ECLI:NL:GHAMS:2024:1436

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
23-000050-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor computervredebreuk, wissen van gegevens, poging tot oplichting en poging tot computervredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor computervredebreuk, het wissen van opgeslagen gegevens, poging tot oplichting en poging tot computervredebreuk, waarbij meerdere slachtoffers betrokken zijn. De verdachte heeft zich gedurende enkele jaren op grote schaal beziggehouden met het hacken van iCloud-accounts van slachtoffers, waaronder bekende personen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming grote hoeveelheden privégegevens heeft gedownload en opgeslagen, wat een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers met zich meebracht. De verdachte heeft ook geprobeerd om een van de slachtoffers te manipuleren tot het versturen van seksueel getinte foto's. Het hof heeft, mede op basis van een reclasseringsadvies, besloten om een langdurige taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in plaats van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast zijn er beslagbeslissingen genomen en zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000050-20
datum uitspraak: 28 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-870593-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 april 2024 en 14 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie en de verdachte hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw, de benadeelde partij ‘slachtoffer 2’ en de advocaten van de benadeelde partijen ‘slachtoffer 1’ en ‘slachtoffer 43’ naar voren hebben gebracht.
2. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de verdachte in het hoger beroep
2.1.
Ingestelde hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank geheel vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair en subsidiair en onder 9 is tenlastegelegd. Voorts is de verdachte vrijgesproken van een deel van het onder 7 en 8 tenlastegelegde, te weten van (ten aanzien van feit 7) slachtoffers 5, 11, 13, 16 en (ten aanzien van feit 8) slachtoffers 23, 24, 33, 35 en 38. Het openbaar ministerie en de verdachte hebben elk onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, zodat – in beginsel – alle tenlastegelegde feiten geheel aan het oordeel van het hof onderworpen zijn.
2.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft medegedeeld geen bezwaren (meer) te hebben tegen het vonnis, voor zover dat ziet op de beslissingen tot vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair en onder 9 tenlastegelegde en heeft gevorderd het openbaar ministerie en de verdediging ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren.
Voorts heeft de advocaat-generaal medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen de beslissingen tot vrijspraak ten aanzien van het onder 7 cumulatief tenlastegelegde – voor zover dat feit ziet op slachtoffers 5 en 16 – en het onder 8 cumulatief tenlastegelegde – voor zover dat feit ziet op slachtoffers 23, 24 en 38. Hij heeft gevorderd het openbaar ministerie en de verdediging ten aanzien van deze gedeelten van feiten 7 en 8 niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep wordt verklaard ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde, aangezien het geen bezwaren heeft tegen de beslissingen in het vonnis ten aanzien van dit feit.
2.3.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair, het onder 7 cumulatief en 8 cumulatief tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op hetzelfde standpunt gesteld als de advocaat-generaal.
Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde, voor zover dat ziet op slachtoffers 33 en 35. Bij appelschriftuur van 21 januari 2020 is namelijk namens het openbaar ministerie te kennen gegeven dat het berust in de beslissingen ten aanzien van feit 8, hetgeen in mei 2022 en laatstelijk in de week voor de zitting meermalen schriftelijk is herhaald, terwijl de advocaat-generaal pas één werkdag voor de zitting van dat standpunt is teruggekomen. Volgens de raadsvrouw is bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het openbaar ministerie het hof zou verzoeken om ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, derde lid Sv. Door dat niet te doen is de gang van zaken in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdediging enkel verweer zal voeren ten aanzien van feit 6 (integraal) en feit 8 – voor zover dat ziet op slachtoffer 28. Zij heeft verzocht het hoger beroep van de verdachte voor het overige met toepassing van het bepaalde in artikel 416, tweede lid Sv niet-ontvankelijk te verklaren.
2.4.
Oordeel van het hof
2.4.1.
Ten aanzien van feiten 2, 7 cumulatief, 8 cumulatief en 9
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair en subsidiair, onder 7 cumulatief ter zake van slachtoffers 5 en 16, onder 8 cumulatief ter zake van slachtoffers 23, 24 en 38 en onder 9 is tenlastegelegd. Blijkens hetgeen de advocaat-generaal hieromtrent naar voren heeft gebracht, moet het openbaar ministerie geacht worden ten aanzien van deze feiten de eerder tegen het vonnis levende bezwaren in te trekken, zodat het openbaar ministerie, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid Sv, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen tot vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom eveneens niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de voornoemde in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
2.4.2.
Ten aanzien van feit 6
Aangezien de verdachte het door hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde heeft gehandhaafd, zal het hof hierover een inhoudelijk oordeel geven.
2.4.3.
Ten aanzien van feit 8, slachtoffers 33 en 35
Het hof stelt voorop dat in de artikelen 167, eerste lid, en 242, eerste lid Sv aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporings- of voorbereidend onderzoek (verdere) vervolging moet plaatsvinden. In lijn hiermee heeft het openbaar ministerie eveneens de bevoegdheid om te beslissen of naar aanleiding van een gewezen vonnis hoger beroep ingesteld dient te worden.
Het hof stelt het volgende vast. Het openbaar ministerie heeft op 7 januari 2020 onbeperkt hoger beroep ingesteld. In de appelschriftuur van 20 januari 2020 heeft het openbaar ministerie medegedeeld dat het zich niet kan verenigen met de beslissing van de rechtbank omtrent het onder 2 en 9 tenlastegelegde en dat het ten aanzien van (onder andere) feit 8 berust in de beslissing van de rechtbank. Per
e-mailbericht van 10 mei 2022 heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het openbaar ministerie geen grieven meer heeft tegen de beslissing van de rechtbank omtrent het onder 2 en 9 tenlastegelegde. De appelschriftuur van het openbaar ministerie is op de regiezitting van 11 mei 2022 besproken, waarbij door de advocaat-generaal het standpunt ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde niet aan de orde is gesteld. Op 24 april 2024 heeft de advocaat-generaal per e-mailbericht (onder andere) wederom medegedeeld geen grieven te hebben tegen de beslissing omtrent feit 8. Eerst per e-mailbericht van 28 april 2024 heeft de advocaat-generaal medegedeeld bezwaren te hebben tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot slachtoffers 28, 33 en 35 in feit 8.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het openbaar ministerie bij de verdediging de verwachting heeft gewekt dat het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep zich niet (meer) richtte tegen de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde. Daaraan kan evenwel niet de conclusie worden verbonden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep dient te worden verklaard. Immers, leidend voor de omvang voor het hoger beroep is de akte instellen rechtsmiddel, waaruit blijkt dat het hoger beroep door het openbaar ministerie onbeperkt is ingesteld. Vervolgens heeft het openbaar ministerie tijdig op de voet van artikel 410, eerste lid, Sv een appelschriftuur ingediend. Dat betekent dat het aan het hof is om – gelet op artikel 416, derde lid Sv – te beoordelen of een rechtens te respecteren belang bestaat om het onder 8 tenlastegelegde inhoudelijk te behandelen.
Het hof acht een rechtens te respecteren belang aanwezig, onder meer gelet op het belang van slachtoffers 33 en 35, en acht een inhoudelijke behandeling van de hen betreffende feiten aangewezen. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep ten aanzien van feit 8, voor zover dat ziet op slachtoffers 33 en 35.
2.4.4.
Over de ontvankelijkheid voor het overige
De raadsvrouw heeft tevens verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren ten aanzien van alle feiten met uitzondering van feit 6 en feit 8, voor zover dat feit ziet op slachtoffer 28. Het hof gaat hier niet in mee, reeds omdat de bewezenverklaring op hierna te noemen wijze aanpassing behoeft, zodat er – met uitzondering van de (delen van de) feiten waarvoor het openbaar ministerie en de verdediging beide niet-ontvankelijk in het hoger beroep worden verklaard – een rechtens te respecteren belang bestaat om de tenlastegelegde feiten te behandelen.
3. Tenlastelegging [1]
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2016 tot en met
18 maart 2017 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere, althans (telkens) in Nederland, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
- een iCloud account van [slachtoffer 1] (welke zich bevond op servers / computers van Apple), of een deel daarvan,
(telkens) is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging en/of
door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid,
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) al dan niet met behulp van software (te weten: [software]) en/of door het achterhalen van het wachtwoord en/of beantwoorden van beveiligingsvragen (via social engineering), zich toegang verschaft tot de iCloud account van [slachtoffer 1], waarna hij, verdachte (privé) foto's en/of (privé) video's (uit die iCloud account) heeft gedownload en/of opgeslagen;
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 maart 2017 tot en met 12 oktober 2017 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere, althans (telkens) in Nederland,
(meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
  • een iCloud account van [slachtoffer 2] (welke zich bevond op servers / computers van Apple), of een deel daarvan en/of
  • een Gmail account van [slachtoffer 2] (welke zich bevond op servers / computers van Google), of een deel daarvan,
(telkens) is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging en/of
door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) al dan niet met behulp van software (te weten: [software]) en/of door het achterhalen van het wachtwoord en/of beantwoorden van beveiligingsvragen (via social engineering) zich toegang verschaft tot de iCloud account van [slachtoffer 2], waarna hij, verdachte (privé) foto's en/of documenten en/of (privé) chatgesprekken (uit die iCloud account) heeft gedownload en/of opgeslagen;
4.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 april 2017 tot en met 12 oktober 2017 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer en/of Almere, althans (telkens) in Nederland,
(meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, te weten:
- e-mailberichten,
die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten:
- ( (in) een Gmail account van [slachtoffer 2] (welke zich bevond op servers/computers van Google), of een deel daarvan,
(telkens) heeft veranderd en/of gewist;
5.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 december 2014 tot en met
08 april 2017 te Hoorn en/of Almere, althans (telkens) in Nederland,
(meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
  • een iCloud account van [slachtoffer 3] (welke zich bevond op servers / computers van Apple), of een deel daarvan, en/of
  • een of meer Hotmail accounts van [slachtoffer 3] (welke zich bevond op servers / computers van Google), of een deel daarvan, en/of
  • een OneDrive account van [slachtoffer 3] (welke zich bevond op servers / computers van Microsoft), of een deel daarvan,
(telkens) is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging en/of
door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) al dan niet met behulp van software (te weten: [software]) en/of door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen (via social engineering) zich toegang verschaft tot de iCloud account en/of de Hotmail account en/of de OneDrive account van [slachtoffer 3], waarna hij, verdachte (privé) foto's (uit die OneDrive account) en/of (delen van) (privé) chatgesprek(ken) (uit die Hotmail accounts) en/of back-ups (uit die iCloud account) heeft gedownload en/of opgeslagen;
6.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 december 2011 tot en met
22 oktober 2014 te Hoorn en/of Almere, althans (telkens) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen,
[slachtoffer 3] (telkens) te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of gegeven, te weten een of meer (privé) foto's, door (telkens)
  • zich voor te doen als een vrouw en/of
  • zich voor te doen als "[naam]" en/of "[naam]" en/of
  • voor te wenden (zelf) mee te willen doen als "babe van de maand" en/of meer modellenwerk te willen gaan doen en/of
  • (daarbij) op te merken dat verdachte hierbij hulp nodig heeft van [slachtoffer 3] en/of
  • voor te wenden [slachtoffer 3] op te komen zoeken (in een bar/café) en/of
  • voor te wenden een of meer e-mails per abuis te hebben verzonden naar [slachtoffer 3] en/of
  • foto's te sturen naar [slachtoffer 3] en/of
  • (daarbij) voor te wenden, dat hij, verdachte, de vrouw op die foto's is en/of
  • (daarbij) op te merken "Voor wat, hoort wat" en/of
  • [slachtoffer 3] te vragen naar en/of aan te dringen op het versturen van (digitale) (privé) foto's (naar "[naam]"),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
7.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 28 april 2017 te (onder meer) Alkmaar en/of Amsterdam en/of Almere, althans (telkens) in Nederland,
(meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk,
(telkens) in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
17 iCloud account(s) van derden, (welke zich (ieder) bevond op servers / computers van Apple), of delen daarvan, te weten:
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10] en/of
[slachtoffer 11] en/of
[slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] en/of
[slachtoffer 14] en/of
[slachtoffer 15] en/of
[slachtoffer 17] en/of
[slachtoffer 20] en/of
[slachtoffer 21] en/of
[slachtoffer 25],
(telkens) is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging en/of
door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of
en/of vervolgens (aldaar) uit de accounts van
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 11] en/of
[slachtoffer 13] en/of
[slachtoffer 14] en/of
[slachtoffer 21]
de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) al dan niet met behulp van software (te [software]) en/of door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen (via social engineering) zich toegang verschaft tot de iCloud account van bovengenoemde slachtoffers,
waarna hij, verdachte uit de accounts van
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 11] en/of
[slachtoffer 13] en/of
[slachtoffer 14] en/of
[slachtoffer 21]
(privé) foto's en/of (privé) video's en/of (privé) documenten en/of back-ups (uit die iCloud account) heeft gedownload en/of opgeslagen;
8.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 september 2014 tot en met
19 december 2017 te (onder meer) Alkmaar en/of Amsterdam en/of Almere, althans (telkens) in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
21 iCloud account(s) van derden, (welke zich (ieder) bevond op servers / computers van Apple), of delen daarvan, te weten:
[slachtoffer 19] en/of
[slachtoffer 22] en/of
[slachtoffer 26] en/of
[slachtoffer 27] en/of
[slachtoffer 28] en/of
[slachtoffer 29] en/of
[slachtoffer 30] en/of
[slachtoffer 31] en/of
[slachtoffer 32] en/of
[slachtoffer 33] en/of
[slachtoffer 34] en/of
[slachtoffer 35] en/of
[slachtoffer 36] en/of
[slachtoffer 37] en/of
[slachtoffer 39] en/of
[slachtoffer 40] en/of
[slachtoffer 41] en/of
[slachtoffer 42],
(telkens) binnen te dringen
door het doorbreken van een beveiliging en/of
door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander over te nemen, af te tappen en/of op te nemen, door (telkens) al dan niet met behulp van software (te weten: [software]) en/of door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen (via social engineering) zich toegang te verschaffen tot de iCloud account van bovengenoemde slachtoffers, (telkens) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

5.Bewijsoverwegingen

5.1.
Feiten 1, 3, 4, 5, 7 en 8
Het hof zal hierna in de bewezenverklaring van de bovengenoemde feiten, overeenkomstig de tenlastelegging, opnemen op welke servers/computers de betreffende accounts zich bevonden ten aanzien waarvan de bewezenverklaarde gedragingen zijn gepleegd, omdat de in de bewezenverklaring in het vonnis van de rechtbank genoemde accounts op zichzelf geen ‘geautomatiseerd werk’ zijn als genoemd in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
5.2.
Feit 6
5.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich in het hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 6 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort weergegeven – door de verdachte en de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft in eerste aanleg verklaard dat hij zich als “[naam]” heeft voorgedaan en heeft geprobeerd slachtoffer 3 te bewegen tot het sturen van seksueel getint materiaal. Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte van zijn bekentenis teruggekomen. Hij heeft verklaard dat zowel slachtoffer 3 als hijzelf per e-mailbericht zijn benaderd door iemand die zich [naam] noemde, hetgeen hij ook met slachtoffer 3 heeft besproken. Om op zoek te gaan naar de persoon die achter die naam zat en om achter diens identiteit te komen, heeft de verdachte op enig moment het Hotmail-account van [naam] opgezocht, gezien dat het account vacant was en het Hotmail-account opnieuw geregistreerd. Aan dat Hotmail-account bleken diverse andere accounts gekoppeld te zijn, waaronder een Yahoo-account. Het voorgaande heeft de verdachte niet met slachtoffer 3 besproken, omdat hij teleurgesteld was dat hij geen naam had gevonden.
De verdediging heeft aangevoerd dat er dus een andere persoon is geweest die zich in eerste instantie als [naam] tot slachtoffer 3 heeft gewend en de tenlastegelegde pogingen heeft ondernomen om intiem beeldmateriaal van haar te ontvangen. In de periode van 15 december 2011 tot en met
22 oktober 2014 had de verdachte niet de beschikking over de daarvoor gebruikte e-mailadressen en is hij zelf door deze [naam] per e-mailbericht benaderd met het verzoek om andere foto’s van slachtoffer 3 aan te leveren en de vraag of hij de inloggegevens van het account van slachtoffer 3 wilde. In de periode waarin dit speelde heeft de verdachte ook regelmatig met slachtoffer 3 contact gehad over de toenaderingspogingen door [naam] en heeft hij haar geadviseerd naar de politie te stappen. Toen hem in een later stadium is gebleken dat het e-mailadres van [naam] vacant was bij Hotmail heeft hij die zelf in gebruik genomen in de hoop achter de identiteit van [naam] te komen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de alternatieve lezing van de verdachte op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet kan worden uitgesloten, nu hij gesprekken en e-mailberichten heeft overgelegd die zijn lezing van de feiten ondersteunen en bovendien sporen op zijn gegevensdragers met betrekking tot dit account zijn aangetroffen die stroken met zijn lezing.
Gevraagd naar de reden van het afleggen van zijn bekennende verklaring, heeft de verdachte verklaard dat zijn verhoren bij de politie niet goed verliepen en dat hij zich aanvankelijk niet open en eerlijk opstelde. Geconfronteerd met vragen omtrent het onderhavige feit, raakte de verdachte in paniek en om zijn geloofwaardigheid te versterken heeft hij een bekennende verklaring afgelegd. Ten tijde van de terechtzitting in eerste aanleg ging het niet goed met de verdachte en voelde hij zich – mede op advies van zijn toenmalige advocaat – evenmin vrij om openheid van zaken te geven.
5.2.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor het valselijk afleggen van zijn bekennende verklaringen, terwijl ook het aangevoerde alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Daarom kan het feit wettig en overtuigend bewezen worden.
5.2.3.
Oordeel van het hof
De verdachte heeft op 18 april 2018 bij de politie een bekennende verklaring afgelegd met betrekking tot het onder 6 tenlastegelegde, waarin hij – onder meer, samengevat – heeft verklaard dat hij ‘vanaf het begin’ degene was die e-mailberichten naar slachtoffer 3 stuurde waarbij hij zich als een vrouw genaamd [naam] voordeed, met als doel om erotisch getinte foto’s van slachtoffer 3 te krijgen. Ter terechtzitting in eerste aanleg op 3 december 2019 heeft de verdachte deze bekentenis herhaald, door te verklaren dat hij in de periode van 15 december 2011 tot en met 22 oktober 2014, zich voordeed als [naam] en via een Hotmail-account onder die naam e-mailberichten naar slachtoffer 3 stuurde, met de bedoeling om seksueel getinte foto’s terug te krijgen.
De verdachte heeft vanaf de eerste keer dat hem naar slachtoffer 3 is gevraagd gedetailleerd en consequent verklaard en is gedurende het gehele onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg bij zijn bekennende verklaring gebleven. Deze verklaring past bij de bevindingen in het dossier, waaronder de aangifte van slachtoffer 3 en de daarbij gevoegde e-mailberichten die zij van ‘[naam]’ heeft ontvangen. Het hierboven samengevatte alternatieve scenario dat de verdachte pas in hoger beroep naar voren heeft gebracht is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden en is ongeloofwaardig, nu daarvoor – in tegenstelling tot de bekennende verklaring – geen solide aanknopingspunten zijn te vinden in het dossier. De reden die de verdachte heeft aangedragen voor het valselijk afleggen van zijn aanvankelijke bekennende verklaring acht het hof niet aannemelijk.
Gelet op het voorgaande gaat het hof uit van de inhoud van de bekennende verklaringen die de verdachte bij de politie en tijdens de terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, zodat het onder 6 tenlastegelegde op basis daarvan, de aangifte van slachtoffer 3 en de daarbij gevoegde e-mailberichten wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het hof verwerpt dus het verweer.
5.3.
Feit 8, slachtoffers 28, 33 en 35
5.3.1.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de pogingen tot computervredebreuk van slachtoffer 28 (waarvoor de verdachte door de rechtbank is veroordeeld) en van slachtoffer 33 en 35 (waarvan de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, aangezien geen sprake is van absoluut ondeugdelijke pogingen.
5.3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van slachtoffers 28, 33 en 35 sprake is geweest van absoluut ondeugdelijke pogingen.
5.3.3.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van slachtoffer 28 overweegt het hof als volgt.
Van een absoluut ondeugdelijke poging is sprake als er handelingen zijn, die weliswaar zijn gericht op voltooiing van het feit, maar waarvan van stonde af aan vaststaat dat zij het gewenste resultaat nooit zullen bereiken. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een absoluut ondeugdelijke poging tot computervredebreuk ten aanzien van slachtoffer 28 met betrekking tot het e-mailadres eindigend op @gmail.com. Aan dit e-mailadres was immers wel een iCloud-account gekoppeld. Zowel het middel als het doel waren niet ondeugdelijk. Het stond daardoor niet bij voorbaat vast, dat het beoogde doel niet bereikt zou kunnen worden. Dat dit iCloud-account niet in gebruik was bij slachtoffer 28, doet daar niet aan af.
Het hof acht de computervredebreuk van slachtoffer 28 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van slachtoffers 33 en 35 overweegt het hof als volgt.
Door de verdachte is met behulp van het programma ‘iForgot’ getracht bij Apple in te loggen door middel van een e-mailadres, bestaand uit de voornaam van slachtoffer 33 en het bedrijf waar slachtoffer 33 werkt. Slachtoffer 33 heeft verklaard dat zij aan haar iCloud-accounts twee geheel andere
e-mailadressen heeft gekoppeld. Het door de verdachte in iForgot ingevoerde e-mailadres heeft slachtoffer 33 daarbij niet genoemd, zodat het hof op grond hiervan vaststelt dat daaraan geen iCloud-account gekoppeld was.
Door de verdachte is daarnaast met behulp van het programma ‘iForgot’ getracht bij Apple in te loggen op een iCloud-account door middel van diverse e-mailadressen met daarin verwerkt de voor- en achternaam van slachtoffer 35. Volgens de verklaring van slachtoffer 35 was daarvan één e-mailadres bij haar in gebruik, maar was daaraan geen iCloud-account gekoppeld. Gekoppeld aan haar iCloud-account was een e-mailadres dat de verdachte niet heeft ingevoerd in iForgot.
Gelet op het voorgaande is het hof overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw van oordeel dat sprake is van absoluut ondeugdelijke pogingen om in de iCloud-accounts van slachtoffer 33 en 35 in te loggen, omdat de door de verdachte gebruikte e-mailadressen niet aan hun iCloud-accounts gekoppeld waren en de uitvoeringshandelingen dus in geen geval tot het door de verdachte beoogde doel konden leiden, te weten de computervredebreuk in de iCloud-accounts van slachtoffers 33 en 35.
De verdachte zal dan ook van de poging tot computervredebreuk ten aanzien van slachtoffers 33 en 35 worden vrijgesproken.

6.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 22 december 2016 tot en met 17 maart 2017 in Nederland,
meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
- een iCloud account van [slachtoffer 1], welke zich bevond op servers/computers van Apple,
is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid,
en/of vervolgens aldaar de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft hij, verdachte, met behulp van software (te weten: [software]) en door het achterhalen van het wachtwoord en/of beantwoorden van beveiligingsvragen, zich toegang verschaft tot de iCloud account van [slachtoffer 1], waarna hij, verdachte (privé) foto’s en/of (privé) video’s (uit die iCloud account) heeft gedownload en opgeslagen;
3.hij in de periode van 3 maart 2017 tot en met 12 oktober 2017 in Nederland,
meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
  • een iCloud account van [slachtoffer 2], welke zich bevond op servers/computers van Apple, en
  • een Gmail account van [slachtoffer 2], welke zich bevond op servers/computers van Google,
is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft hij, verdachte, met behulp van software (te weten: [software]) en door het achterhalen van het wachtwoord en/of beantwoorden van beveiligingsvragen zich toegang verschaft tot de iCloud account van [slachtoffer 2], waarna hij, verdachte (privé) foto’s en/of (privé) chatgesprekken (uit die iCloud account) heeft gedownload en opgeslagen;
4.hij in de periode van 4 april 2017 tot en met 12 oktober 2017 in Nederland,
meermalen opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, te weten:
- e-mailberichten,
die door middel van een geautomatiseerd werk waren opgeslagen, te weten:
- in een Gmail account van [slachtoffer 2], welke zich bevond op servers/computers van Google,
heeft gewist;
5.hij in de periode van 2 december 2014 tot en met 8 april 2017 in Nederland,
meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
  • een iCloud account van [slachtoffer 3], welke zich bevond op servers/computers van Apple, en
  • een of meer Hotmail accounts van, slachtoffer 3, welke zich bevond(en) op servers/computers van Google, en
  • een OneDrive account van [slachtoffer 3], welke zich bevond op servers/computers van Microsoft,
is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of vervolgens aldaar de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft hij, verdachte, met behulp van software (te weten: [software]) en door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen zich toegang verschaft tot de iCloud account en/of de Hotmail account en/of de OneDrive account van [slachtoffer 3], waarna hij, verdachte (privé) foto’s (uit die OneDrive account) en/of (delen van) (privé) chatgesprek(ken) (uit die Hotmail accounts) en/of back-ups (uit die iCloud account) heeft gedownload en/of opgeslagen;
6.hij op tijdstippen in de periode van 15 december 2011 tot en met 22 oktober 2014 in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
[slachtoffer 3] telkens te bewegen tot de afgifte van enig gegeven, te weten een of meer (privé) foto’s, door
  • zich voor te doen als een vrouw en/of
  • zich voor te doen als “[naam]” en/of “[naam]” en/of
  • voor te wenden (zelf) mee te willen doen als “babe van de maand” en/of meer modellenwerk te willen gaan doen en/of
  • (daarbij) op te merken dat verdachte hierbij hulp nodig heeft van [slachtoffer 3] en/of
  • voor te wenden een of meer e-mails per abuis te hebben verzonden naar [slachtoffer 3] en/of
  • foto’s te sturen naar [slachtoffer 3] en/of
  • (daarbij) voor te wenden, dat hij, verdachte, de vrouw op die foto’s is en/of
  • (daarbij) op te merken “Voor wat, hoort wat” en/of
  • [slachtoffer 3] te vragen naar en/of aan te dringen op het versturen van (digitale) (privé) foto’s (naar “[naam]”),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
7.hij in de periode van 10 januari 2014 tot en met 28 april 2017 in Nederland,
(meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk,
in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
- iCloud account(s) van derden, welke zich bevonden op servers/computers van Apple, te weten:
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10] en/of
[slachtoffer 11] en/of
[slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] en/of
[slachtoffer 14] en/of
[slachtoffer 15] en/of
[slachtoffer 17] en/of
[slachtoffer 20] en/of
[slachtoffer 21] en/of
[slachtoffer 25],
(telkens) is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid
en vervolgens (aldaar) uit de accounts van
[slachtoffer 4] en
[slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] en
[slachtoffer 8] en
[slachtoffer 14] en
[slachtoffer 21]
de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft hij, verdachte, met behulp van software (te weten: [software]) en door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen zich toegang verschaft tot de iCloud accounts van bovengenoemde slachtoffers,
waarna hij, verdachte uit de accounts van
[slachtoffer 4] en
[slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] en
[slachtoffer 8] en
[slachtoffer 14] en
[slachtoffer 21]
(privé) foto’s en/of (privé) video’s en/of (privé) documenten en/of back-ups (uit die iCloud account) heeft gedownload en opgeslagen;
8.hij op tijdstippen in de periode van 21 maart 2017 tot en met 19 december 2017 in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten
- iCloud account(s) van derden, welke zich bevonden op servers/computers van Apple), te weten:
[slachtoffer 19] en
[slachtoffer 22] en
[slachtoffer 26] en
[slachtoffer 27] en
[slachtoffer 28] en
[slachtoffer 29] en
[slachtoffer 30] en
[slachtoffer 31] en
[slachtoffer 32] en
[slachtoffer 34] en
[slachtoffer 36] en
[slachtoffer 37] en
[slachtoffer 39] en
[slachtoffer 40] en
[slachtoffer 41] en
[slachtoffer 42],
telkens binnen te dringen
a. door het doorbreken van een beveiliging en
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of vervolgens (aldaar) de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf over te nemen,
door telkens al met behulp van software (te weten: [software]) en door het achterhalen en/of beantwoorden van beveiligingsvragen zich toegang te verschaffen tot de iCloud account van bovengenoemde slachtoffers, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 3 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens: computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen of worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf overneemt, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen wissen, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
computervredebreuk, meermalen gepleegd
en
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen of worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf overneemt, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezenverklaarde levert op:
poging tot computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen of worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf overneemt, meermalen gepleegd.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, en 8 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan
8 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging in matigende zin rekening te houden met de positieve ontwikkeling die de verdachte in de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de media-aandacht die de verdachte te verduren heeft gehad, met dreigmails en verminderde kansen op de arbeidsmarkt als gevolg, de (overige) ter terechtzitting in hoger beroep besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft op grond van deze omstandigheden en omdat hij bij hernieuwde detentie vrijwel alles zal verliezen wat hij sinds de schorsing en opheffing van de voorlopige hechtenis heeft opgebouwd, verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, aangevuld met een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar, in combinatie met een forse taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende enkele jaren veelvuldig en op grote schaal bezig gehouden met het hacken van met name iCloud-accounts. De verdachte heeft zonder toestemming grote hoeveelheden beeldmateriaal, documenten en andere gegevens die zich op de iCloud-accounts van de slachtoffers bevonden gedownload en opgeslagen. Daarnaast heeft hij hiertoe tevergeefs vele pogingen ondernomen. De slachtoffers betreffen vrouwen die bekend zijn van televisie, sport, of die afkomstig zijn uit de kring van de familie van de verdachte of (ex-)collega’s. In het geval van slachtoffer 2, zijn nichtje, heeft de verdachte bovendien onrechtmatig ingelogd op haar Gmail-account en e-mailberichten verwijderd waaruit slachtoffer 2 zou kunnen afleiden dat er onrechtmatige pogingen werden gedaan om in te loggen op haar iCloud. Bij dit alles ging de verdachte geraffineerd en planmatig te werk door gebruik te maken van speciaal daartoe aangeschafte software waarmee hij probeerde wachtwoorden te achterhalen, beveiligingsvragen te beantwoorden en een back-up kon maken van de inhoud van deze iCloud-accounts.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en het vertrouwen dat zij in hun beveiligde digitale privé-omgeving moeten kunnen hebben ernstig geschaad. Uit de verklaringen in het dossier blijkt dat de slachtoffers over het algemeen erg zijn geschrokken. Veelal waren zij zich niet bewust van het feit dat er was ingebroken op hun account en maken zij zich zorgen of en zo ja welke privacygevoelige gegevens (naaktfoto’s, foto’s van de kinderen, allerhande wachtwoorden etc.) uit hun iCloud-account zijn gekopieerd en bij derden terecht zijn gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij gehackt materiaal aan derden heeft verspreid, waaronder materiaal van slachtoffer 1. De verdachte heeft daarnaast met het verspreiden van het door hem gehackte materiaal van de verschillende slachtoffers het risico van openbaarmaking genomen. Een aantal slachtoffers geeft aan dat zij door het handelen van de verdachte zwaar te lijden hebben gehad en nog steeds psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hij hen heeft aangedaan.
Verder heeft de verdachte geprobeerd één van de slachtoffers (slachtoffer 3, een goede vriendin van hem) op te lichten door haar gedurende bijna drie jaar met enige regelmaat e-mailberichten toe te zenden en zich daarbij voor te doen als vrouw met de bedoeling haar onder valse voorwendselen zo ver te krijgen dat zij seksueel getinte foto’s van zichzelf naar hem zou sturen. Net als de rechtbank ziet het hof hierin bevestiging van het beeld dat de verdachte op verschillende manieren bezig is geweest seksueel getint materiaal van vrouwen te bemachtigen om in zijn eigen behoeften te voorzien zonder zich om de gevolgen voor zijn slachtoffers te bekommeren.
De ernst van de feiten en de hoeveelheid ervan rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden zoals die onder meer in het rapport van Reclassering Nederland van 29 april 2022 naar voren komen. In dit rapport wordt geadviseerd het reclasseringstoezicht vroegtijdig te beëindigen vanwege het positief afronden van een behandeling en het feit dat de verdachte zich gedurende vier jaren aan de schorsingsvoorwaarden en de afspraken met de reclassering heeft gehouden. Het recidiverisico wordt daarnaast als laag ingeschat. Volgens de reclassering heeft het voorzetten van het reclasseringstoezicht geen meerwaarde ter vermindering van de recidive. Uit de behandeling in hoger beroep is verder naar voren gekomen dat de verdachte ook in de periode na het genoemde rapport een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdachte, die blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2024 niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, heeft er blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Het hof ziet hierin aanleiding een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de advocaat-generaal op te leggen in combinatie met de voor een delict maximaal toegestane taakstraf.
Een straf waarvan het vrijheidsbenemende gedeelte de duur van de voorlopige hechtenis niet zal overschrijden, zoals bepleit door de raadsvrouw, zou evenwel geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Alles overwegende, acht het hof naast een taakstraf van 240 uren een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in eerste aanleg en hoger beroep is overschreden. De redelijke termijn is in deze zaak overschreden met twee jaar en vier maanden en het hof zal daar bij de strafbepaling ten voordele van de verdachte rekening mee houden. Het hof zal daarom de taakstraf met 10 % verminderen.

10.Beslagbeslissing

Onder de verdachte zijn vier in het dictum te noemen gegevensdragers in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 begane misdrijven aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang – gelet op de aard van het onrechtmatig verkregen materiaal dat zich op deze gegevensdragers bevindt – en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

11.Vorderingen van de benadeelde partijen

11.1.Vordering van slachtoffer 1
11.1.1.
Omvang van de vordering
De benadeelde partij ‘slachtoffer 1’ heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 61.781,63 en zag op het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep enkel ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde toegewezen tot een bedrag van € 1.631,81.
Slachtoffer 1 heeft zich in hoger beroep aanvankelijk opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, maar heeft de vordering ter terechtzitting beperkt tot het subsidiair gevorderde bedrag – dat enkel ziet op het onder 1 tenlastegelegde – te weten een bedrag van € 1.631,81, bestaand uit € 1.131,81 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit twee schadeposten, namelijk:
  • reis- en benzinekosten ter hoogte van € 6,81;
  • gederfde advertentie-inkomsten via Youtube ter hoogte van € 1.125,00.
11.1.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering geheel dient te worden toegewezen.
11.1.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gederfde advertentie-inkomsten onvoldoende onderbouwd zijn, zodat slachtoffer 1 voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
11.1.4.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van de gevorderde reis- en benzinekosten overweegt het hof als volgt. Deze schadepost ziet volgens de door slachtoffer 1 gegeven schriftelijke toelichting op reis- en benzinekosten in verband met opnames van een televisieprogramma, afspraken op het politiebureau en afspraken bij de advocaat. Blijkens de bij de vordering gevoegde bijlage 4 ziet de vordering echter alleen op reiskosten gemaakt voor het doen van aangifte op het politiebureau in Hoofddorp. Blijkens artikel 6:96, tweede lid, onder b van het Burgerlijk Wetboek komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Van de reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen kan niet worden gezegd dat zij ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zijn gemaakt. In zoverre wordt de vordering afgewezen.
Ten aanzien van de gevorderde gederfde advertentie-inkomsten overweegt het hof dat deze schadepost in het geheel niet door middel van stukken of anderszins is onderbouwd, zodat onvoldoende is gebleken dat slachtoffer 1 daadwerkelijk deze schade heeft geleden. Slachtoffer 1 kan daarom niet worden ontvangen in dit deel van haar vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek meebrengt dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam is in dit geval geen sprake. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het ‘op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast’ geldt als uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de (ontbrekende) onderbouwing van de door slachtoffer 1 geleden schade kan het hof niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Ook kan niet gesteld worden dat door de aard en ernst van de normschending de nadelige gevolgen voor slachtoffer 1 zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade van slachtoffer 1 zal daarom worden afgewezen.
11.2.
Vordering van slachtoffer 2
11.2.1.
Omvang van de vordering
De benadeelde partij ‘slachtoffer 2’ heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 3.059,60 en zag op het onder 3 en 4 tenlastegelegde. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.280,60. Slachtoffer 2 heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering van slachtoffer 2 bestaat uit € 1.059,60 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit twee schadeposten, te weten:
  • het eigen risico ter hoogte van € 280,60;
  • kosten voor de aanschaf van een nieuwe laptop ter hoogte van € 779,00.
11.2.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering overeenkomstig de beslissing van de rechtbank wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.280,60.
11.2.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging betwist dat ten aanzien van het eigen risico en de kosten voor een nieuwe laptop sprake is van rechtstreekse schade, zodat slachtoffer 2 voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De vordering dient ten aanzien van de immateriële schade beperkt te worden tot een bedrag van € 1.000,00, omdat de psychische schade niet zonder meer lijkt voort te komen uit deze strafbare feiten.
11.2.4.
Oordeel van het hof
Anders dan het standpunt van de verdediging, is het hof van oordeel dat met de door slachtoffer 2 overgelegde stukken voldoende is onderbouwd dat slachtoffer 2 als rechtstreeks gevolg van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte een angststoornis heeft ontwikkeld en met paniekaanvallen te kampen heeft gehad, zodat sprake is van een aantasting in de persoon van het slachtoffer, als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ten gevolge van het handelen van de verdachte heeft slachtoffer 2 het eigen risico moeten betalen in verband met therapiekosten die niet door de zorgverzekeraar werden vergoed. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de kosten voor de aanschaf van een nieuwe laptop overweegt het hof als volgt. De enkele omstandigheid dat slachtoffer 2 de (weliswaar invoelbare) beslissing heeft genomen om na de onder 3 en 4 bewezenverklaarde gebeurtenissen een nieuwe laptop aan te schaffen, omdat zij haar oude laptop niet meer durfde te gebruiken, maakt niet dat er sprake is van een causaal verband tussen de kosten van die aanschaf en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Dit maakt dat slachtoffer 2 voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt het hof als volgt. Zoals hiervoor overwogen, is naar het oordeel van het hof genoegzaam aangetoond dat slachtoffer 2 ten gevolge van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte psychische schade heeft opgelopen. Het hof zal de hoogte van het te vergoeden bedrag, mede gelet op de bedragen die voor soortgelijke zaken plegen te worden toegekend, naar billijkheid bepalen op een bedrag van € 1.000,00, zodat de vordering voor dit bedrag wordt toegewezen. Voor het overige zal slachtoffer 2 niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
11.3.
Vordering van slachtoffer 6
11.3.1.
Omvang van de vordering
De benadeelde partij ‘slachtoffer 6’ heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 1.500,00 aan immateriële schade en zag op het onder 7 tenlastegelegde. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00. Slachtoffer 6 heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering ziet op de vergoeding van immateriële schade.
11.3.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering overeenkomstig de beslissing van de rechtbank wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
11.3.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van € 1.000,00.
11.3.4.
Oordeel van het hof
Artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek brengt mee dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam is in dit geval geen sprake. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het ‘op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast’ geldt als uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de (ontbrekende) onderbouwing van de door slachtoffer 6 geleden schade kan het hof niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Ook kan niet gesteld worden dat door de aard en ernst van de normschending de nadelige gevolgen voor slachtoffer 6 zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering van slachtoffer 6 zal daarom worden afgewezen.
11.4.
Vordering van slachtoffer 21
11.4.1.
Omvang van de vordering
De benadeelde partij slachtoffer 21 heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 1.500,00 aan immateriële schade en zag op het onder 7 tenlastegelegde. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00. Slachtoffer 21 heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering ziet op de vergoeding van immateriële schade.
11.4.2.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering overeenkomstig de beslissing van de rechtbank wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
11.4.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van € 1.000,00.
11.4.4.
Oordeel van het hof
Artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek brengt mee dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam is in dit geval geen sprake. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het ‘op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast’ geldt als uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de (ontbrekende) onderbouwing van de door slachtoffer 21 geleden schade kan het hof niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Ook kan niet gesteld worden dat door de aard en ernst van de normschending de nadelige gevolgen voor slachtoffer 21 zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering van slachtoffer 21 zal daarom worden afgewezen.
11.5.
Vordering van slachtoffer 43
De benadeelde partij ‘slachtoffer 43’ heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 5.901,60. Slachtoffer 43 is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaard. De advocaat van slachtoffer 43 heeft ter terechtzitting desgevraagd medegedeeld dat de vordering niet wordt gehandhaafd. Bij die stand van zaken ligt deze vordering niet voor aan het hof.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 138ab, 326 en 350a van het Wetboek van Strafrecht.

13.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair, 2 subsidiair en onder 9 tenlastegelegde.
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van hetgeen onder 7 cumulatief ter zake van slachtoffers 5 en 16 is tenlastegelegd en van hetgeen onder 8 cumulatief ter zake van slachtoffers 23, 24 en 38 is tenlastegelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
216 (tweehonderdzestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
108 (honderdacht) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Apple Macbook;
Acer Aspire;
Sony Vaio;
HP Compas dc.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ‘slachtoffer 1’tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 506,81 (vijfhonderdzes euro en eenentachtig cent) bestaande uit € 6,81 (zes euro en eenentachtig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.280,60 (duizend tweehonderdtachtig euro en zestig cent) bestaande uit € 280,60 (tweehonderdtachtig euro en zestig cent) materiële schade en€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.280,60 (duizend tweehonderdtachtig euro en zestig cent) bestaande uit € 280,60 (tweehonderdtachtig euro en zestig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
12 oktober 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jeltes, mr. M.F.J.M. de Werd en M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 mei 2024.

Voetnoten

1.Als bijlage aan de dagvaarding is een appendix gevoegd, waarin de identiteit van de in te tenlastelegging onder de nummers genoemde slachtoffers is opgenomen. Het hof conformeert zich in dit arrest aan deze nummering.