ECLI:NL:GHAMS:2024:1447

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
200.328.409/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een erfrechtelijke procedure met geschil tussen erfgenamen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een vereffenaar in een erfrechtelijke procedure. De verzoekers, kinderen van de overleden erflaatster, waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een vereffenaar was benoemd op verzoek van een van de erfgenamen. De erflaatster was op [datum] 2021 overleden en had in haar testament haar kinderen als erfgenamen benoemd. De verzoekers stelden dat zij in staat waren om de erfenis zelf af te wikkelen en dat de benoeming van een vereffenaar onnodige kosten met zich zou brengen. De verweerders, die ook erfgenamen zijn, stelden echter dat er een professionele vereffenaar nodig was, omdat er een verstoorde verhouding was tussen de partijen en zij niet in staat waren om gezamenlijk de erfenis te vereffenen. Het hof oordeelde dat de benoeming van een vereffenaar noodzakelijk was, gezien de ernstige conflicten tussen de partijen en het gebrek aan onderling vertrouwen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de verzoekers af. De proceskosten werden niet aan de verzoekers opgelegd, gezien de familierechtelijke aard van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.328.409/01
zaaknummer rechtbank: C/15/334348 / HA RK 22-207
beschikking van de meervoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [plaats A] ,
hierna te noemen: [verzoeker 1] ,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem
en

2.[verzoeker 2] ,

wonende te [plaats A] ,
hierna te noemen: [verzoeker 2] ,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te [plaats B] ,
hierna te noemen: [verweerder 1] ,
advocaat: mr. M.J.E. Spoormaker te Leiden.
en

2.[verweerder 2] ,

wonende te [plaats C] ,
hierna te noemen: [verweerder 2] ,
advocaat: mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht
en

3.[verweerder 3] ,

wonende te [plaats D] ,
hierna te noemen: [verweerder 3] ,
advocaat: mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht
hierna gezamenlijk te noemen: verweerders.
Het hof heeft verder als belanghebbende in deze zaak aangemerkt:
- mr. [vereffenaar] , statutair bestuurder van [X] B.V. (verder te noemen: de vereffenaar).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) van 14 maart 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De verzoekers zijn op 12 juni 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
14 maart 2023.
2.2
[verweerder 1] heeft op 31 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft vervolgens het volgende stuk ontvangen:
- een akte tot referte van de zijde van [verweerder 2] en [verweerder 3] van 5 december 2023.
2.4
Op 6 december 2023 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- de verweerders, bijgestaan door hun advocaten;
- de vereffenaar.
2.5
Na de regiezitting heeft het hof het volgende stuk ontvangen:
- een incidentele conclusie tot voeging van de zijde van [verweerder 2] en [verweerder 3] van 7 februari 2024.
2.6
De mondelinge behandeling (hierna: de zitting) is op 22 maart 2024 voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- de verweerders, bijgestaan door hun advocaten;
- de vereffenaar en zijn collega [collega] van [X] B.V.;
Mr. Spoormaker heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.7
Op 12 april 2024 heeft [verzoeker 1] de wraking verzocht van mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, die de zitting van 22 maart 2024 heeft voorgezeten. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 15 mei 2024 op zitting behandeld. De wrakingskamer heeft [verzoeker 1] op 16 mei 2024 niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot wraking.

3.De feiten

3.1
Op [datum] 2021 is te [plaats A] overleden [erflaatster] , geboren te [plaats E] [in] 1930, laatstelijk gewoond hebbende te [plaats A] (hierna te noemen: de erflaatster). Partijen zijn de kinderen van erflaatster.
3.2
De erflaatster heeft bij testament van 17 maart 1987 over haar nalatenschap beschikt, waarbij zij haar inmiddels overleden man [de vader] (hierna te noemen: de vader) en hun kinderen tot erfgenamen heeft benoemd. Vanwege het vooroverlijden van de vader zijn enkel de kinderen erfgenamen.
3.3
[verweerder 1] heeft door middel van een volmacht bij akte van 12 oktober 2022 de nalatenschap aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving (de zogenaamde beneficiaire aanvaarding).
3.4
In het testament van de vader is, voor zover van belang, bepaald:
“Ten tweede:
(…)
2. Ik benoem tot mijn enige erfgenamen tezamen en voor gelijke delen mijn echtgenote, [echtgenote] voornoemd en mijn kinderen. (…)
(…)
Ten derde:
Voor het geval mijn voornoemde echtgenote tot mijn erfgenamen behoort maak ik tussen mijn erfgenamen de navolgende boedelverdeling:
1. Ik deel toe aan mijn echtgenote alle baten mijner nalatenschap onder de verplichting:
alle schulden en kosten mijner nalatenschap (…) zomede alle terzake van mijn nalatenschap verschuldigde successierechten voor haar rekening te nemen.
aan ieder van mijn overige erfgenamen op de wijze als hierna omschreven, wegens overbedeling schuldig te blijven een bedrag in contanten, gelijk aan ieders zuiver erfdeel (…).
Ten vierde:
De vorderingen ten laste van mijn echtgenote (…) zijn (…) eerst opeisbaar bij haar overlijden (…).”

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van [verweerder 1] mr. [vereffenaar] van [X] B.V. benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de erflaatster.
4.2
De verzoekers verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van [verweerder 1] af te wijzen.
4.3
De verweerders verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoekers te veroordelen in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 4:203 BW kan de rechter na een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving een vereffenaar benoemen, onder meer op verzoek van een erfgenaam. De door de rechter benoemde persoon treedt als vereffenaar in de plaats van de erfgenamen.
De standpunten van partijen
5.2
De verzoekers vinden het niet nodig om de benoeming van de vereffenaar in stand te laten. [verzoeker 1] heeft tot op heden alle nodige stappen in de afwikkeling van de erfenis ondernomen en zij heeft haar broers en zussen hierover ingelicht. Ook is zij bereid om het ouderlijk huis te verkopen. Een vereffenaar zal onnodige kosten met zich brengen, terwijl de partijen zelf in staat zijn om de erfenis af te wikkelen.
5.3
De verweerders vinden het noodzakelijk dat er een professionele vereffenaar is om de erfenis te vereffenen. De partijen zijn met elkaar gebrouilleerd en zijn niet in staat om gezamenlijk te vereffenen. [verzoeker 1] heeft de verweerders (met name [verweerder 1] ) uitgesloten van alle informatie met betrekking tot de nalatenschap. [verzoeker 1] heeft zichzelf een bevoegdheid gegeven waar de verweerders – en het testament van de erflaatster – geen toestemming voor hebben gegeven.
5.4
De vereffenaar ziet dat de partijen gezamenlijk niet in staat zijn om de erfenis te vereffenen. De vereffenaar vindt het daarom belangrijk dat zijn onafhankelijke en neutrale positie gehandhaafd blijft om de erfenis af te wikkelen.
Beoordeling door het hof
5.5
Het feit dat de nalatenschap door [verweerder 1] in oktober 2022 beneficiair is aanvaard, brengt mee dat de nalatenschap op de wettelijk voorgeschreven wijze moet worden vereffend. De erfgenamen kunnen in beginsel gezamenlijk de erfenis vereffenen. Op verzoek van een van de erfgenamen kan er door de rechter een vereffenaar worden benoemd. De vereffenaar zal dan in plaats van de (gezamenlijke) erfgenamen de erfenis vereffenen.
5.6
Het hof is van oordeel dat de verweerders belang hebben bij een professionele vereffenaar. De partijen zijn sinds het overlijden van de erflaatster niet gezamenlijk als vereffenaar opgetreden. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] geven aan dat zij de nalatenschap goed hebben beheerd. Zij hebben naar eigen zeggen alle rekeningen voldaan en de aangifte erfbelasting ingediend. Zij hebben dit echter zelfstandig, zonder overleg met de andere erfgenamen, gedaan. De verweerders hebben onweersproken aangevoerd dat zij hiervoor geen toestemming hebben gegeven. Er is daarom geen sprake van een gezamenlijk optreden als vereffenaar. De verweerders hebben verder aangevoerd dat zij niet op de hoogte worden gehouden door [verzoeker 1] over ontwikkelingen in de nalatenschap. Zij hebben meerdere pogingen gedaan om een afspraak te maken om de afwikkeling van de nalatenschap te bespreken. Het was moeilijk om hierover in contact te komen met [verzoeker 1] . Volgens [verweerder 2] en [verweerder 3] heeft één afspraak plaats gevonden, die volgens hen is geëscaleerd. [verweerder 1] voert aan dat zij niet is betrokken bij het contact rondom de afwikkeling van de erfenis. De verweerders hebben daarnaast – bij een gebrek aan informatie – twijfels over de juistheid van de door [verzoeker 1] ondernomen acties, zoals de aangifte erfbelasting en de berekening door de boedelnotaris. [verzoeker 1] heeft tegenover dit verweer niets gesteld of stukken overgelegd waaruit anders blijkt.
Uit de stukken en op de zitting is gebleken dat sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen partijen. Op de zitting hebben partijen elkaar over en weer heftige verwijten gemaakt, waaruit een gebrek aan onderling vertrouwen blijkt. Hoewel een professionele vereffenaar kosten met zich zal brengen, is de benoeming van een dergelijke vereffenaar naar het oordeel van het hof noodzakelijk, aangezien partijen naar verwachting niet in staat zijn om de nalatenschap gezamenlijk te vereffenen.
5.7
Bovendien is de verkoop en verdeling van het ouderlijk huis in deze zaak een extra complicerende factor. Het aan partijen te betalen wettelijk erfdeel voortkomende uit de nalatenschap van hun vader is een schuld die uit de nalatenschap van de moeder aan de erfgenamen betaald moet worden. De opbrengst van het ouderlijk huis is nodig om die schuld te kunnen voldoen. [verzoeker 1] woont tot op heden in het ouderlijk huis. Hoewel [verzoeker 1] aangeeft dat zij bereid is om dit huis te verkopen, blijkt zij geen initiatief te nemen om de verkoop van het huis daadwerkelijk te realiseren. [verzoeker 1] wil het huis pas verkopen als zij een andere woning heeft gevonden. Inmiddels is drie jaar verstreken sinds het overlijden van de moeder van partijen en heeft [verzoeker 1] naar eigen zeggen nog geen zicht op een nieuwe woning. Hoewel zij al jarenlang staat ingeschreven voor een eigen huurwoning is deze volgens [verzoeker 1] niet beschikbaar, en zij zegt geen ander huis te kunnen kopen bij gebrek aan financiële middelen. [verzoeker 1] heeft daarom (nog) geen makelaar ingeschakeld en heeft evenmin stappen ondernomen om het huis op te ruimen. Ten slotte betaalt [verzoeker 1] geen vergoeding aan haar broers en zussen voor het gebruik van de woning. [verzoeker 1] heeft aangegeven hier ook geen aanleiding voor te zien omdat haar broers en zusters beschikken over een koophuis en goede banen en genoeg geld hebben, en zij niet. De jarenlange impasse rondom de verkoop van het huis vormt voor het hof een reden te meer voor benoeming van een neutrale en onpartijdige vereffenaar.
Uit het bovenstaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
Proceskosten
5.8
Het hof ziet, vanwege de familierechtelijke aard van deze zaak, geen aanleiding om de verzoekers in de proceskosten te veroordelen en wijst het verzoek daartoe af.

6. De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 maart 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.M. van Baardewijk en mr. L.M. Coenraad, in tegenwoordigheid van L.A.M. van Gelderen als griffier en is op 28 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.