ECLI:NL:GHAMS:2024:1392
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgeschenken en bewijsvoering omtrent eigendom van sieraden in het kader van een beperkte gemeenschap
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de verdeling van gouden sieraden die als huwelijksgeschenk zijn gegeven aan de partijen, een vrouw en een man, in het kader van hun beperkte gemeenschap van goederen. De vrouw heeft in hoger beroep tegenbewijs geleverd tegen de stelling van de man dat de sieraden op de peildatum, 16 januari 2019, nog in de kluis aanwezig waren. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 23 maart 2021 vastgesteld dat de sieraden op het huwelijksfeest van 1 juli 2018 zijn geschonken en sindsdien tot de gemeenschap behoren. De vrouw heeft echter betoogd dat zij de sieraden op 27 juli 2018 uit de kluis heeft gehaald voor een vakantie naar Turkije, waar de man de sieraden wilde verkopen om schulden af te lossen.
Het hof heeft de vrouw toegelaten tot het leveren van tegenbewijs en zij heeft verschillende getuigen gehoord, waaronder haar zus en zwager, die bevestigden dat de vrouw de kluis had bezocht. De man heeft ook getuigen gehoord, maar het hof oordeelt dat de vrouw voldoende bewijs heeft geleverd dat de sieraden niet meer in de kluis waren op de peildatum. Het hof concludeert dat de man niet heeft kunnen aantonen dat de sieraden op de peildatum nog tot de gemeenschap behoorden, en wijst het verzoek van de man tot verdeling van de sieraden af. De kosten van de getuigenverhoren worden door de man zelf gedragen, en partijen dragen ieder hun eigen proceskosten. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en het hof wijst het verzoek van de man af.