij gehanteerde ontbindingsgrond (verstoorde verhouding, de g-grond). In artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is bepaald dat de kantonrechter aan de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Er dient, derhalve, enige mate van causaal verband te zijn tussen de verstoorde verhouding die ten grondslag ligt aan de ontbinding, en het ernstig verwijtbaar handelen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever zich bijvoorbeeld zal voordoen in geval een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, en in geval er als gevolg van ernstig laakbaar gedrag van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan.
3.7.
Het hof is van oordeel dat Oncampus Amsterdam, hoewel zij steken heeft laten vallen in de wijze waarop het onderzoek naar het gedrag van [appellant] is verricht, niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het volgende is daartoe redengevend. Naar aanleiding van de klacht die een aantal studenten op 12 oktober 2021 hebben ingediend over ongepaste opmerkingen van [appellant] tijdens twee online lessen, is Oncampus Amsterdam een ‘stage 1 onderzoek’ op lokaal niveau gestart. Het hof merkt op dat ter zitting is erkend door Oncampus Amsterdam dat er geen beschreven, heldere proceshandleiding is voor de wijze waarop onderzoek in respectievelijk stage 1, 2 en 3 dient plaats te vinden. Op 15 oktober 2021 heeft [naam 3] de klachten eerst met [appellant] besproken en vervolgens op 20 oktober 2021 met de studenten en hun studentenvertegenwoordiger. Oncampus Amsterdam is tegemoet gekomen aan de verzoeken van de studenten. Zo zijn de lessen van [appellant] overgenomen door [naam 1] (de echtgenote van [appellant] , tevens werkzaam bij Oncampus Amsterdam als Centre Head/Director). Ook heeft [appellant] ermee ingestemd om zijn excuses aan te bieden voor de mogelijke misverstanden, maar vanwege de afwezigheid van de studenten tijdens de lessen nadien is dat uiteindelijk niet meer gebeurd. In een e-mail van 21 oktober 2021 heeft [naam 3] de op basis van het gesprek gemaakte afspraken aan de studenten gestuurd, maar niet aan [appellant] . Ook heeft Oncampus Amsterdam nagelaten om [appellant] het verslag van het gesprek van 15 oktober 2021 toe te sturen of enige andere documentatie in het kader van het stage 1 onderzoek toe sturen. Vervolgens is Oncampus Amsterdam naar aanleiding van een nieuwe klacht van de studentenvertegenwoordiger van 7 december 2021 over de afhandeling van de vorige klacht, een onderzoek op centraal (overkoepelend) niveau (stage 2) gestart. Daarbij was van belang dat Oncampus Amsterdam belangenverstrengeling heeft willen voorkomen, omdat de echtgenote van [appellant] als Centre Head/Director werkzaam is bij Oncampus Amsterdam. Dat het onderzoek zonder enkele basis is geëscaleerd van stage 1 naar stage 2, zoals [appellant] stelt, kan onder deze omstandigheden derhalve niet worden gevolgd.
3.8.
Vastgesteld kan worden dat [naam 4] tijdens het stage 2 onderzoek op 15 december 2021 met de betrokken studenten heeft gesproken, maar niet met [appellant] . Desondanks heeft [naam 4] in de brief van 4 januari 2022 aan de studentenvertegenwoordiger geconcludeerd dat vast is komen te staan dat [appellant] de verweten opmerkingen tijdens de online les heeft gemaakt en dat die opmerkingen, ongeacht de context, ongepast en beledigend voor de studenten waren. Pas op 31 januari 2022 is [appellant] op de hoogte gesteld van de uitkomst van het stage 2 onderzoek. Niet gezegd kan worden dat in deze fase van het onderzoek sprake is van voldoende hoor en wederhoor en een duidelijke, tijdige communicatie. Daarna heeft Oncampus Amsterdam naar aanleiding van de uitkomst van het stage 2 onderzoek op 14 januari 2022 aangekondigd dat een onderzoek wordt gestart naar de beschuldigingen aan het adres van [appellant] (een zogenaamd stage 3 onderzoek). In het kader van dit onderzoek hebben [naam 5] en [naam 7] op 10 februari 2022 met [appellant] gesproken. Voorafgaand aan dit gesprek heeft Oncampus Amsterdam de studentenklacht van 12 oktober 2021 aan [appellant] toegestuurd alsmede de notulen van het gesprek van [naam 3] met [appellant] op 15 oktober 2021 en de brief van [naam 4] van 4 januari 2022 aan de studentenvertegenwoordiger. Op 21 april 2022 heeft Oncampus Amsterdam het eindrapport van het stage 3 onderzoek en een Letter of Concern aan [appellant] toegestuurd. In de Letter of Concern heeft Oncampus Amsterdam, op basis van dit rapport, aan [appellant] meegedeeld dat uit het onderzoek is gebleken dat de vermeende opmerkingen naar alle waarschijnlijkheid zijn gemaakt, dat de context waarin [appellant] de opmerkingen heeft gemaakt verkeerd zijn geïnterpreteerd door de studenten en dat [appellant] meer aandacht had moeten hebben voor hoe zijn opmerkingen bij internationale studenten zouden overkomen. Benadrukt wordt dat de deze brief geen disciplinaire waarschuwing/maatregel is, maar dat het zal worden toegevoegd aan het personeelsdossier van [appellant] .
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat Oncampus Amsterdam met name tijdens het stage 1 en stage 2 onderzoek meerdere steken heeft laten vallen door gebrekkig en niet tijdig met [appellant] te communiceren, door niet tijdig alle relevante documenten aan [appellant] toe te sturen, door [appellant] tijdens het stage 2 onderzoek in het geheel niet te horen en door de beschikbare video opname van de online les van 8 oktober 2021 niet (tijdig) te bekijken en bij het onderzoek te betrekken. Dit valt Oncampus Amsterdam te verwijten. Desalniettemin kan niet gezegd worden dat het door Oncampus Amsterdam uitgevoerde onderzoek in zijn totaliteit zodanig onzorgvuldig of ondeugdelijk heeft plaatsgevonden dat sprake is van
ernstigeverwijtbaarheid. Oncampus Amsterdam heeft de klachten serieus opgepakt, heeft de betrokken studenten gehoord, heeft [appellant] in ieder geval tijdens het stage 1 en stage 3 onderzoek gehoord, en heeft [appellant] uiteindelijk tijdens het stage 3 onderzoek wel tijdig voor de bespreking alle relevante documenten toegestuurd en hem uitgenodigd om materiaal dat voor het onderzoek van nut kan zijn, te overleggen.
3.10.
Daarbij komt dat Oncampus Amsterdam aan de uitkomst van de onderzoeken milde consequenties heeft verbonden; zij heeft geen disciplinaire maatregelen opgelegd maar enkel een Letter of Concern aan [appellant] toegestuurd. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat de verstoring van de arbeidsverhouding het gevolg is van de handelwijze van Oncampus Amsterdam bij de uitvoering van deze onderzoeken. Het hof is van oordeel dat met name de gedragingen van [appellant] ná de ontvangst van de Letter of Concern hebben geleid tot de verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen. Direct na ontvangst van de Letter of Concern heeft [appellant] op 21 april 2022 op niet professionele toon zijn verontwaardiging geuit over de uitkomst van het onderzoek en over het feit dat de video-opnames van de online les niet zijn bekeken; daarbij heeft [appellant] meerdere medewerkers van Oncampus Amsterdam in de cc gezet. Op 23 april 2022 heeft [appellant] verzocht om de uitkomst van de onderzoeken op het online forum platform Redditt te zetten. Ook heeft hij Oncampus Amsterdam op 26 april 2022 verzocht om de Letter of Concern in te trekken, waarbij hij op ongepaste wijze spreekt over andere collega’s en waarbij hij ook weer andere medewerkers in de cc heeft gezet. Naar aanleiding van het beëindigingsvoorstel van Oncampus Amsterdam op 3 mei 2022, heeft [appellant] in de periode van 3 tot en met 9 mei 2022 opnieuw in verschillende e-mails op ongepaste wijze zijn ongenoegen geuit over (de uitkomst van) het onderzoek en over meerdere collega’s van Oncampus Amsterdam. Het beëindigingsvoorstel van Oncampus Amsterdam kwam voor [appellant] wellicht als een verrassing, maar kan niet als ernstig verwijtbaar worden aangemerkt en rechtvaardigt evenmin deze reactie van [appellant] . De onderlinge verhoudingen zijn door de handelwijze van [appellant] sinds april 2022 verstoord geraakt. Op advies van de bedrijfsarts zijn partijen in juni 2022 ook een mediationtraject gestart, dat niet tot een oplossing heeft geleid. Het is daarom te begrijpen dat Oncampus Amsterdam geen vertrouwen meer heeft in herstel van de verhoudingen en een vruchtbare samenwerking. Onder deze omstandigheden kan evenmin gezegd worden dat Oncampus Amsterdam een valse ontslaggrond heeft aangevoerd.
3.11.
Gelet op het voorgaande, wordt geconcludeerd dat jegens [appellant] geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van Oncampus Amsterdam als bedoeld in artikel 7:682 lid 1 sub c BW. De grieven 1 tot en met 6 falen derhalve. Aan [appellant] komt daarmee geen billijke vergoeding toe. Evenmin is grond voor veroordeling van Oncampus Amsterdam tot verzending van een rectificatie.
Slotsom
3.12.
De slotsom is dat de grieven falen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Partijen hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbiedingen daarom worden gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Oncampus Amsterdam gevallen op € 783,-- aan verschotten en € 2.366,-- aan salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken veroordeling(en) en betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C. Boot, T.S. Pieters en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.