ECLI:NL:GHAMS:2024:1318

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.317.298/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats in een ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, wilde de bestaande zorgregeling wijzigen naar een week-op-week-af regeling, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, de huidige regeling wilde handhaven. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de huidige zorgregeling niet als onrustig werd ervaren en de kinderen het belangrijk vonden om beide ouders te blijven zien. De bijzondere curator had in haar rapportage aangegeven dat de kinderen het fijn hebben bij beide ouders en dat er geen noodzaak was voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats, aangezien de kinderen feitelijk het merendeel van de week bij de moeder verblijven. Het hof heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd, die aangaf dat de ouders hulpverlening nodig hebben om hun communicatie te verbeteren en om de zorg voor de kinderen beter te kunnen organiseren. De ouders werden aangespoord om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.317.298/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/706209 / FA RK 21-5176
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Salouli te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] ), geboren [in] 2009 te [plaats A] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ), geboren [in] 2014 te [plaats A] ;
- [curator] (verder te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hierover is opgenomen in zijn tussenbeschikkingen van 21 november 2023 en 12 december 2023.
1.2
Het hof heeft bij voornoemde tussenbeschikking van 21 november 2023 partijen verzocht zich uit te laten over het voornemen van het hof om [curator] tot bijzondere curator te benoemen en heeft de beslissing in hoger beroep aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de bijzondere curator. Bij de hiervoor genoemde beschikking van 12 december 2023 is [curator] met ingang van de datum van die beschikking tot bijzondere curator benoemd. De bijzondere curator is verzocht schriftelijk verslag uit te brengen over de volgende vragen:
1. Welke verdeling van de zorg tussen de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en wat is nodig om die zorgregeling te realiseren?
2. Wat zijn de wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het contact met hun ouders?
3. Welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van [minderjarige 2] ?
4. Zijn er nog andere zaken die in dit kader voor het hof van belang kunnen zijn?
1.3
De bijzondere curator heeft op 11 maart 2024 haar rapportage toegestuurd aan het hof.
1.4
De voortgezette mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door R. Planting. Ook was een collega van de raadsvertegenwoordiger aanwezig.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof dient te beslissen op het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen en om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem te bepalen.
Het wettelijk kader
2.2
Ingevolge artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan, voor zover in deze zaak van belang, omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, (…);
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Het rapport van de bijzondere curator
2.3
De bijzondere curator heeft in haar rapport verslag gedaan van de gesprekken die zij met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , de moeder, de vader en de school van [minderjarige 1] heeft gevoerd. Zij heeft op grond daarvan de door het hof aan haar gestelde vragen als volgt beantwoord.
Over de wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het contact met de ouders meldt de bijzondere curator dat de kinderen aangeven veel last te hebben van de ontbrekende communicatie tussen de ouders en zij concludeert dat de kinderen de ouders niet willen teleurstellen. [minderjarige 2] spreekt duidelijk uit dat zij niet alleen wil zijn als de ouders moeten werken. Ook [minderjarige 1] zegt geregeld alleen thuis te zijn als zijn vader werkt tijdens de omgang, maar hij vindt dat niet bezwaarlijk. De bijzondere curator vindt het zaak dat de vader werk maakt van een oppas als hij zelf moet werken en dat hij de kinderen niet samen alleen in de woning moet laten. De kinderen moeten, als zij toch alleen worden gelaten, in ieder geval met de beide ouders kunnen bellen.
De bijzondere curator vindt het zorgelijk dat de vader de verklaring van de kinderen dat zij door hem alleen in de woning worden gelaten, ziet als beïnvloeding. De bijzondere curator heeft niet de indruk gekregen dat de kinderen zich lieten sturen in wat zij vertelden. [minderjarige 1] is graag bij de vader, maar reageert ontkennend op de vraag of hij vaker bij zijn vader wil zijn. Hij vindt een goede relatie met zijn moeder ook belangrijk. De beide kinderen vinden het heel belangrijk dat de ouders beschikbaar zijn voor hen.
De bijzondere curator zegt over de verdeling van de zorg tussen de ouders dat het vooralsnog goed lijkt de omgang niet te wijzigen. Zij wijst daarbij op het voorstel van de moeder om de kinderen eens per maand eerder bij zich te nemen, zodat de vader kan werken of een dag voor zichzelf heeft. Daarbij noemt de bijzondere curator dat de vader ervoor kan kiezen deze verloren tijd te compenseren door een doordeweekse dag voor zijn rekening te nemen, met een overnachting.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats ziet de bijzondere curator voor de kinderen geen meerwaarde in een wijziging daarvan.
In antwoord op de vraag of er nog andere zaken zijn die in dit kader van belang kunnen zijn, heeft de bijzondere curator aangegeven dat zij bezorgd is over de voortdurende strijd tussen de ouders waar de kinderen flink last van zeggen te hebben. De ouders moeten gaan meewerken aan de voorgestelde hulp. Verder maakt de bijzondere curator zich zorgen over de passieve houding van [minderjarige 1] . Zij heeft hierover contact gehad met de school van [minderjarige 1] , die de passiviteit van [minderjarige 1] en zijn kwetsbaarheid daarin herkent. [minderjarige 1] zegt zeer graag en veelvuldig te gamen. De bijzondere curator vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] meer bezigheden buitenshuis krijgt en het lijkt haar goed dat dit in het hulpaanbod wordt meegenomen en dat de ouders werk maken van zijn vrijetijdsbesteding.
De conclusie en aanbeveling van de bijzondere curator is dat de huidige situatie wordt gehandhaafd, met de optie voor de vader om gebruik te maken van het voorstel van de moeder om eens per vier weken een deel van het weekend voor haar rekening te nemen.
De standpunten van de ouders
2.4
De vader stelt zich onverkort op het standpunt dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden. Het advies van de bijzondere curator komt niet overeen met hetgeen de vader wil voor de kinderen en met hetgeen de kinderen zelf willen, namelijk een week-op-week-af-regeling. De huidige zorgregeling is te onrustig voor de kinderen omdat deze te veel wisselmomenten bevat. Verder heeft de vader het gevoel dat de kinderen tegen de bijzondere curator dingen hebben gezegd die ze van de moeder moesten zeggen. Dit geeft aan dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten.
2.5
De moeder blijft bij haar standpunt dat de bestreden beschikking bekrachtigd moet worden. De moeder vindt het fijn dat de kinderen hebben kunnen spreken met de bijzondere curator en dat zij eerlijk hebben kunnen zijn. De kinderen hebben hun eigen mening geuit. Het is niet waar dat de moeder de kinderen heeft geïnstrueerd voor het gesprek met de bijzondere curator.
Het advies van de raad
2.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om aan te sluiten bij het advies van de bijzondere curator. De raad heeft meerdere keren met de ouders gesproken tijdens de procedure in hoger beroep en ziet dat het de ouders niet lukt om samen de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en om de zorg vorm te geven op een manier die bij de kinderen past. De kinderen zitten klem tussen de ouders. Zij worden geconfronteerd met conflicten en emoties tussen de ouders, waardoor zij zich onvoldoende vrij voelen om over hun eigen wensen en gedachten te kunnen praten. De kinderen zouden zich op deze leeftijd met zichzelf bezig moeten houden, met school, vriendjes, met sociale groepen en sport, kortom met de voor hen belangrijke ontwikkelingstaken. Ter zitting in hoger beroep ziet de raad dat de ouders zich onvoldoende kunnen verplaatsen in de positie van de kinderen en maar beperkt beschikbaar zijn voor de kinderen. Werk en financiën worden door beide ouders aangevoerd als beperkende factoren voor de zorgregeling, terwijl de behoeften van de kinderen leidend zouden moeten zijn. De ouders dienen werk en privé op elkaar af te stemmen, zodat hierin een balans kan worden gevonden. De raad vindt hulpverlening nodig en doet een dringend beroep op de ouders om zich te melden bij het wijkteam. Mogelijk zouden ook de kinderen hulp kunnen gebruiken om te kunnen omgaan met ouders die niet goed kunnen samenwerken, aldus de raad.
De raad acht een raadsonderzoek op dit moment niet noodzakelijk omdat geen sprake lijkt te zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
De beoordeling door het hof
De zorgregeling
2.7
De ouders zijn ten tijde van de echtscheiding een ouderschapsplan overeengekomen waarin zij afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling. Deze regeling komt in grote lijnen erop neer dat de kinderen op schooldagen bij de moeder en in het weekend bij de vader verblijven. Aan het hof ligt ter beoordeling voor of de huidige zorgregeling gewijzigd moet worden in een zgn. week-op-week-afregeling, zoals verzocht door de vader. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
2.8
In de gesprekken met de bijzondere curator hebben de kinderen aangegeven dat zij het fijn hebben bij beide ouders en dat zij het belangrijk vinden om beide ouders te blijven zien. De kinderen willen graag dat de zorgregeling voor hen beiden hetzelfde is. [minderjarige 1] heeft over de huidige zorgregeling gezegd dat hij vindt dat er te veel wisselingen zijn en hij daarom liever een week-op-week-af-regeling zou willen, maar hij heeft ook gezegd dat hij niet vaker naar zijn vader hoeft. [minderjarige 2] heeft in het gesprek met de bijzondere curator aangegeven dat zij liever geen week-op-week-af-regeling wil. Wel zou [minderjarige 2] het fijn vinden om af en toe een weekend bij de moeder te zijn.
De bijzondere curator vindt het zorgelijk dat de vader de verklaringen van de kinderen in twijfel lijkt te trekken. Ook is zij van mening dat voorzichtig moet worden omgegaan met (te veel) veranderingen in het contact tussen de kinderen en de ouders. Bovendien is het wenselijk om de zorgregeling gelijk te houden voor beide kinderen. De bijzondere curator heeft daarom geadviseerd de huidige zorgregeling vooralsnog te laten zoals die nu is, waarbij de ouders wel de mogelijkheid hebben om in de weekenden dat de moeder niet (volledig) werkt te schuiven met dagen, om zodoende de vader tijd voor zichzelf te gunnen.
2.9
Het hof is het met de bijzondere curator en de raad – die zich ter zitting in hoger beroep achter het advies van de bijzondere curator heeft geschaard – eens dat de huidige zorgregeling ongewijzigd dient te blijven. Het hof onderschrijft, net als de vader, het belang van zo min mogelijk wisselmomenten, maar constateert ook dat de huidige zorgregeling niet zodanig onrustig is dat deze gewijzigd dient te worden. De wisselmomenten zijn ook niet zo veelvuldig dat alleen daarom al een wijziging van de zorgregeling noodzakelijk zou zijn. Hoewel [minderjarige 1] in het gesprek met de bijzondere curator heeft aangegeven dat hij de huidige zorgregeling te druk vindt, is onvoldoende komen vast te staan dat de kinderen op dit moment lijden onder de zorgregeling. Bovendien heeft [minderjarige 2] aangegeven dat zij geen week-op-week-af-regeling wil en geven beide kinderen aan dezelfde regeling te willen. Het hof acht het ook niet in het belang van de kinderen dat er voor ieder van hen een afzonderlijke zorgregeling wordt vastgesteld.
2.1
Gezien het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen. Dit betekent dat de afspraken in het ouderschapsplan tussen de ouders blijven gelden. In het ouderschapsplan is opgenomen dat de ouders in onderling overleg kunnen beslissen dat de kinderen een weekend bij de moeder zullen zijn indien het de moeder lukt een weekend vrij te krijgen. In de praktijk blijkt dat de kinderen de weekenden vooral bij de vader doorbrengen. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het fijn zou vinden om af en toe een weekend voor zichzelf te hebben. Het hof heeft begrip voor deze wens van de vader en benadrukt dan ook dat de moeder zich aan de gemaakte afspraak dient te houden. Van de moeder mag verwacht worden dat zij haar werk zodanig inricht dat zij af en toe een weekend voor de kinderen kan zorgen. Vervolgens dient de moeder tijdig aan de vader te laten weten welk weekend de kinderen bij haar kunnen zijn. Het hof gaat ervan uit dat partijen hiervoor een regeling zullen treffen, mede in aanmerking genomen dat de moeder ter zitting heeft aangegeven dat het moet lukken om af en toe een weekend vrij te zijn.
2.11
Het hof benadrukt dat het niet wenselijk is dat de kinderen alleen thuis worden gelaten. Mocht het toch een keer voorkomen dat de kinderen (een korte periode) alleen thuis zijn, dan geeft het hof de ouders mee dat de kinderen in dat geval naar de andere ouder toe moeten kunnen gaan. De ouders wonen op loopafstand van elkaar. De kinderen zullen, als zij alleen thuis zijn (gelaten) en zij in dat geval naar de andere ouder willen gaan, deze ouder moeten kunnen bereiken om te zien of dat mogelijk is. Daarom is het van groot belang dat de kinderen (telefonisch) contact kunnen opnemen met beide ouders. Eventuele belemmeringen, zoals een gebrek aan beltegoed of geblokkeerde contacten, dienen dan ook door de ouders verholpen te worden.
2.12
Tot slot onderschrijft het hof het dringende advies van de raad aan de ouders om hulpverlening te zoeken via het wijkteam om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De ouders zouden moeten leren naar zichzelf te kijken en nagaan wat zij in positieve zin kunnen bijdragen aan de verbetering van hun onderlinge samenwerking als ouders, zonder met de beschuldigende vinger naar elkaar te blijven wijzen. De ouders zouden vervolgens (in samenspraak met de hulpverlening) wijzigingen kunnen aanbrengen in de zorgregeling, als dat voor hen beiden beter uitkomt en het belang van de kinderen niet schaadt.
Zoals de raad naar voren heeft gebracht zou naast hulpverlening voor de ouders, het ook wenselijk kunnen zijn om individuele hulpverlening voor de kinderen in te zetten. Ook zou het voor de kinderen fijn kunnen zijn om een vertrouwenspersoon te hebben met wie zij kunnen praten.
De hoofdverblijfplaats
2.13
Aan het hof ligt tevens de vraag voor of de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] moet worden gewijzigd. Het hof overweegt daarover het volgende. Omdat de zorgregeling ongewijzigd blijft, verblijven beide kinderen van maandag tot vrijdagmiddag bij de moeder en in de weekenden bij de vader. Zij verblijven dus feitelijk het merendeel van de week bij de moeder. De bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is dan ook het meest passend, omdat hiermee de juridische situatie in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Bovendien ziet het hof (net zoals de bijzondere curator) voor de kinderen geen meerwaarde in een wijziging van de hoofdverblijfplaats. Het hof zal dan ook het verzoek van de vader tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem afwijzen en de beschikking van de rechtbank ook op dit punt bekrachtigen.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
ontslaat [curator] van haar taak als bijzondere curator in deze zaak;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. M.C. Schenkeveld en mr. J.F. Miedema in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 14 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.