ECLI:NL:GHAMS:2024:1314
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsbescherming
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft op 1 september 2023 de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar. De moeder van de kinderen is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Zij stelt dat de ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft en niet in het belang van de kinderen is. De Raad voor de Kinderbescherming steunt de beslissing van de kinderrechter en heeft een verweerschrift ingediend.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 zijn de moeder, haar advocaten, de vertegenwoordiger van de Raad en de gezinsvoogd aanwezig. De moeder betoogt dat de kinderen geen ondertoezichtstelling willen en dat de situatie met hun vader niet belastend is. De Raad daarentegen stelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om het negatieve beeld dat de kinderen van hun vader hebben te nuanceren. De gezinsvoogd heeft zorgen over de opvoedingsstijl van de moeder en de weerbaarheid van de kinderen.
Het hof overweegt dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om hen te helpen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van opvoedondersteuning voor de moeder. De beslissing van het hof is dat de ondertoezichtstelling in stand blijft, met als doel de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen.