Uitspraak
mr. R.G.J. de Haan,
mr. D.H. Tilanusen
mr. L.M. Leek, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. S.C.M. van Thielen
mr. C.L. Kruse, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
3 [A] ,
[B],
[C],
[D],
[E],
[F],
[G],
[H],
[I],
[J],
[K],
[L],
[M],
DE GEZAMENLIJKE ANDERE, NIET BIJ NAAM BEKENDE HOUDERS VAN AANDELEN IN HET GEPLAATSTE KAPITAAL VAN DSM B.V. (VOORHEEN KONINKLIJKE DSM N.V.), GEVESTIGD TE HEERLEN,
- eiseres als DSFIR;
- DSM B.V. als DSM;
- Firmenich International SA als Firmenich;
- Helium Fund SA als Helium Fund;
- Syquant Capital SAS als Syquant;
- Syquant en Helium Fund samen als Syquant c.s.;
- Gedaagden 3-15 ook als de overige gedaagden.
Het verloop van het geding
peildatum) op een door de Ondernemingskamer in goede justitie vast te stellen bedrag;
- primair, € 118,76 per aandeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot aan de dag van de overdracht of de dag van consignatie, althans
- subsidiair € 116 per aandeel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2023 tot aan de dag van de overdracht of de dag van consignatie, althans
- meer subsidiair op een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de Ondernemingskamer te bepalen datum tot aan de dag van de overdracht of de dag van consignatie;
- primair zal bepalen dat uitsluitend het nettobedrag (en niet het brutobedrag) van de dividenduitkering waartoe op 22 juni 2023 werd besloten (te weten: € 19,193 per aandeel) strekt tot gedeeltelijke betaling van de te bepalen uitkoopprijs op de dag van betaalbaarstelling, althans
- subsidiair zal bepalen dat uitsluitend het nettobedrag (en niet het brutobedrag) van de genoemde dividenduitkering (te weten: € 19,193 per aandeel) strekt tot gedeeltelijke betaling van de te bepalen uitkoopprijs op de dag van betaalbaarstelling mits de betrokken aandeelhouder redelijkerwijs kan aantonen dat hij de ingehouden dividendbelasting niet kan terugvorderen of verrekenen, althans
- meer subsidiair zal bepalen dat uitsluitend het nettobedrag (en niet het brutobedrag) van het Special Dividend (te weten: € 17,782 per aandeel) strekt tot gedeeltelijke betaling van de te bepalen uitkoopprijs op de dag van betaalbaarstelling, althans
- uiterst subsidiair zal bepalen dat uitsluitend het nettobedrag (en niet het brutobedrag) van het Special Dividend (te weten € 17,782 per aandeel) strekt tot gedeeltelijke betaling van de te bepalen uitkoopprijs op de dag van betaalbaarstelling mits de aandeelhouder redelijkerwijs kan aantonen dat hij de ingehouden dividendbelasting niet kan terugvorderen of verrekenen.
2.De feiten
fusie). Blijkens het persbericht zou de fusie worden gerealiseerd door middel van een openbaar bod op de aandelen in DSM in ruil voor aandelen in DSFIR (1:1 ruilverhouding) en door inbreng van de Firmenich-aandelen in DSFIR in ruil voor 34,5% van alle DSFIR-aandelen en € 3,5 miljard in contanten (onder voorbehoud van mogelijke aanpassingen).
bod) uitgebracht als bedoeld in artikel 5:74 Wft op alle geplaatste gewone aandelen in het kapitaal van DSM. De aandelen in DSM waren ten tijde van het uitbrengen van het bod genoteerd aan Euronext Amsterdam. Het biedingsbericht vermeldt dat de aandeelhouders van DSM hun aandelen kunnen ruilen voor nieuw uit te geven gewone aandelen in DSFIR en dat daarbij een ruilverhouding van 1:1 wordt gehanteerd (hierna: de
biedprijs).
eigen aandelen). De leden van het bestuur en de leden van de raad van commissarissen van DSM hielden tezamen 167.816 gewone aandelen in het kapitaal van DSM. De leden van het bestuur van Firmenich en DSFIR hielden 7.200 respectievelijk 2.371 gewone aandelen in het kapitaal van DSM. DSFIR hield geen aandelen in het kapitaal van DSM.
ABN AMRO) aangehouden effectenrekening in ruil voor betaalbaarstelling en levering van een gelijk aantal DSFIR aandelen aan de betreffende aandeelhouders van DSM. De overige 38.239 aangeboden aandelen zijn, eveneens op 20 april 2023, aan DSFIR geleverd middels 21 onderhandse akten.
“Adoption of the dividend on ordinary shares for 2022”. In
explanatory notesbij de oproeping voor de algemene vergadering is vermeld:
3.De gronden van de beslissing
settlement agent) van 17 juli 2023 (hierna: de
ABN AMRO-verklaring).
Verklaring DSM) waarin onder meer wordt bevestigd:
Verklaring DSFIR) van 17 juli 2023 waarin onder meer wordt bevestigd dat DSFIR op 17 juli 2023 167.321.557 aandelen hield in het geplaatste kapitaal van DSM;
notariële verklaring) waarin zij op basis van de door haar onderzochte documenten onder meer verklaart:
Royal Reesink)) heeft de Ondernemingskamer een aantal uitgangspunten geformuleerd die zij in acht zal nemen bij de beoordeling of aan de in artikel 2:359c lid 6 BW bedoelde acceptatiegraad is voldaan. Daarbij geldt dat in de berekening van de acceptatiegraad van het bod niet meetellen de aandelen die worden of werden gehouden door (rechts)personen die in een wezenlijk andere positie verkeren dan houders van aandelen die door acceptatie van het bod slechts hun belang in de doelvennootschap verkopen tegen de onder het bod geboden tegenprestatie. Als aandeelhouders die in een wezenlijk andere positie verkeren als hiervoor bedoeld worden in ieder geval aangemerkt:
share incentive plans).
share incentive plansvan DSM.
NIBC)) heeft de Hoge Raad overwogen dat de Ondernemingskamer vrij is om in redelijkheid de peildatum voor de vaststelling van de (billijke) prijs te bepalen. De Ondernemingskamer heeft in het Unit4-arrest (ECLI:NL:GHAMS:2015:2775 (
Unit4)) overwogen dat zij in uitkoopprocedures die volgen op een openbaar bod, bij het bepalen van de peildatum aansluiting zoekt bij het bod. Meer in het bijzonder hanteert zij in die gevallen als uitgangspunt dat de peildatum gelijk is aan de datum van de betaalbaarstelling onder het bod, mits de bieder dan ten minste 95% van het geplaatste kapitaal (en ten minste 95% van de stemrechten) van de doelvennootschap houdt. Niet kan worden gezegd, aldus de Hoge Raad, dat met de hantering van dit uitgangspunt de aandeelhouder in zijn algemeenheid niet een reële en redelijke vergoeding ontvangt voor zijn aandelen, die “
reasonably related” is aan hun waarde. Indien de omstandigheden van het geval in andere richting wijzen, kan dat evenwel aanleiding zijn bedoeld uitgangspunt los te laten. Voorts heeft de Ondernemingskamer betekenis toegekend aan de rechtszekerheid en hanteerbaarheid waartoe het in het Unit4-arrest gehanteerde uitgangspunt leidt. Aan het belang van de uit te kopen minderheidsaandeelhouder wordt in beginsel voldoende recht gedaan doordat hij vanaf de peildatum recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente over de (billijke) prijs tot aan de datum van overdracht, aldus nog steeds de Hoge Raad.
Grontmij)). De slotkoers van het aandeel DSFIR op 28 april 2023 was € 118, 76. De slotkoers van het aandeel DSFIR op 3 mei 2023 was € 116.
Draka) en ECLI:NL:GHAMS:2015:1530 (
Ziggo)) bij het bepalen van de peildatum heeft aangesloten bij het tijdstip waarop kon worden vastgesteld dat houders van ten minste 90% van de aandelen waarop het bod betrekking had het bod hebben aanvaard door aanmelding van hun aandelen, te weten de datum van het sluiten van de na-aanmeldingstermijn.
Unit4meer rechtdoet aan de ratio van het billijke prijsvermoeden van artikel 2:359c lid 6 BW en dat het aanknopen bij de datum van betaalbaarstelling onder het bod ertoe leidt dat alle aandeelhouders – zowel degenen die hun aandelen wel aanmelden als degenen die hun aandelen niet aanmelden – dezelfde prijs krijgen voor hun aandelen in DSM, namelijk de waarde van het aandeel DSFIR op de datum van betaalbaarstelling onder het bod.
Kamerstukken II2005-2006, 30 419, nr. 3, p. 49). De aandeelhouders van DSM die hun aandelen onder het bod hebben aangeboden zullen hun keuze hebben gemaakt op basis van een inschatting van de waarde van de aangeboden tegenprestatie, dat wil zeggen van de waarde van één aandeel DSFIR dat zij op de datum van betaalbaarstelling zullen ontvangen in ruil voor één aandeel DSM. Omdat het billijke prijsvermoeden is gebaseerd op de mate waarin het bod door de aandeelhouders is aanvaard, verdient het bovendien de voorkeur dat degenen die het bod hebben aanvaard en degenen die het bod niet hebben aanvaard in beginsel dezelfde prijs krijgen voor de door hen gehouden aandelen. Dat is in het geval van een ruilbod, waarbij zoals hier meer dan 90% van de aandelen waarop het bod betrekking heeft is aangeboden, de waarde van het aangeboden ruilaandeel op de datum van betaalbaarstelling onder het bod.
NIBC) geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat met de hantering van dit uitgangspunt de aandeelhouder in zijn algemeenheid niet een reële en redelijke vergoeding ontvangt voor zijn aandelen, die “
reasonably related” is aan hun waarde. De door Syquant c.s. genoemde arresten van de Ondernemingskamer inzake
Drakaen
Ziggozijn gewezen vóór het Unit4-arrest en het feit dat in die arresten wel is aangesloten bij de datum van sluiting van de
(na-)aanmeldingstermijn is in zoverre niet meer van belang.
Zoals de rente bij de prijs komt, komen de uitkeringen na de peildatum in mindering op de prijs, omdat in de prijs de rentabiliteitsverwachting op de aandelen tot uitdrukking is gekomen”(
Kamerstukken II1984-1985, 18 904, nrs. 1-3, p. 8). Wel geldt dat de verschuldigde dividendbelasting niet in mindering strekt op de hoogte van een door DSM betaalbaar gestelde dividenduitkering. Dividendbelasting is immers een directe belasting die wordt geheven
van de aandeelhouderdie gerechtigd is tot de opbrengst van de aandelen in DSM als een in Nederland gevestigde NV (vgl. artikel 1 lid 1 Wet op de dividendbelasting 1965). De omstandigheid dat de vennootschap ingevolge artikel 7 lid 2 Wet op de dividendbelasting 1965 heeft te gelden als
inhoudingsplichtige, maakt dit niet anders. Dit betekent dat de in artikel 2:359c lid 6 BW bedoelde uitkeringen zien op de bruto bedragen van eventuele dividenduitkeringen en dat – zoals in de praktijk ook te doen gebruikelijk is – het vervolgens aan de individuele aandeelhouders is om te bepalen of zij daarover wel of geen dividendbelasting verschuldigd zijn en, zo nee, deze zo mogelijk van de Belastingdienst terug te vragen. Daar komt overigens nog bij dat voor DSM of DSFIR niet inzichtelijk of controleerbaar is of en, zo ja, in hoeverre ieder van de grotendeels niet bij naam bekende resterende houders van aandelen DSM wel of niet aanspraak zal kunnen maken op een vrijstelling van dividendbelasting en of zij dat ook daadwerkelijk zullen doen. Van DSFIR kan niet gevergd worden dat zij in het kader van de betaling of de consignatie van de uitkoopprijs telkens per aandeelhouder vaststelt of en in hoeverre deze wel of geen aanspraak zal kunnen maken op een vrijstelling van de dividendbelasting.
lotsom