ECLI:NL:GHAMS:2024:1257

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
200.332.475/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een omgangszaak met een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2024 een beschikking gegeven in hoger beroep betreffende de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en [X], de andere ouder, zijn in geschil over de omgangsregeling. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een bijzondere curator, terwijl [X] deze benoeming steunt. Het hof heeft eerder op 26 maart 2024 aangegeven dat het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen, gezien de communicatieproblemen tussen de ouders. De moeder heeft in haar brief van 9 april 2024 betoogd dat de benoeming van een bijzondere curator niet zal bijdragen aan het oplossen van de problemen, terwijl [X] in haar brief van 10 april 2024 juist de noodzaak van de benoeming onderstreept. Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat de benoeming van een bijzondere curator in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, en heeft [curator] benoemd. De bijzondere curator moet onderzoek doen naar de wensen en belangen van de minderjarige en verslag uitbrengen aan het hof. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 11 augustus 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.475/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/734041 / JE RK 23-312
Beschikking van de meervoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.P. van Rossen te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats] ,
gevestigd te [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [jeugdbescherming] .
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- [X] (hierna te noemen: [X] ), advocaat: mr. S.N. Texel te Amsterdam ;
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de tussenbeschikking van het hof van 26 maart 2024. Bij deze beschikking heeft het hof medegedeeld dat, alvorens een beslissing te nemen over de omgangsregeling tussen [X] en [minderjarige] , het hof een bijzondere curator voor [minderjarige] wil benoemen. Partijen zijn tot uiterlijk 9 april 2024 in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de persoon van de voorgestelde bijzondere curator, [curator] (hierna te noemen: [curator] ).
1.2
Daarna zijn bij het hof de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de moeder van 9 april 2024, met bijlage;
- een bericht van [X] van 10 april 2024, met bijlage.

2.De motivering van de beslissing

De standpunten van de betrokkenen
2.1
De moeder stelt in haar brief van 9 april 2024 ten aanzien van de benoeming van een bijzondere curator het volgende. De moeder en [X] verschillen uitsluitend over twee onderdelen van de omgangsregeling van mening, namelijk het tijdstip en de duur. Die onderdelen van het geschil zijn van onvoldoende belang om benoeming van een bijzondere curator te rechtvaardigen. Ook lost de benoeming van een bijzondere curator het probleem dat ten grondslag ligt aan de omgangsregeling niet op. Dat probleem is de communicatie tussen moeder en [X] . Bovendien leidt de benoeming van een bijzondere curator, naast de drie reeds betrokken instanties, tot nog een extra professionele begeleider. Dit zal effect hebben op [minderjarige] , zeker omdat hij is gediagnosticeerd als neurodivergent. Verder vindt [minderjarige] het spannend om op gesprek te komen bij de rechter en daarom heeft de moeder het hof tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 geïnformeerd over de wensen van [minderjarige] . Benoeming van een bijzondere curator zal het hof dan ook geen nadere informatie opleveren. Ook behartigt de moeder op dit moment de belangen van [minderjarige] adequaat en daarover zijn geen tekortkoningen aangedragen. De moeder verzoekt het hof dan ook af te zien van het voornemen een bijzondere curator te benoemen. Indien het hof zou overgaan tot benoeming van een bijzondere curator verzoekt de moeder het hof aan die benoeming een voldoende concrete taakomschrijving toe te voegen, die (uitsluitend) ziet op de omgangsregeling.
2.2
[X] sluit zich in haar brief van 10 april 2024 aan bij het voornemen van het hof om [curator] als bijzondere curator te benoemen. Als redenen hiervoor voert zij aan dat door middel van een bijzondere curator kan worden aangehoord en vastgesteld wat de mening en wensen van [minderjarige] zijn. Het benoemen van een bijzondere curator kan de vicieuze cirkel en muur van de moeder doorbreken, waardoor niet langer de moeder, maar de bijzondere curator de belangen van [minderjarige] zal vertegenwoordigen. Door het onderzoek van de bijzondere curator kan het hof bepalen of de door de kinderrechter vastgestelde omgangsregeling in het belang van [minderjarige] en [X] is, en vaststellen wat ervoor nodig is om de omgangsregeling te realiseren. Hierbij heeft het de voorkeur van [X] dat de moeder geen ‘faciliterende rol’ bij de omgangsregeling heeft.
De beoordeling van het hof
2.3
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen, om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
2.4
Het hof overweegt als volgt. In de beschikking van 26 maart 2024 heeft het hof reeds gemotiveerd waarom het hof benoeming van een bijzondere curator in het belang van [minderjarige] noodzakelijk acht. [X] heeft tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 en bij brief van 10 april 2024 aangegeven achter de benoeming van een bijzondere curator te staan. Uit de brief van 9 april 2024 blijkt dat de moeder bezwaar heeft tegen het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige] , maar uit de brief blijken geen inhoudelijke bezwaren tegen [curator] als persoon. Het hof zal dan ook overgaan tot benoeming van [curator] als bijzondere curator voor [minderjarige] .
2.5
[curator] wordt verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
- Hoe is de relatie van [minderjarige] met de moeder en met [X] ?
- Zijn er factoren vanuit [minderjarige] die het contact met [X] belemmeren? Zo ja, welke zijn dat , zijn deze belemmeringen op te heffen, en hoe en op welke termijn zou dat kunnen gebeuren?
- Zijn er factoren gelegen buiten [minderjarige] die het contact met [X] belemmeren? Zo ja, welke zijn dat, zijn deze belemmeringen op te heffen, en zo ja op welke wijze en op welke termijn? Zijn er gezinspatronen die hierop van invloed zijn?
- Wat zijn de wensen van [minderjarige] ten aanzien van de omgangsregeling met [X] , zowel qua vorm als frequentie? Komen de wensen van [minderjarige] overeen met wat in zijn belang is?
- Indien u vastlegging van een omgangsregeling tussen [X] en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] acht: welke omgangsregeling acht u qua vorm en frequentie in zijn belang?
- Welke andere bevindingen volgen uit het onderzoek die relevant zijn voor de te nemen beslissing ten aanzien van de omgangsregeling?
2.6
Voor de beantwoording van de in 2.5 genoemde vragen acht het hof het van belang dat [curator] één of meer gesprekken met [minderjarige] voert, buiten aanwezigheid van de moeder. Voorts staat het [curator] vrij op eigen initiatief een gesprek met de moeder, [X] of derden te voeren als wordt ingeschat dat deze belangrijke informatie kunnen verschaffen. Teneinde [curator] in de gelegenheid te stellen op korte termijn van de zaak kennis te nemen, zal de griffie van het hof een afschrift van de processtukken aan haar ter beschikking stellen.
2.7
Het hof verzoekt [curator] de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curator ex artikel 1:250 BW in acht te nemen. Voorts wijst het hof partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door [curator] te geven instructies gevolg te geven. Partijen dienen daarbij ook hun medewerking te verlenen aan het verkrijgen van alle door [curator] relevant geachte informatie. Het hof zal bepalen dat (de advocaten van) partijen [curator] van adres-, email- en telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig mogelijk afspraken gemaakt kunnen worden.
2.8
[curator] wordt verzocht binnen drie maanden na heden aan het hof schriftelijk verslag uit te brengen naar aanleiding van de in 2.5 genoemde vragen. Het hof zal voorts bepalen dat de advocaten van partijen hun verhinderdata voor de maanden medio augustus, september en oktober 2024 doorgeven aan het hof, zodat op voorhand een zittingsdatum kan worden bepaald om het verslag van [curator] te bespreken. In afwachting van het verslag wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
2.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
benoemt, alvorens verder te beslissen, met ingang van heden tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over de minderjarige [minderjarige] :
[curator]
[adres]
verzoekt [curator] verslag uit te brengen ten aanzien van de vragen zoals onder 2.5 opgenomen;
bepaalt dat (de advocaten van) partijen per ommegaande adressen, email- en telefoongegevens van partijen aan [curator] ter kennis brengen;
verzoekt de advocaten van partijen uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking hun verhinderdata aan het hof door te geven voor de periode medio augustus tot en met oktober 2024, waarna het hof een datum zal bepalen waarop de mondelinge behandeling van de zaak zal worden voortgezet;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. J.F. Miedema, met wie [curator] , indien daartoe aanleiding is, omtrent het verloop en de voortgang van het onderzoek contact kan opnemen;
bepaalt dat de griffier van het hof binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afschrift van deze beschikking en het procesdossier aan [curator] zal toezenden;
verzoekt [curator] het verslag uiterlijk één week voor de hierna te noemen pro forma datum aan het hof en aan partijen toe te sturen, met vermelding van zaaknummer 200.332.475/01;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot zondag 11 augustus 2024;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F. Miedema, M.T. Hoogland en T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 7 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.