Op 16 mei 2024 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van B.V. Vitesse. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vitesse heeft op 10 mei 2024 een verzoekschrift ingediend voor onmiddellijke voorzieningen. Dit verzoek volgde op ernstige zorgen over de bedrijfsvoering en de betrokkenheid van gesanctioneerde personen bij Vitesse, wat leidde tot het verlies van vertrouwen van belangrijke zakelijke partners zoals ING Bank en accountant BDO. De Ondernemingskamer heeft op 13 mei 2024 partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling, waarbij uitsluitend het verzoek tot onmiddellijke voorzieningen zou worden behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de situatie van Vitesse kritiek was, met een dreigend faillissement en een Whoa-procedure aan de gang.
De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan het beleid van Vitesse en heeft besloten om twee tijdelijke commissarissen te benoemen. Deze commissarissen zullen met onmiddellijke ingang aan de slag gaan, waarbij een van hen als voorzitter zal fungeren. De kosten van deze commissarissen komen voor rekening van Vitesse, die hiervoor zekerheid moet stellen. De Ondernemingskamer heeft ook bepaald dat het verzoek voor het overige op een later moment zal worden behandeld. De voorzitter heeft de zitting gesloten en het proces-verbaal van de uitspraak is opgemaakt.