5.2Het hof overweegt als volgt. De rechthebbende is 88 jaar en lijdt aan ouderdomsdementie. Vanwege de hoogte van de lening en het feit dat de rechthebbende vanwege ouderdomsdementie in de verzorgingsinstelling verblijft, is door de bewindvoerder een machtiging tot het verstrekken van een geldlening verzocht. Naar het oordeel van het hof bestaan er bij de bewindvoerder terecht twijfels over de wilsbekwaamheid van de rechthebbende, zodat voor deze beschikkingshandeling een machtiging van de kantonrechter is vereist.
Uit het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat de rechthebbende inkomsten heeft uit een pensioen en een AOW-uitkering. De uitgaven van de rechthebbende kunnen uit deze inkomsten worden gedekt. De kantonrechter heeft op 21 maart 2023 een machtiging verleend tot verkoop van de woning aan de zoon. De koopsom bedraagt € 260.000,-. De zoon heeft hiervoor een netto hypothecaire geldlening bij de ING afgesloten van € 146.064,-. Een deel van de betaling van de koopsom (€ 140.000,-) wenst de zoon te voldoen met een geldleningsovereenkomst tussen hem en de rechthebbende. Dit betekent dat de rechthebbende, na verkoop van de woning, een bedrag van € 120.000,- daadwerkelijk gestort zal krijgen op zijn bankrekening. Voor het bedrag van € 140.000,- hebben de zoon en de bewindvoerder bij de notaris een ontwerp geldleningsovereenkomst laten opstellen waarin de volgende voorwaarden en bedingen zijn opgenomen:
“1.
Looptijd:
De geldlening wordt verstrekt voor een rentevast periode van tien (10) jaar.
2. 2.
Rente
De schuldenaar zal over het hiervoor genoemde bedrag van de geldlening een rente betalen van vier vijf/tiende procent (4,5%), te voldoen in maandelijkse termijnen bij voorafbetaling, voor het eerst op #.
3. 3.
Aflossing
Op de hoofdsom behoeft niet te worden afgelost. Schuldenaar is vrij om af te lossen op de geldlening.
[…]
5. 5.
Opeisbaarheid
De hoofdsom is direct opeisbaar en dient met de lopende en de eventueel achterstallige rente te worden terugbetaald
a. bij niet-nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht (8) dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen;
b. bij beslag op een goed van de schuldenaar, bij faillissement of surséance van de schuldenaar of aanvrage daartoe, en in alle andere gevallen waarin hij het vrije beheer over een of meer van zijn goederen verliest, alsmede bij zijn overlijden;
c. in de hierna bij de hypotheekbepalingen genoemde gevallen.
[…]
Positieve en negatieve hypotheekverklaring
1. Zolang de schuldeiser nog enige vordering uit hoofde van voormelde geldlening heeft op schuldenaar, zal schuldenaar zonder schriftelijke toestemming van de schuldeiser voormelde aan haar toebehorende onroerende zaak aan de [A-straat] [plaats B] (gemeente [plaats A] ) geheel noch ten dele verkopen, in huurkoop geven, ruilen, verhuren, schenken, op andere wijze vervreemden of met hypotheek of ander zakelijk recht bezwaren, behoudens in het geval als hierna in lid 2 genoemd;
2. Schuldenaar zal op eerste vordering van schuldeiser onder de gebruikelijke voorwaarden, te haren behoeve een recht van hypotheek vestigen op de in lid 1 genoemde onroerende zaak. Zulks ter zekerheid voor de voldoening van al hetgeen schuldeiser van schuldenaar te vorderen mocht hebben, zulks tot een bedrag van genoemde schuld of het resterende bedrag daarvan, vermeerderd met vijfendertig procent (35,00%) daarvan rente, boeten en kosten;
3. De hiervoor in lid 1 en 2 genoemde verbintenissen zullen vervallen indien en zodra ten genoegen van schuldeiser, op haar vordering of vrijwillig, voldoende hypothecaire zekerheid is gesteld.
[…].”
Het is voor het ondertekenen van deze geldleningsovereenkomst dat de bewindvoerder een machtiging aan de kantonrechter heeft verzocht. De bewindvoerder is van mening dat de geldleningsovereenkomst, onder de hiervoor aangehaalde voorwaarden, de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende niet schaadt. Daarbij heeft de bewindvoerder de overtuiging dat het altijd de wens van de rechthebbende is geweest om de zoon de gelegenheid te geven om de woning over te nemen. De zoon is het enige kind van de rechthebbende en zij hebben, op een tijdelijke onderbreking na, altijd samen in de woning gewoond. De echtgenote van de rechthebbende is in 2020 overleden.