ECLI:NL:GHAMS:2024:1424

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
200.315.435/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris en de verjaring van vorderingen

In deze zaak heeft MediaPub B.V. een oud-notaris aangeklaagd wegens beroepsaansprakelijkheid, stellende dat de notaris niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. MediaPub vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank wees de vordering af op grond van verjaring. MediaPub ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat het niet nodig was om de verjaring te bespreken, omdat de vordering ook op inhoudelijke gronden niet toewijsbaar was. MediaPub had onvoldoende bewijs geleverd dat de notaris na het passeren van de akte een bijlage had toegevoegd. Ook het beroep op schending van de informatieplicht en waarschuwingsplicht werd verworpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees MediaPub in de kosten van het geding in appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.435/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13704420 / HA ZA 21-636
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 mei 2024
inzake
MEDIAPUB B.V.,
gevestigd te De Bilt,
appellante,
advocaat: mr. L. van der Leer te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. van der Pool te Amsterdam.
Partijen worden hierna MediaPub en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

MediaPub verwijt [geïntimeerde] , een oud-notaris, dat zij niet aan haar notariële zorgplicht heeft voldaan. MediaPub vordert schadevergoeding. De rechtbank wijst de vordering af op grond van verjaring. Daartegen komt MediaPub op in hoger beroep.
Het hof komt niet toe aan de bespreking van de verjaring omdat de vordering ook op inhoudelijke gronden niet toewijsbaar is.

2.Het geding in hoger beroep

MediaPub is bij dagvaarding van 18 juli 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen MediaPub als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 februari 2024 doen bepleiten, MediaPub door mr. Van der Leer, voornoemd, en mr. R.C. Zeilemaker, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door mr. Van der Pool, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
MediaPub heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen in eerste aanleg toe zal wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van MediaPub in de kosten van het geding in beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is bestuurder en enig aandeelhouder in MediaPub. MediaPub hield 85% van de aandelen in Hepta G B.V. (hierna: Hepta), de andere 15% waren – via Netvalue B.V. – in handen van de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), tot maart 2019 echtgenoot van [naam 1] .
3.2
[naam 1] en [naam 2] hebben in 2008 besloten dat MediaPub een deel van haar aandelen in Hepta zou verkopen en overdragen aan de heren [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 3] respectievelijk [naam 4] ), beiden destijds werkzaam bij Hepta.
3.3
[geïntimeerde] heeft opdracht gekregen de notariële akte voor de levering van de aandelen op te stellen. [naam 2] heeft hierover contact onderhouden met (een medewerker van) [geïntimeerde] . In een e-mail van 18 maart 2008 heeft hij aan de medewerker van [geïntimeerde] onder andere geschreven:
“ [naam 1] would also like to have included an “aanbiedingsplicht” to the other shareholders when an employee-shareholders (i.e., one of the two new shareholders) is leaving the company. (…) What possibilities do you see for this which are not in conflict with the “Statuten”?”
3.4
Bij e-mail van 27 maart 2008 heeft [naam 2] aan de medewerker van [geïntimeerde] geschreven:
“Bijgaande bijlage svp bijvoegen morgen. Het betreft besluiten van de aandeelhoudersvergadering heden mbt Hepta G B.V.”
3.5
Op 28 maart 2008 heeft [geïntimeerde] in aanwezigheid van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] de notariële akte van levering van de aandelen door MediaPub aan [naam 3] en [naam 4] gepasseerd. Daarbij heeft [naam 3] 25% van de aandelen in Hepta verworven en [naam 4] 5%. In de akte wordt verwezen naar een aangehechte overeenkomst van ‘
sale, purchase and assignment’. Als enige bijlage bij de akte is een aandeelhoudersbesluit gevoegd gedateerd 27 maart 2008 en voorzien van twee handtekeningen waarbij de namen [naam 1] en [naam 2] zijn vermeld. In het aandeelhoudersbesluit is onder andere opgenomen:
“1. MediaPub sells 30% of the HeptaG BV-shares to the following New Shareholders. The result will be that:
  • [naam 3] Citizenship Belarus/Wit Rusland owns 25% of Hepta G BV,
  • [naam 4] Citizenship Russia, owns 5% of Hepta G BV
(…)
4. In case of offering shares Hepta G BV Holding to the other shareholders the sales price of the shares will be based on the higher of:
a. the last transaction price or
b. a valuation of the company on the basis of 3-6* profit-after-taxes.”
3.6
Na afloop van het passeren van de akte kregen alle partijen een afschrift mee, zonder bijlage.
3.7
De akte is op 2 april 2008 geregistreerd bij de belastingdienst.
3.8
Sinds 2009 is de verstandhouding tussen MediaPub enerzijds en [naam 3] en [naam 4] anderzijds verslechterd en vanaf 2013 zijn zij in juridische procedures verwikkeld.
3.9
Op 24 juli 2013 heeft een medewerker van [geïntimeerde] aan [naam 1] een ongetekende versie van de akte alsmede een ongetekend aandeelhoudersbesluit gedateerd 26 maart 2008 gezonden. Het aandeelhoudersbesluit van 26 maart 2008 wijkt onder andere in artikel 4 af van het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008, en luidt als volgt:
“4. When leaving Hepta G
a. In case that the New Shareholders stop working for Hepta G or one of its daughter companies (…), and the New Shareholder is not appointed or active as a Commissioner (board member) the New Shareholders will offer their shares to Media Pub BV.
b. The price will be based on the higher of a) the last transaction price or
b) a valuation of the company on the basis of 3-6* profit-after-taxes.”
3.1
In april 2018 heeft MediaPub in een kortgedingprocedure aanbieding door [naam 3] en [naam 4] van hun aandelen in Hepta gevorderd met een beroep op het aandeelhoudersbesluit van 26 maart 2008. [naam 3] en [naam 4] hebben zich in die procedure beroepen op het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008. De vorderingen van MediaPub zijn op 2 mei 2018 afgewezen.
3.11
MediaPub heeft zich op het standpunt gesteld dat de handtekening onder het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 bij de naam [naam 1] niet door [naam 1] is geplaatst. [geïntimeerde] heeft, daartoe veroordeeld bij vonnis in kortgeding van 14 november 2018, meegewerkt aan onderzoek van de handtekening door een deskundige.

4.Beoordeling

4.1
MediaPub heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis vaststelt dat [geïntimeerde] a) in strijd met de op haar als notaris rustende zorg- en/of onderzoeksplicht heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door MediaPub geleden schade op te maken bij staat, b) in strijd met de aan haar verleende opdracht en de op haar rustende toepasselijke wettelijke (beroeps)regels heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door MediaPub geleden schade op te maken bij staat, en c) [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen van MediaPub afgewezen en aan die afwijzing ten grondslag gelegd dat de vorderingen van MediaPub zijn verjaard. Het inroepen van het verjaringsverweer door [geïntimeerde] is naar het oordeel van de rechtbank naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Het door [geïntimeerde] – in de ogen van MediaPub - dwarsbomen van het onderzoek naar de handtekening van [naam 1] onder het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 levert geen onrechtmatig handelen op.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt MediaPub met een grief op.
4.3
Met haar grief richt MediaPub zich tegen het oordeel van de rechtbank dat MediaPub sinds januari 2016 bekend was met het handelen dat zij [geïntimeerde] verwijt en met de gevolgen daarvan, en dat om die reden de verjaringstermijn in januari 2016 een aanvang heeft genomen.
4.4
Het hof komt niet toe aan een oordeel over de verjaring van de vorderingen van MediaPub omdat, ook in het geval de grief zou slagen, haar vorderingen op inhoudelijke gronden moeten worden afgewezen zoals hierna wordt toegelicht.
4.5
MediaPub stelt dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door na het passeren van de notariële leveringsakte, in elk geval nadat de akte was geregistreerd bij de belastingdienst, het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 als authentieke bijlage bij de akte te voegen. Zij legt hieraan ten grondslag dat [geïntimeerde] op de passeerdatum slechts over het aandeelhoudersbesluit van 26 maart 2008 beschikte, uit een kopie van de originele akte met bijlage zichtbaar is dat het aandeelhoudersbesluit later is toegevoegd, en dat de akte op het moment van registratie bij de belastingdienst uit slechts vier bladzijden bestond en niet uit vijf zoals na juli 2018 het geval bleek. Het hof volgt MediaPub hierin niet.
4.6
In het licht van de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] heeft MediaPub onvoldoende gesteld voor de conclusie dat het aandeelhoudersbesluit achteraf aan de akte is gehecht. [geïntimeerde] heeft betwist dat zij slechts over het (ongetekende) aandeelhoudersbesluit van 26 maart 2008 beschikte. Volgens haar stellingen hebben partijen haar voorafgaand aan het passeren van de akte het (getekende) aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 verstrekt. Zij passeerde altijd op basis van getekende bijlagen en als die niet beschikbaar waren was dit onderwerp van gesprek, aldus [geïntimeerde] .
4.7
[geïntimeerde] heeft voorts gesteld dat op de dag van het passeren van de akte de losse bladzijden daarvan en de bijlage door middel van een draad en lakstempel met elkaar zijn verbonden. Volgens [geïntimeerde] zou die verbinding in geval van een latere toevoeging van stukken moeten zijn verbroken wat zichtbare sporen zou nalaten, waarvan niet blijkt. [naam 1] , die het origineel van de akte heeft gezien, heeft dit niet weersproken.
4.8
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de akte steeds uit vier bladzijden heeft bestaan, terwijl uit het registratiestempel van de belastingdienst blijkt dat op het moment van registratie aan de akte een annex was aangehecht. MediaPub lijkt ervan uit te gaan dat aanhechting van een aandeelhoudersbesluit aan een notariële akte dat aandeelhoudersbesluit tot (onderdeel van de) notariële akte maakt. Dit is niet het geval. Een notariële akte is (in de regel) een authentieke akte in de zin van art. 156 lid 2 Rv, te weten, kort gezegd, een ondertekend geschrift bestemd om tot bewijs te dienen in de juiste vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde ambtenaar. Het aandeelhoudersbesluit voldoet niet aan deze omschrijving omdat het niet is opgemaakt door de notaris en niet is opgemaakt in de notariële vorm, wat niet anders wordt door aanhechting aan een notariële akte.
4.9
MediaPub verwijt [geïntimeerde] voorts dat zij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld althans haar notariële onderzoeksplicht, informatieplicht en waarschuwingsplicht jegens MediaPub heeft geschonden door in weerwil van de kenbare wil van MediaPub de leveringsakte te passeren op basis van het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 waarin de aanbiedingsplicht van [naam 3] en [naam 4] aan MediaPub ontbreekt. [geïntimeerde] heeft MediaPub niet geïnformeerd en gewaarschuwd dat die aanbiedingsplicht in het aandeelhoudersbesluit van 27 maart 2008 ontbreekt en over de gevolgen daarvan, aldus MediaPub.
4.1
MediaPub heeft in het licht van de betwisting door [geïntimeerde] onvoldoende gesteld dat de leveringsakte in weerwil van de kenbare wil van MediaPub is gepasseerd. MediaPub was bij het passeren van de akte aanwezig in de persoon van haar directeur, [naam 1] , die de akte in die hoedanigheid heeft ondertekend. Blijkens de slotbepaling van de akte zijn de essentialia van de akte voorafgaand aan het ondertekenen daarvan aan de partijen medegedeeld en hebben zij verklaard zich daarvan bewust te zijn. Dit strookt met de verklaring van [geïntimeerde] dat zij de akte met partijen heeft besproken en hen heeft gewezen op de rechtsgevolgen daarvan. MediaPub heeft in het licht daarvan onvoldoende specifieke feiten of omstandigheden gesteld waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat daarbij het aan te hechten aandeelhoudersbesluit, waarin de titel voor de in de leveringsakte geconstateerde overdracht is beschreven, ongenoemd is gelaten.
4.11
Uit de enkele email van [naam 2] van 18 maart 2008 waarin hij vraagt naar de mogelijkheden voor het vastleggen van een door [naam 1] gewenste aanbiedingsplicht, kan niet worden afgeleid dat MediaPub de leveringsakte uitsluitend wenste te ondertekenen op basis van een aandeelhoudersbesluit waarin de aanbiedingsplicht is opgenomen, althans dat dit voor [geïntimeerde] kenbaar diende te zijn. Voorts beperkte de opdracht aan [geïntimeerde] zich tot verzorgen van de leveringsakte en zag deze niet tevens op de titel voor de overdracht of op de aanbiedingsplicht. [naam 2] , destijds aandeelhouder in Hepta en echtgenoot van [naam 1] , heeft haar in dat verband bij email van 27 maart 2008 het aan de akte te hechten aandeelhoudersbesluit gezonden. Zelfs als [geïntimeerde] de partijen bij de akte niet heeft geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de rechtsgevolgen van het door hen zelf aangeleverde aandeelhoudersbesluit, kan haar dit in het licht van het vorenstaande niet worden aangerekend.
4.12
Tenslotte klaagt MediaPub dat [geïntimeerde] het onderzoek naar de authenticiteit van de handtekening van [naam 1] op het aandeelhoudersbesluit heeft getraineerd en pas na daartoe te zijn veroordeeld aan het onderzoek heeft meegewerkt. Aangezien MediaPub deze klacht niet aan haar vordering in hoger beroep ten grondslag heeft gelegd en deze eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangevoerd, is zij daarmee te laat en gaat het hof hieraan wegens strijd met een goede procesorde voorbij.
4.13
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van MediaPub niet kunnen worden toegewezen. Dat betekent dat MediaPub geen belang heeft bij bespreking van haar grief, omdat het slagen daarvan niet kan leiden tot een ander dictum. Het bewijsaanbod van MediaPub wordt daarom, als niet terzake dienend, gepasseerd. MediaPub heeft overigens geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel aanleiding kunnen geven.
4.14
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. MediaPub zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt MediaPub in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 343,- aan verschotten en € 2.428,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, P.J. van Eekeren en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.