ECLI:NL:GHAMS:2024:1279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
200.324.502/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over onderzoeksbudget in enquêteprocedure van ADS Securities LLC tegen Sequa Petroleum N.V.

In deze beschikking van 2 mei 2024 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam zich gebogen over een verzoek van ADS Securities LLC (verzoekster) tegen Sequa Petroleum N.V. (verweerster) met betrekking tot de begroting van de kosten van een onderzoek dat is bevolen in het kader van een enquêteprocedure. De Ondernemingskamer had eerder, op 13 en 20 juli 2023, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Sequa over de periode van 26 februari 2020 tot 1 juni 2023. Drs. J.M. Leopold werd benoemd als commissaris met beslissende stem en mr. R.J.W. Analbers als onderzoeker.

De onderzoeker heeft op 9 april 2024 een plan van aanpak en begroting van de onderzoekskosten van € 75.000 exclusief btw ingediend. De advocaat van ADS heeft geen opmerkingen gemaakt over deze begroting, terwijl de advocaat van Sequa deze als niet passend heeft bestempeld. Sequa heeft aangevoerd dat zij niet over de financiële middelen beschikt om het verschil tussen het reeds betaalde voorschot van € 40.000 en de begrote kosten te betalen.

De Ondernemingskamer heeft de bezwaren van Sequa tegen de begroting van de onderzoekskosten ongegrond verklaard. Zij oordeelt dat het aan de onderzoeker is om te bepalen of een uitgebreid onderzoek noodzakelijk is. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat het bedrag van € 75.000 voor het onderzoek niet onredelijk is en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.324.502/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 2 mei 2024
inzake
de besloten vennootschap naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten
ADS SECURITIES LLC,
statutair gevestigd te Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. V.R. Vroomen
mr. B. Kemp, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap
SEQUA PETROLEUM N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. W.M. Smelt, mr. S.V. Stephensonen
mr. J. van Hemel, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[A],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.M. Leeuwenburgh,kantoorhoudende te Rotterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als ADS;
  • verweerster als Sequa.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 13 juli 2023 en 20 juli 2023 in deze zaak.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Sequa over de periode vanaf 26 februari 2020 tot 1 juni 2023, drs. J.M. Leopold benoemd tot commissaris van Sequa met beslissende stem en mr. R.J.W. Analbers (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten.
1.1
De onderzoeker heeft bij e-mail van 9 april 2024 een plan van aanpak met een begroting van de onderzoekskosten en een onderzoeksprotocol aan de Ondernemingskamer toegezonden.
1.2
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft de advocaten van partijen bij e-mail van 10 april 2024 in de gelegenheid gesteld zich desgewenst uit te laten over de begroting van de kosten.
1.3
Bij e-mail van 17 april 2024 heeft de advocaat van ADS de Ondernemingskamer bericht geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de begroting van de kosten. De advocaat van Sequa heeft bij e-mail van eveneens 17 april 2024 de Ondernemingskamer bericht dat Sequa de kostenbegroting niet passend vindt, gelet op de mate waarin Sequa in haar processtukken en tijdens de mondelinge behandeling van het enquêteverzoek al in detail opening van zaken heeft gegeven ten aanzien van de onderwerpen waarover ADS in deze procedure haar bezwaren heeft geuit. De Ondernemingskamer heeft ondanks die opening van zaken ten aanzien van bepaalde onderwerpen geoordeeld dat de gegeven toelichting vragen heeft doen rijzen. Die vragen zijn volgens Sequa van dien aard dat die zonder een uitgebreid onderzoek kunnen worden beantwoord. Verder stelt Sequa dat zij op dit moment niet over de financiële middelen beschikt om het verschil tussen het reeds betaalde voorschot van € 40.000 en de begrote kosten van het onderzoek te betalen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoeker heeft het aantal uren dat het onderzoek in beslag zal nemen begroot en opgave gedaan van zijn uurtarief en dat van de door hem in te schakelen hulppersonen. De onderzoeker heeft de totale kosten van het onderzoek begroot op € 75.000 exclusief btw.
2.2
De Ondernemingskamer ziet in de bezwaren van Sequa geen aanleiding om het onderzoeksbudget op een lager bedrag vast te stellen dan door de onderzoeker is begroot. Het is aan de onderzoeker om te beoordelen of een uitgebreid onderzoek noodzakelijk is of dat met een beperkter onderzoek kan worden volstaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is voorshands onvoldoende aannemelijk dat Sequa niet in staat zal zijn de kosten van het onderzoek te betalen; zij roept verder in herinnering dat in haar beschikking van 13 juli 2023 is bepaald dat Sequa voor de betaling van de onderzoekskosten ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn werkzaamheden zekerheid moet stellen. Nu de begroting van de te besteden tijd en de daaraan verbonden kosten de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voorkomen, zal de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vaststellen op € 75.000 exclusief btw.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 75.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C. Meijer, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en prof. dr. A.J.C.C.M. Loonen en drs. V.G. Moolenaar, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.